Kleur is een illusie, een grap van de natuur
Erik en ik, we spelen allebei onze dubbelrol. Zonder met elkaar af te spreken laten we Lieve in de waan dat onze ontmoetingen ’s nachts louter om de seks gaan. Het vals spelen valt mee, haar de waarheid onthouden niet.
Ik wil haar voortdurend toeschreeuwen, “je hebt het bij het verkeerde eind!
Hij houdt van 'mij'."
Voelt ze nattigheid? In ieder geval heeft ze vandaag geen zin in een wandeling en eist haar hele gezin op om de planning van hun vakantie verder af te werken. Niemand protesteert. Zelfs Ulrike niet. Wanneer Lieve opstaat, volgt iedereen gedwee.
Voor ik bij Inne kan navragen waarom Ulrike haar niet naar de klimcursus vergezelt, is ze al verdwenen. Ik neem me voor vandaag te doen waarvoor ik naar hier gekomen ben. Locaties voor mijn toekomstige fotoreportages zoeken.
Ik pik Inne haar camera en stop onderweg in een fotoshop om een grotere geheugenkaart te kopen. Het aanbod aan fotoapparaten is er gigantisch. Mijn verslaafde geest pusht me naar de hoek met tweedehands aanbiedingen. De handige Minolta Z1 staat er te koop. De kwaliteit van het apparaat, zijn vaste zoomlens van 38-380 mm is mij bekend. De verkoper hoeft me niet eens van zijn eerlijkheid te overtuigen. Zonder aankoop was ik hier nooit buiten gegaan.
Fotoapparatuur, het is mijn kleine zonde. Indien er een afkickcentrum voor bestond, werd ik daar door Inne verplicht in opgenomen.
Mijn nieuwe aanwinst stemt me gelukkig.
In een oude steengroeve wil ik meteen al zijn troeven uitproberen. Spijtig genoeg blijft er van de ruwe uitgevreten structuur van de steengroeve niets meer over. Op internet las ik al hoe de natuur de verlaten groeve ingepalmd had. Toch hoopte ik nog een overblijfsel aan te treffen. Helaas staan er geen roestige graafmachines meer. Geen door regen en wind aangevreten silo of container als schuiloord of kantine. De tijd dat hiervan nog een spoor te ontdekken viel is al jaren voorbij. De site is gesaneerd. Overal bloeien bloemen. Prachtige exemplaren voor floraliefhebbers. Waar ik mezelf niet toe reken. Toch kniel ik neer bij wat voor mij een distel lijkt te zijn en stel mijn camera in om er een close-up van te maken. Ik, die een bloem fotografeer, het lijkt een grap. De Minolta ligt prima in de hand en voert precies uit wat ik ervan verlang. Ik waad door het kniehoge gras en kom enkele foto’s verder uit bij een grindpad. Het lijkt in onbruik. Laag onkruid kiemt tussen de keitjes. Wanneer ik mijn voet erop plaats, ritsen de keitjes onder mijn voet weg. Een tweede poging lukt.
Waarom wil een mens altijd hogerop? Iedere berg is er om beklommen te worden. Ik doe precies wat mijn natuur me ingeeft.
Boven kom ik uit bij een weiland. Het strekt zich uit over het hele plateau. In het noorden die ene blikvanger, een kromgegroeide boom. Monumentaal tekent hij zich af tegen de staalblauwe lucht. Zijn silhouet is prachtig. Kromgegroeide stam, brede, bolle kruin met wijd overhangende takken neerbuigend tot de aarde.
Voor iedereen die gefascineerd word door het licht blijft het licht vangen de moeilijkste opdracht. Nergens anders heb ik zoveel geduld voor. Het kan me uren kosten maar ik geef pas op wanneer ik tevreden ben of de duisternis me belet om met mijn opnames verder te gaan. Al naargelang de dag vordert kan het licht tijdens een sessie plots veranderen en de setting verkleuren. Grijs wordt dan plots blauw, of groen wordt groener dan het diepste groen, geel kan dan zo uitnodigend worden dat ik er in verdwalen wil. Kleur is een illusie, een grap van de natuur. En toch houdt het me steeds weer in zijn greep gevangen.
Vanuit alle posities zoek ik de beste lichtinval om dit monument van de natuur vast te leggen. Hoeveel keer ik afdruk is niet bij te houden. Ik hoef me geen zorgen te maken. Met 4 Gb als geheugen is mijn SD-kaart groot genoeg.
Gehurkt kruip ik onder de laaghangende takken om mijn opnames te bekijken. Een gelukzalig gevoel overvalt me.
Dit plekje is een paradijs voor geliefden. Hier kan ik Erik bijna voelen. De ideale plek om mijn jonggehuwde klanten mee naar toe te brengen.
Ik besef niet eens dat ik afdwaal van mijn vaste visie, jonggehuwden te fotograferen in troosteloze oorden. Overwoekerde fabrieksterreinen en desolate gebouwen. Refters, douchezalen, traphallen , gangen, burelen. Alles in der haast in de steek gelaten, nauwelijks ontruimd. Stuk getrapte deuren, ingeslagen ruiten, met graffiti bespoten muren.
Het meest hou ik van de ruime trapzalen. De lichtinval is er scherp. Harde contrasten en zware schaduwen accentueren het desolate karakter. Zacht gefilterd licht vermijd ik. Het schept hoop. Ik wil de aandacht bij het fotograferen van huwelijkspaartjes concentreren op de tegenstelling tussen enerzijds, het geloof in hun eeuwigdurende liefde en anderzijds, de harde realiteit van de teloorgang. Niemand van hen die mijn visie deelt. Voor hen benadrukt het verval net hun onverbrekelijke samenhorigheid. Dat is precies wat mij als huwelijksfotograaf zo populair maakt.
Ik wil haar voortdurend toeschreeuwen, “je hebt het bij het verkeerde eind!
Hij houdt van 'mij'."
Voelt ze nattigheid? In ieder geval heeft ze vandaag geen zin in een wandeling en eist haar hele gezin op om de planning van hun vakantie verder af te werken. Niemand protesteert. Zelfs Ulrike niet. Wanneer Lieve opstaat, volgt iedereen gedwee.
Voor ik bij Inne kan navragen waarom Ulrike haar niet naar de klimcursus vergezelt, is ze al verdwenen. Ik neem me voor vandaag te doen waarvoor ik naar hier gekomen ben. Locaties voor mijn toekomstige fotoreportages zoeken.
Ik pik Inne haar camera en stop onderweg in een fotoshop om een grotere geheugenkaart te kopen. Het aanbod aan fotoapparaten is er gigantisch. Mijn verslaafde geest pusht me naar de hoek met tweedehands aanbiedingen. De handige Minolta Z1 staat er te koop. De kwaliteit van het apparaat, zijn vaste zoomlens van 38-380 mm is mij bekend. De verkoper hoeft me niet eens van zijn eerlijkheid te overtuigen. Zonder aankoop was ik hier nooit buiten gegaan.
Fotoapparatuur, het is mijn kleine zonde. Indien er een afkickcentrum voor bestond, werd ik daar door Inne verplicht in opgenomen.
Mijn nieuwe aanwinst stemt me gelukkig.
In een oude steengroeve wil ik meteen al zijn troeven uitproberen. Spijtig genoeg blijft er van de ruwe uitgevreten structuur van de steengroeve niets meer over. Op internet las ik al hoe de natuur de verlaten groeve ingepalmd had. Toch hoopte ik nog een overblijfsel aan te treffen. Helaas staan er geen roestige graafmachines meer. Geen door regen en wind aangevreten silo of container als schuiloord of kantine. De tijd dat hiervan nog een spoor te ontdekken viel is al jaren voorbij. De site is gesaneerd. Overal bloeien bloemen. Prachtige exemplaren voor floraliefhebbers. Waar ik mezelf niet toe reken. Toch kniel ik neer bij wat voor mij een distel lijkt te zijn en stel mijn camera in om er een close-up van te maken. Ik, die een bloem fotografeer, het lijkt een grap. De Minolta ligt prima in de hand en voert precies uit wat ik ervan verlang. Ik waad door het kniehoge gras en kom enkele foto’s verder uit bij een grindpad. Het lijkt in onbruik. Laag onkruid kiemt tussen de keitjes. Wanneer ik mijn voet erop plaats, ritsen de keitjes onder mijn voet weg. Een tweede poging lukt.
Waarom wil een mens altijd hogerop? Iedere berg is er om beklommen te worden. Ik doe precies wat mijn natuur me ingeeft.
Boven kom ik uit bij een weiland. Het strekt zich uit over het hele plateau. In het noorden die ene blikvanger, een kromgegroeide boom. Monumentaal tekent hij zich af tegen de staalblauwe lucht. Zijn silhouet is prachtig. Kromgegroeide stam, brede, bolle kruin met wijd overhangende takken neerbuigend tot de aarde.
Voor iedereen die gefascineerd word door het licht blijft het licht vangen de moeilijkste opdracht. Nergens anders heb ik zoveel geduld voor. Het kan me uren kosten maar ik geef pas op wanneer ik tevreden ben of de duisternis me belet om met mijn opnames verder te gaan. Al naargelang de dag vordert kan het licht tijdens een sessie plots veranderen en de setting verkleuren. Grijs wordt dan plots blauw, of groen wordt groener dan het diepste groen, geel kan dan zo uitnodigend worden dat ik er in verdwalen wil. Kleur is een illusie, een grap van de natuur. En toch houdt het me steeds weer in zijn greep gevangen.
Vanuit alle posities zoek ik de beste lichtinval om dit monument van de natuur vast te leggen. Hoeveel keer ik afdruk is niet bij te houden. Ik hoef me geen zorgen te maken. Met 4 Gb als geheugen is mijn SD-kaart groot genoeg.
Gehurkt kruip ik onder de laaghangende takken om mijn opnames te bekijken. Een gelukzalig gevoel overvalt me.
Dit plekje is een paradijs voor geliefden. Hier kan ik Erik bijna voelen. De ideale plek om mijn jonggehuwde klanten mee naar toe te brengen.
Ik besef niet eens dat ik afdwaal van mijn vaste visie, jonggehuwden te fotograferen in troosteloze oorden. Overwoekerde fabrieksterreinen en desolate gebouwen. Refters, douchezalen, traphallen , gangen, burelen. Alles in der haast in de steek gelaten, nauwelijks ontruimd. Stuk getrapte deuren, ingeslagen ruiten, met graffiti bespoten muren.
Het meest hou ik van de ruime trapzalen. De lichtinval is er scherp. Harde contrasten en zware schaduwen accentueren het desolate karakter. Zacht gefilterd licht vermijd ik. Het schept hoop. Ik wil de aandacht bij het fotograferen van huwelijkspaartjes concentreren op de tegenstelling tussen enerzijds, het geloof in hun eeuwigdurende liefde en anderzijds, de harde realiteit van de teloorgang. Niemand van hen die mijn visie deelt. Voor hen benadrukt het verval net hun onverbrekelijke samenhorigheid. Dat is precies wat mij als huwelijksfotograaf zo populair maakt.
1-4 namen van de fotografen niet bekend 5. Sophia Katherine 6. Lys Tiger
Volgens Jan verbeeld ik met mijn reportages mijn eigen bindingsangst. “Je haakt af alvorens je voor iets waardevols begint te vechten. Je wil alles maar bent niet bereid om inspanningen te doen en stukjes van jezelf op te offeren in ruil voor meer.”
Hij heeft gelijk. Wat perfect is, moet bij mij perfect blijven. Ik ben niet bereid moeite te doen voor iets waar ik geen vat op heb en wat plots verdwijnen kan.
Waarom doe ik dan zoveel moeite om Erik terug te winnen?
Omdat alles met hem perfect was. Vanaf het eerste moment. Hij kwam precies op tijd mijn leven binnen.
Omgaan met Lieve werd hoe langer hoe ingewikkelder. Ik ergerde me steeds meer aan haar boosaardig en geniepig gedrag. Duivelse plannen smeedde ze om te wreken wie haar pestte. Voor de buitenwereld viel ze nooit uit haar rol van voorbeeldige leerling en slachtoffer. Maar het door iedereen met mededogen behandelde slachtoffer maakte zelf slachtoffers. Haar slachtoffer troosten was voor mij geen optie. Altijd wist ze het zo te beredeneren dat zij diegene was die leed en daarom het recht in eigen hand mocht nemen. Om mijn bevoorrechte positie bij haar thuis te vrijwaren, dwong ze me zelfs enkele keren tot het uitvoeren van haar snode plannen. Ik werd betrapt en gestraft. De enige keuze die ik had was mijn straf te ondergaan. Ik zat in een kluwen verstrikt waaruit ik geen uitweg zag.
Het was wachten tot onze puberteit. Toen nam mijn leven een onverwachte wending waardoor ik als vanzelf uit Lieve haar greep geslingerd werd.
Van haar spaarcenten kocht Lieve opzichtige gouden hangers met nep edelstenen. Ook ik liet gaatjes voor oorbellen in mijn oren schieten, kleine knopjes, onopvallend. Later schuimde ik de stad af op zoek naar winkeltjes met handgemaakte exemplaren. Fijn en elegant. Voortdurend wilde Lieve me van haar smaak overtuigen. Eerst werkte het nog op mijn lachspieren. Ik zag mezelf niet rondlopen in gecentreerde jurkjes, jasjes met schoudervullingen en nylonkousen. Laat staan dat ik me waagde aan het lopen op hakken. Zo spichtig en hoog dat ik me afvroeg hoe Lieve daarop overeind bleef. We moesten ons onderscheiden van de volgzame meerderheid. Waarmee zij de 'nozems in jeans' bedoelde.
Onze muziekkeuze was niet langer verenigbaar. Vlaamse schlagers hadden haar voorkeur. Terwijl ik mijn eerste stappen zette in de rock and roll. Al was mijn keuze nog niet zo alternatief als ze later in het gezelschap van Erik worden zou. Met de overstap van de lagere school naar het middelbaar waren er leerlingen uit onze klas naar een andere school overgegaan en waren er in onze klas nieuwkomers bijgekomen. Ook 'nozems in jeans', zoals Lieve hen met een heel moderne term noemde. Die had ze waarschijnlijk uit de krant. Uit Lieve haar mond klonk het belachelijk.
Ik hield me graag op met 'de nozems' van de klas. Het waren interessante mensen. Ik deelde hun smaak voor muziek, onconventionele kledij en hun drang om het leven uit te puren. Met hen optrekken maakte me duidelijk hoe ongezond en gestresst mijn vriendschapsband met Lieve was. Door zoveel mogelijk mijn persoonlijke voorkeur te blijven volgen, kon ik stilaan van haar loskomen. Het gaf me een bevredigd gevoel waardoor ik makkelijk afstand kon doen van mijn bevoorrechte positie bij haar thuis.
De avonden bij Lieve thuis ruilde ik in voor bezoekjes bij mijn nieuwe vriendinnen. We keken naar Tienerklanken en Toppop en gingen op zaterdag nooit voor het einde van Mannix naar bed. Een detectivereeks waar Lieve en ik, bij Benedicte, nooit voor mochten opblijven.
Ik wist papa te overtuigen om het interieur in huis op te frissen. Modern meubilair en hedendaagse stoffen maakten van het oude huis een fris nest waar ik me thuis voelde. Maar wat me nog het meest aan huis bond was de ontdekking in papa's slaapkamer. Bij het herinrichten ruimden we samen de grote kast uit. Tot mijn verbazing bewaarde die een enorme schat aan herinneringen. Kleren van mama en schoenen. Armbandjes, oorbellen, boeken. Maar de grootste ontdekking was een brief aan papa. Meer nog dan de inhoud ervan koesterde ik de handgeschreven tekst. Nooit was mama dichter bij mij geweest. Haar handschrift was gelijkmatig, egaal, lichtjes overhellend naar rechts, dan weer hortend en stotend, bijna onleesbaar wanneer ze haar emotie amper de baas kon en verontwaardigt relaas uitbracht over wat haar frappeerde.
De zielloze voorwerpen in onze living ruilde ik in voor dingen waar een herinnering aan vastzat. Een oude kader van Bomma die ik altijd boven haar dressoir had weten hangen en jeugdfoto's van papa en mama .
Ik werkte mijn outfit af met oude spullen uit mama's kast. Groot was mijn vreugde toen ik ontdekte hoe mooi haar bloezen bij mijn jeans pasten. Oubollig chic maar door de combinatie van mijn jeans tijdloos modern. En bovenal, lekker opvallend. Mijn smaak werd door mijn vriendinnen gewaardeerd. Af en toe leende ik één van mama's stukken aan hen uit. Niet van harte maar ik was jaren gewoon geweest vriendschap te kopen.
Lieve, wiens thuis ik niet langer als thuishaven nodig had, werd wanhopig en bang. Benedicte stelde alles in het werk om mijn vriendschap met Lieve terug te kopen. Wanneer zij en Lieve gingen shoppen, brachten ze alles in dubbel mee. Een stuk voor Lieve, één stuk voor mij. De ijdele hoop om mij tot kopie van haar eigen dochter te maken, passend in het systeem, gaf ze niet op. Tijd noch moeite spaarde ze om mij in haar keurslijf te dwingen. Ik bleef daartegen ingaan. Door in mama's bloezen rond te lopen protesteerde ik in stilte tegen haar verbod om mijn mama te vernoemen.
Op een zaterdagnamiddag verschenen Benedicte en Lieve bij ons thuis. Draagtassen vol met de nieuwe lentecollectie. Ik hoefde die kleren niet. Papa vond het allemaal best. Hij zag zich verlost van een hopeloze taak, met mij te shoppen. Uit dankbaarheid nodigde hij Benedicte uit om te blijven op de koffie. Dat had hij beter niet gedaan. De komende uren legde ze beslag op zijn kostbare tijd.
Ik muisde er tussenuit, ruilde op mijn kamer mama's schoenen die me knelden voor mijn Zweedse klompen en trok de straat op. Lieve werd niet toegestaan om me te vergezellen. Slaafs bleef ze naast Benedicte zitten, stijf in haar nieuwe outfit, niet geïnteresseerd in hun politiek gezwets.
Op straat merkte ik meteen de vrachtwagen op die voor het nieuwgebouwde huis aan de overkant stond. In de tuin speelden kleine jongens. Goed om op te babysitten en een centje bij te verdienen, dacht ik.
Sinds de teledistributie in de straat werd gelegd stonden her en der op de stoep, kleine grijze technische kastjes. Op één ervan nam ik plaats en hield het in – en uitgaande volk bij het nieuwe huis in de gaten. En toen zag ik Erik. Duidelijk lid van mijn clan. Levi’s broek, T-shirt met opdruk en aan zijn voeten, Zweedse klompen.
Niet veel later werd hij mijn vaste kompaan bij het shoppen. In Brussel schuimden we dezelfde winkels af. Door Indiërs uitgebate naar balen katoen riekende shops en de stock americain. Daar kochten we muffe tweedehandskledij. Niet om bij te dragen aan een beter leefmilieu. Daar was toen nog geen sprake van. Nee, enkel omdat ze perfect bij ons imago paste. Contesteren tegen de gevestigde waarde. Daarover deelden we dezelfde mening. Altijd waren we op zoek naar een beetje avontuur en hoe meer die tegen de regels inging hoe liever we de uitdaging aannamen. Geen kans lieten we onbenut. Niemand moest ons dicteren hoe het leven geleefd moest worden. We zochten onze eigen weg. Met vallen en opstaan. Wanneer het misliep stond de ene klaar om de andere op te vangen, te steunen en te troosten.
Bij het aanvangen van onze universitaire studies, politieke en sociale wetenschappen, hadden we maar één doel voor ogen, de wereld verbeteren. Iedere pol-en soccer was een idealist, een wereldverbeteraar. Geen enkele betoging kwam zonder onze medewerking tot stand. We schreven pamfletten, mobiliseerden studenten uit de andere faculteiten en nodigden sprekers uit die onze overtuiging mee vorm gaven. We waren een hechte gemeenschap die niet doorhad hoezeer we van elkaar verschilden. Het verschil werd gaandeweg duidelijker. Erik werd een stille medewerker die zich voor de sociaal onderdrukten engageerde. Ik voelde me pas gelukkig wanneer ik mijn stem kon verheffen in openbare debatten waarin mijn vader de overheid vertegenwoordigde .
Maar hetgeen ons van elkaar onderscheidde werd door de ander gerespecteerd.
Na onze studies vond Erik direct werk. Ik bleef werkloos. Niet omdat er geen werk voor me was. Eerder omdat ik de zorgeloosheid van het studentenleven niet op wou geven.
De dag waarop ik mijn zwangerschap vaststelde veranderde alles. Wat moest ik met dat kleine mensje dat in mijn buik groeide en mij - net als ik, mama - van het leven kon beroven. Ik werd kribbig en nors. Het zorgeloze, rebelse meisje waarop Erik verliefd geworden was, werd door angst verslonden.
Zijn kinderwens respecteren was geen optie. Die verzameling onbenullige celletjes mochten nooit een wezentje worden. Ik moest het laten weghalen nog voor het ooit de naam, kindje, verdiende. Niet toelaten dat het mij vernielde of ooit tussen mij en Erik zou komen te staan.
Niet het houden van het wezentje maar net het vernietigen ervan had de wig gevormd die Erik en mij uit elkaar dreef.
Ik parkeer mijn auto naast hun rode Toyota die nog net op dezelfde plaats staat als vanmorgen bij mijn vertrek. Aan het ontbijt leek alles er nog op dat de familie Wellens de draad van hun oude gewoonten terug zou opnemen. Is de op de agenda staande familie-uitstap niet doorgegaan?
Bij het zwembad klinkt het alledaagse gejoel van kleine kinderen, zeurende ouders, dartele koppeltjes, door testosteron opgewonden jonge mannen en kirrende meisjes.
Tussen al dat jong geweld ligt Inne in een zetel aan een blaar te prutsen. Haar nieuwe klimschoenen zijn blijkbaar nog niet ingelopen. Of moet ik zeggen: ’ingeklommen’? Wanneer ze me ziet reageert ze meteen.
“Waar is mijn camera?”
Ze sleurt hem uit mijn hand. “Waarom kun jij niet eens één belofte nakomen? Je bent al even erg als die vriendin van je.” Ze stelt haar camera scherp op iets of iemand aan de overkant van het zwembad en zoomt er verder op in.
“Ulrike mag niet mee op workshop van haar,” zegt ze na een poosje.
“Hoezo?”
“Haar moeder heeft er van in het begin moeilijk over gedaan. Uiteindelijk heeft die Erik van u het toch verkregen dat ze erin toestemde en nu beweert ze dat niemand haar erover ingelicht heeft. Terwijl ik er nota bene bijstond toen Ulrike haar het inschrijvingsformulier liet lezen.”
“Moeders kunnen inderdaad al eens onbetrouwbare wezens zijn,” beken ik schuld terwijl ik de Minolta uit mijn tas tevoorschijn haal.
“Ach, dat is wel goed. Zolang je mijn camera maar niet meer meepikt.”
En zo wordt wat ik dacht dat tot een ruzie zou escaleren, vlugger bijgelegd dan ik gevreesd had. Het is een bagatel in vergelijking met de crisissituatie bij de familie Wellens.
Udo verschijnt op het normale uur voor het avondeten, aan tafel. Hij rept met geen woord over de afwezigheid van de anderen. Zelfs wanneer Inne ernaar vraagt, reageert hij met een flauw schouder ophalen.
Zo ken ik die jongen niet. De voorbije dagen was hij een spraakzaam mannetje met zin voor humor. Nu slurpt hij, beducht voor een volgende vraag, ineengedoken van zijn soep.
Enkele minuten voor de keuken sluit, dagen Ulrike en Erik op.
“ Het is in orde,” zegt Ulrike onmiddellijk tegen Inne, “ papa heeft het voor mekaar gekregen.”
“Is mama boven?” vraagt Udo. Bemoedigend legt Erik zijn hand op Udo's arm.
“Ik moet naar haar toe,” zegt hij gedecideerd. “Ik weet het,” knikt Erik.
Ulrike bekommert zich niet in het minst om de emotie van haar vader en broertje. Ze schrokt haar eten binnen waarna ze onmiddellijk met Inne het restaurant verlaat, wild van opluchting over het bereikte resultaat.
Net als de eerste avond krijgt Erik geen hap door zijn keel.
“Als jouw hongerstaking straks geweldige seks oplevert, heb ik er niets op tegen dat je nu wil vasten,” zeg ik.
“Ik heb jouw ironie gemist, An. Als jij iets zegt, weet ik tenminste wat ik eraan heb. Een heel leven met Lieve en ik weet nog steeds niet hoe ik met haar pessimisme moet omgaan. Overal ziet ze gevaar. Altijd verwacht ze het allerslechtste. Ze vertrouwt niemand en overlaadt haar kinderen met angsten om hen om te toveren tot bange wezels die ze wel aankan. Geen wonder dat alles haar boven het hoofd groeit. Ze raakt verward en wordt onterecht kwaad. Zo dwarsboomt ze voortdurend hun plannen, stelt Ulrike teleur en ontmoedigt Udo.
Ik moet de komende dagen geen verbetering verwachten. Ze zal blijven koppen tot er bij het klimmen iets fout loopt. Volgens mij hoopt ze er zelfs stiekem op om zo haar negatief beeld van de wereld bevestigd te zien.
Indien ik de macht had zou ik alle volgende dagen en nachten van mijn leven met jou doorbrengen en de rest gewoon wissen.”
Lieve was altijd al de zwartkijker geweest. Meermaals hadden we om haar pessimisme gelachen en het met humor van tafel geveegd. Toen kon ik niet vermoeden en blijkbaar ook Erik niet, hoe Lieve haar somberheid zou ontaarden in een depressie waarmee ze haar hele gezin in de greep hield. In Erik zijn strijd tegen haar manipulatie kon hij al eens een slag winnen maar de oorlog was bij voorbaat verloren.
Nieuwe vriendinnen had Lieve, zolang ik beschikbaar bleef wanneer ze mij opeiste, in mijn leven toegelaten. Een jongen als vriend was iets nieuws.
Wereldvreemd en deerniswekkend gedrag waren haar eigenschappen om Eriks hart te breken. Schaamrood, verlegen wegkijken, haar mond achter haar hand verstoppen, giechelen, me porren, afkeurend haar ogen wegdraaien of zielig en pathetisch doen. Eigenschappen waarmee ze tot mijn plezier, niet bij Erik scoorde. Zij voelde zich uitgerangeerd en zette alles op alles om de natuurlijke band die vanaf het eerste ogenblik tussen mij en Erik heerste te vernietigen. Het duurde een hele tijd voor ik doorhad hoe ze weldoordacht en omzichtig tussen mij en Erik in kwam te staan. Ook al hadden Erik en ik vooraf niet afgesproken om elkaar te zien, altijd was er wel een manier waarop ze achterhaalde waar en wanneer we elkaar ontmoetten. Eerst was het simpel even binnen springen. Nadien passeerde ze toevallig net voor Erik komen zou. Niet van plan ons alleen te laten, nestelde zij zich op mijn bed of in de zetel om pas te vertrekken wanneer Erik huiswaarts keerde
Jaren was ze doorheen het gat in de haag gegaan en gekomen. Nu had ze plots nood aan Erik als escorte. Altijd vertrok ze samen met hem. Wanneer we de avond bij Erik thuis doorbrachten, sloeg ze mijn aanbod om haar naar huis te brengen af. Erik zou het wel doen. Als meisje was ik niet opgewassen tegen obscure mannen met obsceen gedrag die overal op de loer lagen om haar te verkrachten. Het ergste was dat ze het nog zelf geloofde.
Zelfs nadat we een koppel werden, bleef ze onvermijdelijk aanwezig. Ondertussen had ze genoeg haar best gedaan om de barmhartige samaritaan in Erik te wekken. Ik wou van haar af maar Erik vond dat we er als vrienden voor haar moesten zijn.
Ik weet niet of Erik vannacht zal opdagen. Toch wil ik er, indien hij me nodig heeft, zijn. Wanneer ik de sleutel in het slot steek, voel ik dat de deur al open is. De zwartgalligheid van Lieve hangt overal om Erik heen. Hij ligt niet in bed maar zit bij het tafeltje, zijn ellebogen op zijn knieën, zijn hoofd in zijn handen. Hij kijkt niet eens op wanneer ik binnenkom.
“Is dit tussen ons echt?” wil hij weten, “of loop ik weg van mijn problemen in de hoop dat onze liefde deze keer overwint? Is er een toekomst voor ons?”
“Ik weet het niet.”
“Wil jij wel een toekomst met mij?”
“Wie zei er ook weer: geniet van elk moment dat je krijgen kunt. Wel, vanaf die eerste avond hier, doe ik wat jij van me vroeg en wat in geen jaren voor mij vanzelfsprekend is geweest. Vraag me niet om te overwegen of ik met jou in zee wil gaan. Want ik betwijfel of ik mijn verdere leven wil meevaren in de storm die in jouw huishouden woedt. Maar…”
“Maar?”
“Maar ik heb jou in het verleden op het verkeerde moment in de steek gelaten. Wat ik toen voor je voelde, die liefde, is er nog steeds.”
“Dat is eerlijk,” zegt hij.
Daar heb ik mezelf weer mooi uit geluld.
“Vrij met me,” zegt hij, “laat me voelen dat dit geen illusie is.”
Onze vrijpartij wordt een krampachtige poging om het lot te keren. Twee hopeloze zielen die zich aan elkaar vast klampen. Twee dwazen die willen vergeten dat wat geweest is nooit meer kan zijn. We zoeken bescherming bij elkaar en hopen elk dat de ander ons die bescherming biedt. Aan het einde zijn we uitgeput en nog even rusteloos als tevoren.
Mijn hand omklemt zijn molletje. Ik kneed het kleine ding, trek en sleur eraan en verwonder me dat Erik niet schreeuwt van de pijn. Ik wil helemaal in Eriks huid kruipen. Nooit meer genoodzaakt worden hem los te laten. Zijn hand wrijft mijn haren opzij. Ik voel hoe hij naar me kijkt en sluit mijn ogen. Want daarin staat te lezen wat ik verborgen houden wil. Zijn wijsvinger volgt het profiel van mijn gezicht. Hij streelt mijn voorhoofd, mijn neus, mijn lippen, mijn kin en laat zijn vinger weer terug naar boven glijden om halt te houden bij mijn neus waar hij met de top van zijn vinger kringetjes draait.
“Waarom heb je het laten weghalen?”
Een hand wurgt mijn hart, mijn ogen schieten open. Maar de uitdrukking op zijn gezicht beantwoordt niet aan wat ik verwacht. Hij kijkt zacht en vol mededogen. Ik voel me schuldiger dan ooit. Zoveel begrip en nog kan ik het niet opbrengen om met de waarheid voor de dag te komen. Uitvluchten om te vergoelijken waarom ik Sam niet gehouden heb jagen door mijn hoofd. Sam, ons kindje. Om wat ik aanrichtte draaglijker te maken, had ik ons ongeboren kind een naam gegeven.
“Ik heb je getekend,” zegt hij, “hier in mijn hoofd. Wel honderdduizend keer. Om niet te vergeten hoe je eruit zag. En toch verdween je beeld op een dag uit mijn geheugen. Dat komt omdat ze ouder geworden is, zei ik tegen mezelf. Ze ziet er nu anders uit. Maar nog altijd even mooi. Die laatste zin klonk altijd als een bezwering en hij heeft gewerkt. Maar ik mis iets. Hier op je neus. Waar is die kleine knik? Waarom heb je hem laten weghalen? Het was zo helemaal jij, die knik overlopend in de frons tussen je wenkbrauwen. Nooit meer doen,” zegt hij, “ik wil dat alles aan jou eeuwig blijft zoals ik het ken, jij helemaal van mij.”
Van geen enkele andere man zou ik het kunnen verdragen dat hij mij als zijn eigendom opeist. Bij Erik zou ik het als een blaam beschouwen indien hij er een ander idee over had.
“Ik had er voor jou moeten zijn toen je besloot om het weg te halen.”
“Niet doen,” zeg ik en leg een vinger op zijn mond.
“Het was zo mooi. Nu is het of ik iets dierbaars mis.”
De hand om mijn hart laat niet los. Hij drukt en maakt me misselijk. Ik ben ziek van mezelf. Ik ben een bedrieger, een oplichter. De tederheid van Erik is onverdraaglijk. Ik wil dat hij stopt met mij aan te raken. Ik stap uit bed en trek mijn broek en truitje aan.
“Kom terug,” smeekt hij.
Mijn gsm op het tafeltje is mijn redding.
“Het is bijna zes uur.”
“En dan.”
“Je moet naar Lieve terug.”
“Lieve heeft mij niet nodig.”
“Toe, ga nu maar.”
“Er is in Lieve haar bed geen plaats meer voor mij.”
“Ik vind dit niet grappig, Erik.”
“Ik ook niet. Het is nu eenmaal zo. Wanneer Lieve en ik een probleem hebben, eist zij Udo op. In plaats van met mij de zaak te bespreken, stopt ze hem als buffer tussen ons in. Letterlijk. En ik ben godverdomme te laf om hem mijn bed uit te zetten omdat ik het zelf de makkelijkste oplossing vind. Wanneer Udo bij haar in bed ligt, kan ik zonder schuldgevoelens op Udo's kamer slapen. In alle rust, weg van Lieve.”
“Dus nu...”
“Slaapt Udo bij haar. Het gebeurt niet alleen wanneer er een probleem in onze relatie opduikt. Door met mij te vrijen bedriegt ze Udo.”
“Wat?”
“Toen ik het de eerste keer hoorde kon ik het zelf ook amper geloven. Het begon allemaal heel onschuldig. Tenminste dat dacht ik. Samen met hem het grote bed inkruipen en slapen. Aanvankelijk vond ik het nog schattig. Tot ik door kreeg dat er meer aan de hand was. Lieve wilde niet meer met me vrijen.”
“Denken dat je je zoon bedriegt door te vrijen met zijn vader is gewoon ziekelijk.”
“Dat zei ik haar ook. Hij had niets tekort. Ik echter. Het was alsof ze mijn zin in vrijen rook. Wanneer ik ’s avonds boven kwam, lag Udo al naast haar in bed. Zogezegd omdat hij een kwade droom had. Ik werd verzocht in Udo’s bed te slapen. In het begin bracht ik het nog op hem slapend terug naar zijn bedje te dragen. Nadien liet ik het gewoon gebeuren en Udo ging het als vanzelfsprekend beschouwen om regelmatig bij mama te slapen. Het is zijn privilege waar Ulrike geen recht op heeft.”
“Wat een toestand.”
“Ik weet vaak niet meer hoe ik tot Lieve doordringen moet. We maken ontzettend veel ruzie. Zij klapt toe, lost geen woord meer, trekt zich terug en eist Udo op om haar te troosten. Zelfs al zit hij bij een vriendje of in de academie. Zij belt hem op zijn gsm en hij laat alles waar hij op dat moment mee bezig is vallen en snelt naar mama. Ik ben de boeman en zij de ontroostbare. De deur van de slaapkamer gaat op slot en vaak hoor ik hen tot diep in de nacht met elkaar overleggen. Zij kan in de ogen van Udo niets misdoen. Hij is haar redder en hij voelt zich goed in die rol van held.”
Het heeft geen zin om te redeneren, wat als ik Sam gehouden had en bij Erik gebleven was. Toch kan ik het niet laten die bedenking te maken. Ik heb bijgedragen aan het spaak lopen van Eriks leven.
“Het spijt me. Dit heb ik nooit gewild.”
“Jij hebt hier geen schuld aan.”
“Toch wel. Ik heb met jouw gevoelens geen rekening gehouden. Zogezegd om je niet te kwetsen. Eigenlijk heb ik altijd alleen aan mezelf gedacht.”
“Zie ons hier nu zitten, twee zielepoten.”
“We moeten ons geluk terug in eigen handen nemen, Erik. We zijn het aan onszelf verplicht.”
“Ga mee,” zegt hij.
“Waarheen?”
“Wandelen. Ik heb nood aan frisse lucht.”
Ik laat me leiden door Erik die de buurt kent en we verzeilen op het kerkhof. Het verwondert me niet.
Het kerkhof in ons dorp lag aan het eind van onze straat. Het was de plek waar Erik naartoe vluchtte wanneer de drukte van zijn kleine broertjes hem teveel werd. Soms dacht ik dat hij het ook deed om eventjes van mij verlost te zijn. Ik vond het er akelig en beangstigend. Hem opzoeken deed ik er nooit. Tot Erik op een nacht met mij, achterop zijn bromfiets, het kerkhof opdraaide. Het was een prachtige zomernacht. We waren net achttien en hadden allebei verduiveld veel zin in seks.
Eenmaal Erik de motor stillegde werd het er vredig. Eriks liefde, de alcohol van de voorbije avond, de sereniteit van het kerkhof, alles verspreidde een warme gloed. Daar op ons arduinen liefdesnest ervoer ik voor het eerst hoe gemoedsrust bezit van me nam. In het gezelschap van andere doden kwam mama voor mij dichterbij. Ze was nooit meer zo dood als dood kon zijn.
Waar ter wereld ik nadien ook op een kerkhof verzeilde, nooit boezemde het me nog angst in. Integendeel, een kerkhof bezoeken schenkt me rust. Net of ik bij mijn dierbaren op bezoek kom.
Maar er is één iemand die ik overal op ieder kerkhof zoek. Sam. Ook hij verdient een plaatsje tussen mijn dierbaren. Niets tastbaars is er over van hem. Dat maakt het zo verduiveld moeilijk. Een ontbering waar ik bij het weghalen van dat kleine wezentje geen aandacht aan schonk.
Hier zou Sam aanwezig moeten zijn. Hier op dit kerkhof waar zijn mama en papa sinds tijden weer in liefde met elkaar omgaan. Mijn ogen zoeken tussen de zerken. Namen, data, foto's flitsen voorbij. Mijn verstand weet, hier valt niets te vinden. Maar mijn hart is rusteloos. Het hunkert naar een verlangen, Sam een rustplaats te gunnen.
Mijn hand omklemt zijn molletje. Ik kneed het kleine ding, trek en sleur eraan en verwonder me dat Erik niet schreeuwt van de pijn. Ik wil helemaal in Eriks huid kruipen. Nooit meer genoodzaakt worden hem los te laten. Zijn hand wrijft mijn haren opzij. Ik voel hoe hij naar me kijkt en sluit mijn ogen. Want daarin staat te lezen wat ik verborgen houden wil. Zijn wijsvinger volgt het profiel van mijn gezicht. Hij streelt mijn voorhoofd, mijn neus, mijn lippen, mijn kin en laat zijn vinger weer terug naar boven glijden om halt te houden bij mijn neus waar hij met de top van zijn vinger kringetjes draait.
“Waarom heb je het laten weghalen?”
Een hand wurgt mijn hart, mijn ogen schieten open. Maar de uitdrukking op zijn gezicht beantwoordt niet aan wat ik verwacht. Hij kijkt zacht en vol mededogen. Ik voel me schuldiger dan ooit. Zoveel begrip en nog kan ik het niet opbrengen om met de waarheid voor de dag te komen. Uitvluchten om te vergoelijken waarom ik Sam niet gehouden heb jagen door mijn hoofd. Sam, ons kindje. Om wat ik aanrichtte draaglijker te maken, had ik ons ongeboren kind een naam gegeven.
“Ik heb je getekend,” zegt hij, “hier in mijn hoofd. Wel honderdduizend keer. Om niet te vergeten hoe je eruit zag. En toch verdween je beeld op een dag uit mijn geheugen. Dat komt omdat ze ouder geworden is, zei ik tegen mezelf. Ze ziet er nu anders uit. Maar nog altijd even mooi. Die laatste zin klonk altijd als een bezwering en hij heeft gewerkt. Maar ik mis iets. Hier op je neus. Waar is die kleine knik? Waarom heb je hem laten weghalen? Het was zo helemaal jij, die knik overlopend in de frons tussen je wenkbrauwen. Nooit meer doen,” zegt hij, “ik wil dat alles aan jou eeuwig blijft zoals ik het ken, jij helemaal van mij.”
Van geen enkele andere man zou ik het kunnen verdragen dat hij mij als zijn eigendom opeist. Bij Erik zou ik het als een blaam beschouwen indien hij er een ander idee over had.
“Ik had er voor jou moeten zijn toen je besloot om het weg te halen.”
“Niet doen,” zeg ik en leg een vinger op zijn mond.
“Het was zo mooi. Nu is het of ik iets dierbaars mis.”
De hand om mijn hart laat niet los. Hij drukt en maakt me misselijk. Ik ben ziek van mezelf. Ik ben een bedrieger, een oplichter. De tederheid van Erik is onverdraaglijk. Ik wil dat hij stopt met mij aan te raken. Ik stap uit bed en trek mijn broek en truitje aan.
“Kom terug,” smeekt hij.
Mijn gsm op het tafeltje is mijn redding.
“Het is bijna zes uur.”
“En dan.”
“Je moet naar Lieve terug.”
“Lieve heeft mij niet nodig.”
“Toe, ga nu maar.”
“Er is in Lieve haar bed geen plaats meer voor mij.”
“Ik vind dit niet grappig, Erik.”
“Ik ook niet. Het is nu eenmaal zo. Wanneer Lieve en ik een probleem hebben, eist zij Udo op. In plaats van met mij de zaak te bespreken, stopt ze hem als buffer tussen ons in. Letterlijk. En ik ben godverdomme te laf om hem mijn bed uit te zetten omdat ik het zelf de makkelijkste oplossing vind. Wanneer Udo bij haar in bed ligt, kan ik zonder schuldgevoelens op Udo's kamer slapen. In alle rust, weg van Lieve.”
“Dus nu...”
“Slaapt Udo bij haar. Het gebeurt niet alleen wanneer er een probleem in onze relatie opduikt. Door met mij te vrijen bedriegt ze Udo.”
“Wat?”
“Toen ik het de eerste keer hoorde kon ik het zelf ook amper geloven. Het begon allemaal heel onschuldig. Tenminste dat dacht ik. Samen met hem het grote bed inkruipen en slapen. Aanvankelijk vond ik het nog schattig. Tot ik door kreeg dat er meer aan de hand was. Lieve wilde niet meer met me vrijen.”
“Denken dat je je zoon bedriegt door te vrijen met zijn vader is gewoon ziekelijk.”
“Dat zei ik haar ook. Hij had niets tekort. Ik echter. Het was alsof ze mijn zin in vrijen rook. Wanneer ik ’s avonds boven kwam, lag Udo al naast haar in bed. Zogezegd omdat hij een kwade droom had. Ik werd verzocht in Udo’s bed te slapen. In het begin bracht ik het nog op hem slapend terug naar zijn bedje te dragen. Nadien liet ik het gewoon gebeuren en Udo ging het als vanzelfsprekend beschouwen om regelmatig bij mama te slapen. Het is zijn privilege waar Ulrike geen recht op heeft.”
“Wat een toestand.”
“Ik weet vaak niet meer hoe ik tot Lieve doordringen moet. We maken ontzettend veel ruzie. Zij klapt toe, lost geen woord meer, trekt zich terug en eist Udo op om haar te troosten. Zelfs al zit hij bij een vriendje of in de academie. Zij belt hem op zijn gsm en hij laat alles waar hij op dat moment mee bezig is vallen en snelt naar mama. Ik ben de boeman en zij de ontroostbare. De deur van de slaapkamer gaat op slot en vaak hoor ik hen tot diep in de nacht met elkaar overleggen. Zij kan in de ogen van Udo niets misdoen. Hij is haar redder en hij voelt zich goed in die rol van held.”
Het heeft geen zin om te redeneren, wat als ik Sam gehouden had en bij Erik gebleven was. Toch kan ik het niet laten die bedenking te maken. Ik heb bijgedragen aan het spaak lopen van Eriks leven.
“Het spijt me. Dit heb ik nooit gewild.”
“Jij hebt hier geen schuld aan.”
“Toch wel. Ik heb met jouw gevoelens geen rekening gehouden. Zogezegd om je niet te kwetsen. Eigenlijk heb ik altijd alleen aan mezelf gedacht.”
“Zie ons hier nu zitten, twee zielepoten.”
“We moeten ons geluk terug in eigen handen nemen, Erik. We zijn het aan onszelf verplicht.”
“Ga mee,” zegt hij.
“Waarheen?”
“Wandelen. Ik heb nood aan frisse lucht.”
Ik laat me leiden door Erik die de buurt kent en we verzeilen op het kerkhof. Het verwondert me niet.
Het kerkhof in ons dorp lag aan het eind van onze straat. Het was de plek waar Erik naartoe vluchtte wanneer de drukte van zijn kleine broertjes hem teveel werd. Soms dacht ik dat hij het ook deed om eventjes van mij verlost te zijn. Ik vond het er akelig en beangstigend. Hem opzoeken deed ik er nooit. Tot Erik op een nacht met mij, achterop zijn bromfiets, het kerkhof opdraaide. Het was een prachtige zomernacht. We waren net achttien en hadden allebei verduiveld veel zin in seks.
Eenmaal Erik de motor stillegde werd het er vredig. Eriks liefde, de alcohol van de voorbije avond, de sereniteit van het kerkhof, alles verspreidde een warme gloed. Daar op ons arduinen liefdesnest ervoer ik voor het eerst hoe gemoedsrust bezit van me nam. In het gezelschap van andere doden kwam mama voor mij dichterbij. Ze was nooit meer zo dood als dood kon zijn.
Waar ter wereld ik nadien ook op een kerkhof verzeilde, nooit boezemde het me nog angst in. Integendeel, een kerkhof bezoeken schenkt me rust. Net of ik bij mijn dierbaren op bezoek kom.
Maar er is één iemand die ik overal op ieder kerkhof zoek. Sam. Ook hij verdient een plaatsje tussen mijn dierbaren. Niets tastbaars is er over van hem. Dat maakt het zo verduiveld moeilijk. Een ontbering waar ik bij het weghalen van dat kleine wezentje geen aandacht aan schonk.
Hier zou Sam aanwezig moeten zijn. Hier op dit kerkhof waar zijn mama en papa sinds tijden weer in liefde met elkaar omgaan. Mijn ogen zoeken tussen de zerken. Namen, data, foto's flitsen voorbij. Mijn verstand weet, hier valt niets te vinden. Maar mijn hart is rusteloos. Het hunkert naar een verlangen, Sam een rustplaats te gunnen.
foto: Lize Liesbeth
“Weet je,” zegt Erik. Ik kijk hem aan. Wat hij zeggen wil, blijft in zijn open mond steken. Hij schudt zijn hoofd, kijkt van me weg en met een gebroken stem zegt hij: “soms hoop ik dat Lieve het niet lang meer trekt.”
“Waarom ben je nooit bij haar weg gegaan?”
“In het begin was onze relatie een droomrelatie. Begrijp me niet verkeerd liefste, maar zonder jou in de buurt werd Lieve een ander persoon. Iemand die zich niet voortdurend hoefde te bewijzen om even aimabel te zijn als jij. Ze had humor en het was best aangenaam om door haar verzorgd en verwend te worden. Voor het eerst in mijn leven waren de rollen omgekeerd. Ik had altijd voor mezelf en mijn broertjes moeten zorgen. In mijn relatie met Lieve beperkte mijn zorgfactor zich louter tot mijn beroepsbezigheden als maatschappelijk werker.
Ik werd door haar in de watten gelegd. Lekker eten, proper huis, gestreken hemden, vers ondergoed, knuffelpartijen, seks, ja ook dat, ze kocht lp’s die ik graag beluisterde, een nieuwe gitaar, versterker ...
Langzaam traden er in onze perfecte relatie kreukels op. Maar we leken geen uitzondering op de regel. Bij de geboorte van Ulrike werden die kleine kreukels, diepe, niet meer te overbruggen kraters. Wat ze tot dan toe gecreëerd had, kon ze niet meer volhouden. Ik heb de hoop op verandering te laat opgegeven. Jaren later ging ik pas inzien hoe haar houding tot mij en de buitenwereld louter bestaat uit gekopieerd gedrag om in het plaatje te passen. Niets wat Lieve doet is spontaan. Alles is aangeleerd gedrag. En het is onmogelijk om een rolpatroon vol te houden dat niet het jouwe is.
Maar toen waren de kinderen er al. Ik kon hen hun warme nest niet meer ontnemen.
Ik weet niet of je het begrijpt. Ons huis moet hun thuis zijn. Een veilige plek waar ze alles maar vooral iedereen die hen dierbaar is, terug vinden. Waar ze thuiskomen en er iemand voor hen is.”
Ik begrijp precies wat Erik zeggen wil.
“Met een depressieve moeder is dat niet altijd vanzelfsprekend. Ik kon Ulrike en Udo bij Lieve niet aan hun lot overlaten.
Ik bewonder hoe ze met hun eigen kracht en ideeën Lieve er telkens weer bovenop krijgen. Zij weten hoe alles reilt en zeilt in ons huishouden. Hoe zwaar het soms ook voor hen is. Weten wat ze kunnen verwachten geeft hen houvast.
Maar mijn geduld en doorzettingsvermogen zijn op. Ik heb niet het minste respect meer voor Lieve. Daarin ben ik een slecht voorbeeld voor Ulrike. Nu zij in september op kot gaat, overweeg ik een scheiding met co-ouderschap. Udo heeft nog voldoende liefde en respect voor zijn moeder, hij overleeft het wel.”
“Jij hoeft jezelf niets te verwijten Erik.”
“Ik heb vele liefjes gehad. Daarmee vertel ik je niets nieuws. Liefjes die ik gebruikte om mezelf beter te voelen. Die me wisten op te peppen zodat ik thuis weer verder kon. Opvallend is dat ik er precies hen uitkoos die ook jonge kinderen hadden en me begrepen wanneer ik het over het nestgevoel had. Geen van hen bleef aandringen om Lieve te verlaten.”
“Dikwijls vindt een mens wat hij net dan nodig heeft.”
“Zoals nu. Blijf bij mij, Angie.”
Wat zou ik hier graag bevestigend op antwoorden. Ik heb meer tijd nodig. “Misschien is de An van nu niet meer 'Angie' die jij liefhad. De An van vroeger had die knik in haar neus nooit weg laten halen.”
“Waarom heb je het gedaan?”
“Ik was op zoek naar het beetje gelijkenis met mijn moeder die ik in foto’s van haar niet terug vinden kon.”
“Is ze ooit teruggekeerd?”
Ook de waarheid omtrent haar dood heb ik hem onthouden. Vertel het hem, dit is het moment. Hij weet hoezeer je jouw moeder gemist hebt, hij zal het begrijpen.
Ik schud mijn hoofd.
“Nee, ik heb haar nooit meer gezien.”
Ik heb een krop in mijn keel. Waarom maak ik nog steeds geen komaf met de leugens uit mijn verleden?
Eens te meer bewijst Erik hoe hij met tederheid de wonde van mijn gekwetste ziel, helen kan.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.