Indien zijn ogen de poort zijn tot zijn ziel dan zal hij mij alles vergeven
In roze trainingspak en met haar wandelschoenen aan zit Lieve ’s morgens aan het ontbijt. Het roze flatteert haar niet. Het blaast haar magere lichaam op tot een met lucht gevulde ballon. De roze weerschijn reflecteert op haar bleke huid. Ik kan een gelijkenis met de schichtige Mopsie niet onderdrukken. Hij zette geen stap meer en werd alsmaar slomer. Wanneer hij toch in beweging kwam, wankelde hij alsof hij elk moment kon omvallen en knorde zeurend. Ook Lieve zeurt. Ze knort tegen Ulrike. Het lijkt wel of het plaatje dat ze gisteren tijdens onze wandeling oplegde nog niet ten einde is.
“Ik doe mijn best, Ulrike, maar ik kan het niet uit mijn hoofd zetten. Ik zie u veel te graag. Mocht u iets overkomen, ik zou het mezelf nooit vergeven.”
Ik kus Erik netjes op zijn kaak en voel een fletse kus op de mijne. Terwijl fluistert hij iets onverstaanbaars in mijn oor. Het klinkt als een vraag. Ik kijk hem niet begrijpend aan maar hij kan het niet herhalen. Lieve staat al klaar om haar kus in ontvangst te nemen.
Net wanneer ik wil gaan zitten, wisselt Ulrike van stoel zodat ik naast Lieve en Ulrike tegenover Inne komt te zitten.
Onze dochters zijn druk met elkaar in overleg. Mijn oren proberen het gesprek te volgen. Ze spreken snel en in bedekte termen, zoals alleen pubers dat kunnen. Regelmatig duiken de namen van Otis en Matt in hun conversatie op.
Het duurt nog even voor ze samen met Udo van de ontbijttafel verdwijnen.
Naast me start Lieve een woordeloos gesprek met Erik. Een minuscule hoofdbeweging in mijn richting, fronsende wenkbrauwen, gewiebel met haar hoofd en tenslotte een schouderophalen omdat Erik niet begrijpt wat zij zeggen wil.
Het gaat duidelijk om mij. Om de stilte te doorbreken is een simpel woord voldoende. Alleen weet ik niet welk woord. Al mijn bedenkingen ten spijt heb ik nog steeds geen oplossing hoe het tussen mij en haar verder moet.
De stilte tussen ons blijft hangen. Erik dopt kruimels van de tafel en verwijdert een streep choco op zijn bord. Wanneer hij zijn vinger naar zijn mond brengt, schraapt Lieve berispend haar keel. Messen, koffielepels en vorken klingelen in haar hand. Met veel kabaal stapelt ze de lege bordjes en tassen.
"Laat staan. Er is hier personeel om die job voor jou te klaren."
Eriks woorden worden genegeerd.
Hij strekt zijn armen over tafel om haar te stoppen. Haar dwangmatig handelen komt schokkend tot rust. Met een ruk keert ze zich naar mij.
"Jij wilt me niet meer uit wandelen nemen. Zeg het maar."
Ik onderdruk een lach. Uit wandelen nemen, net of ze een hondje is. Mopsie staat me weer helemaal voor de geest.
“Ik wil het nog wel.”
Erik klaart op. “Zie je wel," zegt hij. “Ik heb het je toch gezegd, An laat ons niet weer in de steek.”
De nadruk ligt op ‘ons’?
Uiteraard. Vannacht. Ik was op mijn kamer gebleven. Had hij in de lounge op mij gewacht? En voelde hij zich nu net als Lieve, door mij in de steek gelaten?
Onze wandeling verloopt zwijgzaam. Er is slechts één vraag die ik haar zou willen stellen: waarom heb je mijn abortus al die jaren voor Erik verzwegen? Ze doet niets zonder reden.
Moeizaam komen de woorden over mijn lippen. Ze zijn een noodzaak om haar vertrouwen te winnen. "Gaat het?"
Ik zou haar dooreen willen schudden, slaan, schreeuwen, krijsen. Alles om te weten waarom zij en Benedicte zolang gezwegen hebben. Alleen, dit is niet de manier om het uit haar los te krijgen.
"Wil je even rusten?"
Ik loods haar de berg op. "Onder de oude eik kunnen we even rusten. Vandaar hebben we een mooi zicht over de vallei."
Hijgend komt ze tot rust. Ze legt haar hand op mijn dij. "Wat is het hier mooi."
En dan kan ik het niet meer laten.
"Waarom heb je Erik nooit over mijn abortus verteld?"
"Wat een vraag. Ik was toch altijd jouw beste vriendin."
Omdat ze me nog steeds wil laten geloven mijn beste vriendin te zijn begint ze voor ik er zelf om vraag uit te leggen hoe moeilijk het zwijgen voor haar was.
"Ik raakte moeilijk zwanger. Ook al bleek ik na grondig onderzoek wel vruchtbaar te zijn. Erik zocht de oorzaak bij zichzelf. Hij wou zich laten testen. Natuurlijk kende ik het resultaat al. Maar ik vond de moed niet om het hem te vertellen."
Waarschijnlijk had je dan wel met geen woord gerept over je eigen aandeel.
Toen onze kinderen er eenmaal waren, vergat ik het stilaan. Geloof me, bij ons weerzien in het hotel dook het pas terug in mijn herinnering op.
Je bent toch niet van plan om Erik alsnog op de hoogte te brengen?" voegt ze er angstig aan toe.
Ik haal mijn schouders op.
“Waarom zou je dat doen?”
“Om met mijn geweten in het reine te komen.”
“Erik is een zorgzame papa. Hij verdient het niet om met een waarheid geconfronteerd te worden waar hij niets meer aan veranderen kan.
Ga desnoods iedere nacht met hem naar bed maar Zwijg.”
BANG! De klokken van Rome en alle kleine, middelgrote en mastodonten van klokken slaan tegelijkertijd.
“Ja, schrik maar. Ik weet van jullie nachtelijke afspraakjes. Slaappillen zijn niet onfeilbaar. Een ding moet je weten. Erik is mijn echtgenoot en hij is geen echtbreker.”
Is ze naïef? Of maak ik een denkfout? Ik heb immers niet de ervaring van een echtgenote die al een kwart eeuw met dezelfde man samenleeft. In die kwart eeuw was ik, voor ik Jan leerde kennen, van de ene pret-a-porter relatie in de andere gesukkeld.
Hun relatie is een maatpak waar ze jarenlang samen aan gewerkt hebben. Ook al geeft de stof niet mee zoals ze allebei gehoopt hadden.
Is mijn escapade met Erik het zoveelste slippertje in hun relatie dat zij hem al bij voorbaat vergeeft.
Mocht seks het enige zijn dat Erik en mij bindt dan kon Lieve wel eens gelijk hebben. De vraag is, is seks het enige?
In ieder geval, op seks met Erik hoef ik niet lang meer te wachten. Wanneer ik ’s nacht, op weg naar de lounge, de receptie passeer, overhandigt de receptionist me een sleutel. Er hangt een metalen penning aan met het nummer 314 erin geponst. Op het briefje dat erbij hoort staat geschreven:
'kom je?'
We zijn zenuwachtig. Net twee pubers met een geheime afspraak. Onze onhandigheid verraadt onze drift. Ik vergeet het knoopje van mijn manchet los te knopen waardoor mijn hemd potsierlijk aan mijn arm bungelt. Rechtopstaand knoop ik de veters van mijn sneakers los en verlies mijn evenwicht. Erik die al uit de kleren is, vangt me op. De warmte van zijn borst tegen mijn half ontblote lichaam doet me naar adem snakken en net op dat moment knalt de zware gesp van zijn broeksriem tegen de grond. We schrikken op.
Zijn we betrapt?
Maar de deur blijft dicht en op de gang is alles stil. Pas wanneer ik mijn rok bij de stapel kleren op de zetel gooi, zie ik zijn broek voor de zetel op de grond liggen. Ik herken de gesp met het embleem van de adelaar. Vanwaar ik sta kan ik de tekst eromheen niet lezen. Ik ken hem nog vanbuiten. 'We'll stand together'.
Eriks warme handen tasten, strelen, ontdekken, herkennen. Mijn glooiende lichaam gloeit.
Hij prevelt. Omhelst me. Kust me. Voelt me. Bevoelt me. Vat me. Pakt me. Smaakt me. Likt me.
'Raak me!
Tref me!
Spoel me!
Reinig me!
Ontbrand me!
Bevrijd me!'
Hij doet zijn best. Ik doe mijn best. Ik ontspan me, volg het ritme, lever me over. Maar mijn diepste wezen blijft zoek. Diep in de beerput ligt het begraven.
De grondeling spartelt in de drek.
Ik open mijn ogen en denk: eerdere minnaars hebben mijn lichaam gekneed, onze lichamen zijn ouder geworden, wij zijn andere mensen geworden.
Hoe kan ik dan voelen wat ik voelde toen ik twintig was?
'Raak me.
Tref me.
Spoel me.
Reinig me.
Ontbrand me.
Bevrijd me.'
Maar de passie is weg.
Rijd me!
Bevrijd me!
De grondeling spartelt, hapt adem, slikt water, zwemt naar het licht.
Maar halverwege zijn doel bereikt, duikt hij terug de diepte in.
Ik wil het niet toegeven en fake een orgasme.
Restjes hoop vergaan tot niets.
Roerloos lig ik op zijn plekje en denk aan het kind dat ik hem onthouden heb.
“Waar denk je aan?”
“Niets.”
“Mag ik het niet weten?”
“Jawel.”
“Vertel.”
Er valt alweer zoveel te verliezen.
“Later,” zeg ik.
Later. Een onbepaald moment in de toekomende tijd. Moet ik mezelf een deadline opleggen?
“Wat zit je dwars? Vertel het me.”
Indien zijn ogen de poort zijn tot zijn ziel dan zal hij me alles vergeven. Al wat ik moet doen is in de genade van Erik geloven en die poort binnen gaan. En toch kan ik het niet. Ik ben bang. Dit intieme moment is, ook al is het niet wat ik ervan verwachtte, te kostbaar. Mijn geheim opbiechten zou het idyllische plaatje dat ik reconstrueren wil, bij voorbaat vernietigen.
Niet de woorden die ik niet spreek maar de afstandelijkheid waarmee ik roerloos naast hem lig, creëren wrevel.
“Wat ben je toch een koppig ding. Angie, zeg alstublieft wat je wil zeggen. Ik wil geen afknapper meer zoals vijfentwintig jaar geleden. Jouw zwijgen heeft me toen genoeg levensdagen gekost.”
“Het is niets. Ik dacht aan Lieve. Moeten we met haar geen rekening houden?”
Erik veert recht. “Waarom ben je plots zo met haar begaan? Eerst ga je met haar wandelen en nu dit.”
“Gewoon. Ze is je vrouw.”
“Maak jij je over haar maar geen zorgen. Zo bezorgd was zij niet over jou. Geloof me, ze heeft zich destijds niet één keer afgevraagd of waar zij mee bezig was wel kon tegenover jou.”
“Ga je met mij naar bed uit wraak?”
“Wat is dat met je. Natuurlijk niet. Jij?”
“Nee.”
Met een kus snoer ik zijn mond. Iedere vraag brengt ons te dicht bij het onderwerp waar ik voorlopig niet over spreken kan. Zijn molletje in mijn hand, lig ik naar het plafond te staren. Erik ligt naast me, zijn ogen gesloten. Er rust een glimlach om zijn mond. Ik wil alles doen om hem gelukkig te maken en dwing mijn hand tot strelen, buig over zijn molletje heen en doe wat mijn mond hoort te doen, Erik opwinden en er zelf van genieten. Maar ik weet die opdracht slechts eenzijdig te vervullen.
Met de moed der wanhoop klem ik me aan hem vast. Hij reageert met een nog stevigere grip. Er ontsnapt een kreun aan onze kelen waarin al het verdriet en gemis van de afgelopen vijfentwintig jaar gebundeld zit.
Hij is zo lief, streelt minutenlang mijn rug, kust me overal waar zijn lippen me raken kunnen. Subtiele kusjes, spontane strelingen, zo sensueel dat ik even denk, nu komt het goed, nu moet het lukken. Zijn stralende ogen maken alles goed. Ze nemen me mee in het ritme van onze wiegende lijven. Ik ontspan. De grondeling schiet uit de poel. Voelt de lucht. Ongrijpbaar, onwezenlijk, niet te vatten. Ik geniet van het licht. Voor even. Tot een schicht weer alles vernielt.
In de plooi van zijn arm verstop ik mijn gezicht, bang dat het mijn gepieker verraadt.
Stipt om zes uur staat Erik op en trekt zijn kleren aan. Hij moet naar Lieve terug.
"Waarom?"
Hij geeft geen antwoord.
Ik versta het niet. Waarom spreekt hij eerst zo minachtend over haar om nu slaafs naar haar terug te keren?
In volle koleire gooi ik mijn schoenen achter hem aan. Het enige wat ze raken is de deur.
“Ik doe mijn best, Ulrike, maar ik kan het niet uit mijn hoofd zetten. Ik zie u veel te graag. Mocht u iets overkomen, ik zou het mezelf nooit vergeven.”
Ik kus Erik netjes op zijn kaak en voel een fletse kus op de mijne. Terwijl fluistert hij iets onverstaanbaars in mijn oor. Het klinkt als een vraag. Ik kijk hem niet begrijpend aan maar hij kan het niet herhalen. Lieve staat al klaar om haar kus in ontvangst te nemen.
Net wanneer ik wil gaan zitten, wisselt Ulrike van stoel zodat ik naast Lieve en Ulrike tegenover Inne komt te zitten.
Onze dochters zijn druk met elkaar in overleg. Mijn oren proberen het gesprek te volgen. Ze spreken snel en in bedekte termen, zoals alleen pubers dat kunnen. Regelmatig duiken de namen van Otis en Matt in hun conversatie op.
Het duurt nog even voor ze samen met Udo van de ontbijttafel verdwijnen.
Naast me start Lieve een woordeloos gesprek met Erik. Een minuscule hoofdbeweging in mijn richting, fronsende wenkbrauwen, gewiebel met haar hoofd en tenslotte een schouderophalen omdat Erik niet begrijpt wat zij zeggen wil.
Het gaat duidelijk om mij. Om de stilte te doorbreken is een simpel woord voldoende. Alleen weet ik niet welk woord. Al mijn bedenkingen ten spijt heb ik nog steeds geen oplossing hoe het tussen mij en haar verder moet.
De stilte tussen ons blijft hangen. Erik dopt kruimels van de tafel en verwijdert een streep choco op zijn bord. Wanneer hij zijn vinger naar zijn mond brengt, schraapt Lieve berispend haar keel. Messen, koffielepels en vorken klingelen in haar hand. Met veel kabaal stapelt ze de lege bordjes en tassen.
"Laat staan. Er is hier personeel om die job voor jou te klaren."
Eriks woorden worden genegeerd.
Hij strekt zijn armen over tafel om haar te stoppen. Haar dwangmatig handelen komt schokkend tot rust. Met een ruk keert ze zich naar mij.
"Jij wilt me niet meer uit wandelen nemen. Zeg het maar."
Ik onderdruk een lach. Uit wandelen nemen, net of ze een hondje is. Mopsie staat me weer helemaal voor de geest.
“Ik wil het nog wel.”
Erik klaart op. “Zie je wel," zegt hij. “Ik heb het je toch gezegd, An laat ons niet weer in de steek.”
De nadruk ligt op ‘ons’?
Uiteraard. Vannacht. Ik was op mijn kamer gebleven. Had hij in de lounge op mij gewacht? En voelde hij zich nu net als Lieve, door mij in de steek gelaten?
Onze wandeling verloopt zwijgzaam. Er is slechts één vraag die ik haar zou willen stellen: waarom heb je mijn abortus al die jaren voor Erik verzwegen? Ze doet niets zonder reden.
Moeizaam komen de woorden over mijn lippen. Ze zijn een noodzaak om haar vertrouwen te winnen. "Gaat het?"
Ik zou haar dooreen willen schudden, slaan, schreeuwen, krijsen. Alles om te weten waarom zij en Benedicte zolang gezwegen hebben. Alleen, dit is niet de manier om het uit haar los te krijgen.
"Wil je even rusten?"
Ik loods haar de berg op. "Onder de oude eik kunnen we even rusten. Vandaar hebben we een mooi zicht over de vallei."
Hijgend komt ze tot rust. Ze legt haar hand op mijn dij. "Wat is het hier mooi."
En dan kan ik het niet meer laten.
"Waarom heb je Erik nooit over mijn abortus verteld?"
"Wat een vraag. Ik was toch altijd jouw beste vriendin."
Omdat ze me nog steeds wil laten geloven mijn beste vriendin te zijn begint ze voor ik er zelf om vraag uit te leggen hoe moeilijk het zwijgen voor haar was.
"Ik raakte moeilijk zwanger. Ook al bleek ik na grondig onderzoek wel vruchtbaar te zijn. Erik zocht de oorzaak bij zichzelf. Hij wou zich laten testen. Natuurlijk kende ik het resultaat al. Maar ik vond de moed niet om het hem te vertellen."
Waarschijnlijk had je dan wel met geen woord gerept over je eigen aandeel.
Toen onze kinderen er eenmaal waren, vergat ik het stilaan. Geloof me, bij ons weerzien in het hotel dook het pas terug in mijn herinnering op.
Je bent toch niet van plan om Erik alsnog op de hoogte te brengen?" voegt ze er angstig aan toe.
Ik haal mijn schouders op.
“Waarom zou je dat doen?”
“Om met mijn geweten in het reine te komen.”
“Erik is een zorgzame papa. Hij verdient het niet om met een waarheid geconfronteerd te worden waar hij niets meer aan veranderen kan.
Ga desnoods iedere nacht met hem naar bed maar Zwijg.”
BANG! De klokken van Rome en alle kleine, middelgrote en mastodonten van klokken slaan tegelijkertijd.
“Ja, schrik maar. Ik weet van jullie nachtelijke afspraakjes. Slaappillen zijn niet onfeilbaar. Een ding moet je weten. Erik is mijn echtgenoot en hij is geen echtbreker.”
Is ze naïef? Of maak ik een denkfout? Ik heb immers niet de ervaring van een echtgenote die al een kwart eeuw met dezelfde man samenleeft. In die kwart eeuw was ik, voor ik Jan leerde kennen, van de ene pret-a-porter relatie in de andere gesukkeld.
Hun relatie is een maatpak waar ze jarenlang samen aan gewerkt hebben. Ook al geeft de stof niet mee zoals ze allebei gehoopt hadden.
Is mijn escapade met Erik het zoveelste slippertje in hun relatie dat zij hem al bij voorbaat vergeeft.
Mocht seks het enige zijn dat Erik en mij bindt dan kon Lieve wel eens gelijk hebben. De vraag is, is seks het enige?
In ieder geval, op seks met Erik hoef ik niet lang meer te wachten. Wanneer ik ’s nacht, op weg naar de lounge, de receptie passeer, overhandigt de receptionist me een sleutel. Er hangt een metalen penning aan met het nummer 314 erin geponst. Op het briefje dat erbij hoort staat geschreven:
'kom je?'
We zijn zenuwachtig. Net twee pubers met een geheime afspraak. Onze onhandigheid verraadt onze drift. Ik vergeet het knoopje van mijn manchet los te knopen waardoor mijn hemd potsierlijk aan mijn arm bungelt. Rechtopstaand knoop ik de veters van mijn sneakers los en verlies mijn evenwicht. Erik die al uit de kleren is, vangt me op. De warmte van zijn borst tegen mijn half ontblote lichaam doet me naar adem snakken en net op dat moment knalt de zware gesp van zijn broeksriem tegen de grond. We schrikken op.
Zijn we betrapt?
Maar de deur blijft dicht en op de gang is alles stil. Pas wanneer ik mijn rok bij de stapel kleren op de zetel gooi, zie ik zijn broek voor de zetel op de grond liggen. Ik herken de gesp met het embleem van de adelaar. Vanwaar ik sta kan ik de tekst eromheen niet lezen. Ik ken hem nog vanbuiten. 'We'll stand together'.
Eriks warme handen tasten, strelen, ontdekken, herkennen. Mijn glooiende lichaam gloeit.
Hij prevelt. Omhelst me. Kust me. Voelt me. Bevoelt me. Vat me. Pakt me. Smaakt me. Likt me.
'Raak me!
Tref me!
Spoel me!
Reinig me!
Ontbrand me!
Bevrijd me!'
Hij doet zijn best. Ik doe mijn best. Ik ontspan me, volg het ritme, lever me over. Maar mijn diepste wezen blijft zoek. Diep in de beerput ligt het begraven.
De grondeling spartelt in de drek.
Ik open mijn ogen en denk: eerdere minnaars hebben mijn lichaam gekneed, onze lichamen zijn ouder geworden, wij zijn andere mensen geworden.
Hoe kan ik dan voelen wat ik voelde toen ik twintig was?
'Raak me.
Tref me.
Spoel me.
Reinig me.
Ontbrand me.
Bevrijd me.'
Maar de passie is weg.
Rijd me!
Bevrijd me!
De grondeling spartelt, hapt adem, slikt water, zwemt naar het licht.
Maar halverwege zijn doel bereikt, duikt hij terug de diepte in.
Ik wil het niet toegeven en fake een orgasme.
Restjes hoop vergaan tot niets.
Roerloos lig ik op zijn plekje en denk aan het kind dat ik hem onthouden heb.
“Waar denk je aan?”
“Niets.”
“Mag ik het niet weten?”
“Jawel.”
“Vertel.”
Er valt alweer zoveel te verliezen.
“Later,” zeg ik.
Later. Een onbepaald moment in de toekomende tijd. Moet ik mezelf een deadline opleggen?
“Wat zit je dwars? Vertel het me.”
Indien zijn ogen de poort zijn tot zijn ziel dan zal hij me alles vergeven. Al wat ik moet doen is in de genade van Erik geloven en die poort binnen gaan. En toch kan ik het niet. Ik ben bang. Dit intieme moment is, ook al is het niet wat ik ervan verwachtte, te kostbaar. Mijn geheim opbiechten zou het idyllische plaatje dat ik reconstrueren wil, bij voorbaat vernietigen.
Niet de woorden die ik niet spreek maar de afstandelijkheid waarmee ik roerloos naast hem lig, creëren wrevel.
“Wat ben je toch een koppig ding. Angie, zeg alstublieft wat je wil zeggen. Ik wil geen afknapper meer zoals vijfentwintig jaar geleden. Jouw zwijgen heeft me toen genoeg levensdagen gekost.”
“Het is niets. Ik dacht aan Lieve. Moeten we met haar geen rekening houden?”
Erik veert recht. “Waarom ben je plots zo met haar begaan? Eerst ga je met haar wandelen en nu dit.”
“Gewoon. Ze is je vrouw.”
“Maak jij je over haar maar geen zorgen. Zo bezorgd was zij niet over jou. Geloof me, ze heeft zich destijds niet één keer afgevraagd of waar zij mee bezig was wel kon tegenover jou.”
“Ga je met mij naar bed uit wraak?”
“Wat is dat met je. Natuurlijk niet. Jij?”
“Nee.”
Met een kus snoer ik zijn mond. Iedere vraag brengt ons te dicht bij het onderwerp waar ik voorlopig niet over spreken kan. Zijn molletje in mijn hand, lig ik naar het plafond te staren. Erik ligt naast me, zijn ogen gesloten. Er rust een glimlach om zijn mond. Ik wil alles doen om hem gelukkig te maken en dwing mijn hand tot strelen, buig over zijn molletje heen en doe wat mijn mond hoort te doen, Erik opwinden en er zelf van genieten. Maar ik weet die opdracht slechts eenzijdig te vervullen.
Met de moed der wanhoop klem ik me aan hem vast. Hij reageert met een nog stevigere grip. Er ontsnapt een kreun aan onze kelen waarin al het verdriet en gemis van de afgelopen vijfentwintig jaar gebundeld zit.
Hij is zo lief, streelt minutenlang mijn rug, kust me overal waar zijn lippen me raken kunnen. Subtiele kusjes, spontane strelingen, zo sensueel dat ik even denk, nu komt het goed, nu moet het lukken. Zijn stralende ogen maken alles goed. Ze nemen me mee in het ritme van onze wiegende lijven. Ik ontspan. De grondeling schiet uit de poel. Voelt de lucht. Ongrijpbaar, onwezenlijk, niet te vatten. Ik geniet van het licht. Voor even. Tot een schicht weer alles vernielt.
In de plooi van zijn arm verstop ik mijn gezicht, bang dat het mijn gepieker verraadt.
Stipt om zes uur staat Erik op en trekt zijn kleren aan. Hij moet naar Lieve terug.
"Waarom?"
Hij geeft geen antwoord.
Ik versta het niet. Waarom spreekt hij eerst zo minachtend over haar om nu slaafs naar haar terug te keren?
In volle koleire gooi ik mijn schoenen achter hem aan. Het enige wat ze raken is de deur.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto