Twee magneten klitten
Mijn ontgoocheling in het vroege vertrek van Erik geeft Lieve voldoening.
“Ik had je gewaarschuwd,” zegt ze.
Bullshit Lieve. Hij doet het niet voor jou maar voor de kinderen.
“Probeer jezelf maar niet wijs te maken dat hij het voor de kinderen doet.”
Hij heeft nooit van jou gehouden.
“Of dat hij niet van me houdt.”
“Nee, nee!”
“Je zou jezelf er nodeloos pijn mee doen.”
“Genoeg gerust?” De korte pauze op onze eerste volwaardige wandeling heeft voor mij lang genoeg geduurd.
Ik moet haar overeind trekken. Zo onbeholpen en stijf is ze. Ze hijst haar trainingsbroek op zodat die weer netjes onder het roze vest in komt te zitten. Een nodeloze ingreep. Na enkele meters stappen, hangt de taille van haar broek weer op haar heupen en is de tailleband van het vest omhoog gekropen. Het ontbloot haar witte huid en de scherpe contouren van haar bekken. Er zit geen grammetje vet. Natuurlijk niet, love-handles hebben bij haar geen enkel nut.
Wat ziet Erik toch in haar? Wat boeit hem aan Lieve zodanig dat hij het kan opbrengen om voor haar te blijven kiezen?
Wanneer ik 's avonds in het bijzijn van Inne deze bedenking herhaal, maakt zij de terechte opmerking: ”mam, je bent jaloers."
Het schemert al. Binnen een uur verwacht Erik me. In deze toestand kan ik niet naar hem toe. Mijn jaloersheid zou slechts aanleiding geven tot een korzelig gesprek en nog slechtere seks.
Wegblijven brengt me echter niet dichter bij een antwoord op de vraag of hij zoals Lieve beweert, echt van haar houdt.
De invallende duisternis vervormt voorwerpen tot nieuwe objecten en de muur van gedachten waar ik al de hele dag loop tegen aan te knallen, valt plots uiteen.
Waar maak ik me druk over? Misschien is Erik geen echtbreker, zoals Lieve beweert. Misschien zal hij voor haar blijven zorgen, de vrouw aan wie hij in goede en slechte dagen trouw heeft beloofd. Zo zit Erik nu eenmaal in elkaar. Maar ‘zorgen voor’ is iets totaal anders dan ‘houden van’. Om te zorgen heb je niet noodzakelijk je hart nodig. Houden van, doe je met je hart.
In kamer 314 zit Erik aangekleed in de zetel. Hij knoopt zijn veters. In de asbak op het tafeltje brandt een sigaret.
“Ik had je niet meer verwacht.”
De jongensglimlach waarmee hij me aankijkt doet alles in me smelten.
Ik neem een trek van zijn sigaret en buk me. In één ruk zijn zijn veters los. Hij schopt zijn sneakers uit en volgt me naar bed.
Ik wil betere seks dan gisteren.
Er voltrekt zich geen mirakel.
Althans niet voor mij. Erik daarentegen schept voldoening uit een verkorte versie van gisterennacht . Ik wil mezelf graag wijsmaken dat het mijn leeftijd is die mij remt. Maar waarom lukt het wel bij Jan?
Achteraf biedt Erik me een sigaret aan. We kruipen tegen elkaar aan. Naakt.
Dit is zalig. Twee magneten klitten. Herkenning. Rust. Vrede.
“Ik had je gewaarschuwd,” zegt ze.
Bullshit Lieve. Hij doet het niet voor jou maar voor de kinderen.
“Probeer jezelf maar niet wijs te maken dat hij het voor de kinderen doet.”
Hij heeft nooit van jou gehouden.
“Of dat hij niet van me houdt.”
“Nee, nee!”
“Je zou jezelf er nodeloos pijn mee doen.”
“Genoeg gerust?” De korte pauze op onze eerste volwaardige wandeling heeft voor mij lang genoeg geduurd.
Ik moet haar overeind trekken. Zo onbeholpen en stijf is ze. Ze hijst haar trainingsbroek op zodat die weer netjes onder het roze vest in komt te zitten. Een nodeloze ingreep. Na enkele meters stappen, hangt de taille van haar broek weer op haar heupen en is de tailleband van het vest omhoog gekropen. Het ontbloot haar witte huid en de scherpe contouren van haar bekken. Er zit geen grammetje vet. Natuurlijk niet, love-handles hebben bij haar geen enkel nut.
Wat ziet Erik toch in haar? Wat boeit hem aan Lieve zodanig dat hij het kan opbrengen om voor haar te blijven kiezen?
Wanneer ik 's avonds in het bijzijn van Inne deze bedenking herhaal, maakt zij de terechte opmerking: ”mam, je bent jaloers."
Het schemert al. Binnen een uur verwacht Erik me. In deze toestand kan ik niet naar hem toe. Mijn jaloersheid zou slechts aanleiding geven tot een korzelig gesprek en nog slechtere seks.
Wegblijven brengt me echter niet dichter bij een antwoord op de vraag of hij zoals Lieve beweert, echt van haar houdt.
De invallende duisternis vervormt voorwerpen tot nieuwe objecten en de muur van gedachten waar ik al de hele dag loop tegen aan te knallen, valt plots uiteen.
Waar maak ik me druk over? Misschien is Erik geen echtbreker, zoals Lieve beweert. Misschien zal hij voor haar blijven zorgen, de vrouw aan wie hij in goede en slechte dagen trouw heeft beloofd. Zo zit Erik nu eenmaal in elkaar. Maar ‘zorgen voor’ is iets totaal anders dan ‘houden van’. Om te zorgen heb je niet noodzakelijk je hart nodig. Houden van, doe je met je hart.
In kamer 314 zit Erik aangekleed in de zetel. Hij knoopt zijn veters. In de asbak op het tafeltje brandt een sigaret.
“Ik had je niet meer verwacht.”
De jongensglimlach waarmee hij me aankijkt doet alles in me smelten.
Ik neem een trek van zijn sigaret en buk me. In één ruk zijn zijn veters los. Hij schopt zijn sneakers uit en volgt me naar bed.
Ik wil betere seks dan gisteren.
Er voltrekt zich geen mirakel.
Althans niet voor mij. Erik daarentegen schept voldoening uit een verkorte versie van gisterennacht . Ik wil mezelf graag wijsmaken dat het mijn leeftijd is die mij remt. Maar waarom lukt het wel bij Jan?
Achteraf biedt Erik me een sigaret aan. We kruipen tegen elkaar aan. Naakt.
Dit is zalig. Twee magneten klitten. Herkenning. Rust. Vrede.
Starend naar de deur verschijnt de deur van Eriks jongenskamer voor mijn geest. De deur waar zolang ik het mij herinner steeds dezelfde poster heeft gehangen. Jimmy Hendrikx. Onze held waaraan wij ons spiegelden. Wij wilden in zijn voetsporen treden. Iedere grens was er om afgetast en overschreden te worden. Niets was onmogelijk.
Nu, zijn we ons bewust van onze vergankelijkheid. Grenzen overschrijden is een nutteloze overdaad geworden.
“Herinner jij het je nog,” vraag ik.
“Wat”?
“Onze hallucinatie bij die poster van Jimmy Hendrikx die dag toen we geblowd hadden.”
“Jimmy Hendrikx die plots tot leven komt. En het gewoon de deur is die opendraait wanneer mijn moeder binnen komt?”
“Ja.”
“Mm, het ruikt hier heerlijk. Hebben jullie een wierookstokje aangestoken?”
“Dan pas ziet ze ons roken op jouw bed. Verdorie Erik, ik heb je al zo vaak gevraagd om niet op je kamer te roken. Straks steek je het huis in brand.”
“Ja ma.”
“En weg is ze.”
“Wij zijn helemaal niet zo naïef als onze ouders,” zegt hij.
“Misschien is het naïef om te denken dat wij niet zo naïef zijn of dat zij zo naïef waren. Soms vermoed ik dat Inne met ongeoorloofde zaken bezig is maar schenk ik er eenvoudig geen aandacht aan omdat het teveel energie vraagt en ik geen oplossing ken.”
“Zodat zij ongehinderd haar gang blijft gaan.”
“Ik probeer me geen zorgen te maken. Met ons is het toch ook goed gekomen.”
“Met jou wel, met mij ook. Maar niet met ons.”
Vertel het hem. Nu.
Ik vlei me tegen hem aan. Mijn hand streelt zijn ‘molletje’.
Hij kust mijn kruin en streelt mijn borstjes. De grondeling ontwaakt in mijn lichaam.
“Ik zou willen dat hier nooit een eind aan kwam," zucht hij.
Waarom zou ik dit stuk slaan? Ik wil van ieder moment samen genieten. Ook al zijn het slechts de kruimels van de taart.
Angst, eer en eigenbelang hebben al heel wat oorlogen uitgelokt. Er valt dus nog heel wat strijd te verwachten.
Nu nog niet. Laat me nu nog even het idee dat alles weer goed komt tussen ons.
Om zes uur kost het Erik moeite om zich van me los te maken.
“Kunnen we niet doen alsof Lieve niet bestaat, alsof wij al vijfentwintig jaar lief en leed delen. Ik heb toch lang genoeg voor mijn misstap geboet. Vijfentwintig jaar samen leven met iemand waarvan je eerst denkt wel te kunnen houden, daarna voelt hoe moeilijk dat is en kort nadien beseft er nooit in te zullen slagen omdat je maar van één iemand houdt die er niet is.”
“Zou je met mij ook leed willen delen?” vraag ik.
“Wat ik met haar kan, lukt me bij jou zeker. Hoewel, welk leed valt er met jou te delen?”
“Ik ben niet meer wie ik vroeger was, Erik.”
“Vertel me over jou. Wie je geworden bent.”
“Neen.”
“Waarom niet?”
“Ik heb liever dat je denkt me te kennen zoals ik me aan jou voordoe dan dat je werkelijk weet wie ik geworden ben.”
“Maar jij weet alles over mij en ik niets over jou.”
“Jij bent getrouwd met Lieve en hebt twee kinderen, een dochter en een zoon. Dat is niet ‘kennen’ Erik, dat is informatie.”
“Wil je meer weten?”
Misschien stoot het mij af, vind ik hem walgelijk. Maar wat als het me nieuwsgierig maakt en ik meer weten wil?
“Toen ik jou hier terug ontmoette, had ik maar één doel voor ogen, jou voor me terug winnen. Nu weet ik het allemaal niet meer.”
“Twijfel je omdat er iemand anders in je leven is?”
“Wie? Jan? Jan is beschikbaar wanneer ik hem nodig heb. Meer is er niet.”
“Je gebruikt hem.”
Ik schrik. Erik heeft gelijk. Het is precies zoals ik het verwoord heb, Jan is beschikbaar wanneer ik hem nodig heb.
“Jan is wijs. Slim genoeg om op te stappen indien dat zo is.”
“Tenzij hij aan jou verslaafd is geraakt zoals ik aan jou.”
“Hoe bedoel je?”
“Ik ben jou nooit kwijtgeraakt. Jij zit in elke vezel van mijn lichaam. Wanneer ik adem, adem ik jou.”
“Blij dat te horen. Ik dacht dat die straf enkel mij toebedeeld was.”
“Is het dan niet overduidelijk? Wij mogen deze tweede kans niet verloren laten gaan.”
“Erik, ik ben niet meer wie ik was en jij bent niet meer wie jij was. Punt.”
“Liefste Angie luister. Ook al ben jij nog zo bekakt egoïstisch dat jij denkt dat de hele wereld om jou draait, dan nog zal ik van je houden.”
“Waarom noem je mij liefste? Stop daarmee.”
“Liefste, liefste, liefste. Jij zal altijd mijn liefste zijn. Niemand kan mij dat verbieden. Ook jij niet.”
“Je moest eens weten.”
“Jou vergeef ik alles.”
Woorden zijn verduldig. Er naar handelen is veel, veel moeilijker.
Ik geef hem een kus. “Kom, ga nu maar naar Lieve,” dring ik aan. Erik aarzelt. Hij smeekt om een kus. Ik por hem in zijn zij, hij giechelt en rolt het bed uit.
Hij heeft me zijn hart en ziel gegeven, het mooiste van al. Ik ben verheugd over zijn bekentenis dat hij nooit van haar gehouden heeft. Maar berisp mezelf om de achterdocht die ik zaai. Toch val ik snel in een diepe slaap en ontwaak vanzelf om ruim op tijd aan het ontbijt te verschijnen.
Nu, zijn we ons bewust van onze vergankelijkheid. Grenzen overschrijden is een nutteloze overdaad geworden.
“Herinner jij het je nog,” vraag ik.
“Wat”?
“Onze hallucinatie bij die poster van Jimmy Hendrikx die dag toen we geblowd hadden.”
“Jimmy Hendrikx die plots tot leven komt. En het gewoon de deur is die opendraait wanneer mijn moeder binnen komt?”
“Ja.”
“Mm, het ruikt hier heerlijk. Hebben jullie een wierookstokje aangestoken?”
“Dan pas ziet ze ons roken op jouw bed. Verdorie Erik, ik heb je al zo vaak gevraagd om niet op je kamer te roken. Straks steek je het huis in brand.”
“Ja ma.”
“En weg is ze.”
“Wij zijn helemaal niet zo naïef als onze ouders,” zegt hij.
“Misschien is het naïef om te denken dat wij niet zo naïef zijn of dat zij zo naïef waren. Soms vermoed ik dat Inne met ongeoorloofde zaken bezig is maar schenk ik er eenvoudig geen aandacht aan omdat het teveel energie vraagt en ik geen oplossing ken.”
“Zodat zij ongehinderd haar gang blijft gaan.”
“Ik probeer me geen zorgen te maken. Met ons is het toch ook goed gekomen.”
“Met jou wel, met mij ook. Maar niet met ons.”
Vertel het hem. Nu.
Ik vlei me tegen hem aan. Mijn hand streelt zijn ‘molletje’.
Hij kust mijn kruin en streelt mijn borstjes. De grondeling ontwaakt in mijn lichaam.
“Ik zou willen dat hier nooit een eind aan kwam," zucht hij.
Waarom zou ik dit stuk slaan? Ik wil van ieder moment samen genieten. Ook al zijn het slechts de kruimels van de taart.
Angst, eer en eigenbelang hebben al heel wat oorlogen uitgelokt. Er valt dus nog heel wat strijd te verwachten.
Nu nog niet. Laat me nu nog even het idee dat alles weer goed komt tussen ons.
Om zes uur kost het Erik moeite om zich van me los te maken.
“Kunnen we niet doen alsof Lieve niet bestaat, alsof wij al vijfentwintig jaar lief en leed delen. Ik heb toch lang genoeg voor mijn misstap geboet. Vijfentwintig jaar samen leven met iemand waarvan je eerst denkt wel te kunnen houden, daarna voelt hoe moeilijk dat is en kort nadien beseft er nooit in te zullen slagen omdat je maar van één iemand houdt die er niet is.”
“Zou je met mij ook leed willen delen?” vraag ik.
“Wat ik met haar kan, lukt me bij jou zeker. Hoewel, welk leed valt er met jou te delen?”
“Ik ben niet meer wie ik vroeger was, Erik.”
“Vertel me over jou. Wie je geworden bent.”
“Neen.”
“Waarom niet?”
“Ik heb liever dat je denkt me te kennen zoals ik me aan jou voordoe dan dat je werkelijk weet wie ik geworden ben.”
“Maar jij weet alles over mij en ik niets over jou.”
“Jij bent getrouwd met Lieve en hebt twee kinderen, een dochter en een zoon. Dat is niet ‘kennen’ Erik, dat is informatie.”
“Wil je meer weten?”
Misschien stoot het mij af, vind ik hem walgelijk. Maar wat als het me nieuwsgierig maakt en ik meer weten wil?
“Toen ik jou hier terug ontmoette, had ik maar één doel voor ogen, jou voor me terug winnen. Nu weet ik het allemaal niet meer.”
“Twijfel je omdat er iemand anders in je leven is?”
“Wie? Jan? Jan is beschikbaar wanneer ik hem nodig heb. Meer is er niet.”
“Je gebruikt hem.”
Ik schrik. Erik heeft gelijk. Het is precies zoals ik het verwoord heb, Jan is beschikbaar wanneer ik hem nodig heb.
“Jan is wijs. Slim genoeg om op te stappen indien dat zo is.”
“Tenzij hij aan jou verslaafd is geraakt zoals ik aan jou.”
“Hoe bedoel je?”
“Ik ben jou nooit kwijtgeraakt. Jij zit in elke vezel van mijn lichaam. Wanneer ik adem, adem ik jou.”
“Blij dat te horen. Ik dacht dat die straf enkel mij toebedeeld was.”
“Is het dan niet overduidelijk? Wij mogen deze tweede kans niet verloren laten gaan.”
“Erik, ik ben niet meer wie ik was en jij bent niet meer wie jij was. Punt.”
“Liefste Angie luister. Ook al ben jij nog zo bekakt egoïstisch dat jij denkt dat de hele wereld om jou draait, dan nog zal ik van je houden.”
“Waarom noem je mij liefste? Stop daarmee.”
“Liefste, liefste, liefste. Jij zal altijd mijn liefste zijn. Niemand kan mij dat verbieden. Ook jij niet.”
“Je moest eens weten.”
“Jou vergeef ik alles.”
Woorden zijn verduldig. Er naar handelen is veel, veel moeilijker.
Ik geef hem een kus. “Kom, ga nu maar naar Lieve,” dring ik aan. Erik aarzelt. Hij smeekt om een kus. Ik por hem in zijn zij, hij giechelt en rolt het bed uit.
Hij heeft me zijn hart en ziel gegeven, het mooiste van al. Ik ben verheugd over zijn bekentenis dat hij nooit van haar gehouden heeft. Maar berisp mezelf om de achterdocht die ik zaai. Toch val ik snel in een diepe slaap en ontwaak vanzelf om ruim op tijd aan het ontbijt te verschijnen.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.