Wat ik gewaar word, des te meer.
Op vakantie gaan betekent alles achter je laten. Voor even een ander ritme, een ander patroon. De toelating om even tot jezelf te komen, los van wat anderen van je verwachten, los van wat je al een heel leven met je meedraagt. Even niet meer denken aan beslommeringen die je belasten. Even overtuigd zijn dat je het allemaal in handen hebt.
Zo zou het moeten zijn. Maar is het voor mij nooit geweest.
Me veertien dagen onderdompelen in een schijnwereld die voor me open gaat van zodra ik de deur van het zomerverblijf open zwaai, daar heb ik jaren geleden een punt achter gezet.
De mallemolen van het leven draait voor mij 365 dagen op het jaar door.
Oud genoeg om de juiste beweringen te uiten die mijn standpunt weerleggen, heeft mijn dochter daar dit jaar verandering in gebracht. Ze heeft haar zin gekregen. Drie weken Ardennen. Een hotel, lukraak gekozen uit de honderden aanbiedingen op het internet.
Chagrijnig ben ik thuis vertrokken en chagrijnig sta ik aan de balie van het hotel te wachten. De receptioniste is druk in gesprek. Ze zwaait naar me. Ik moet wachten voor een jonge knul die haar tijd en aandacht opeist. Nog groen achter zijn oren. Bakvis. Prille puber. Mooie jongen. Met zijn tandpasta glimlach lacht hij naar Inne. Mijn dochter is mijn dochter. Chagrijnig om mijn chagrijn. Er kan geen glimlach af. Hautain trekt ze haar neus op.
Een stem, na jaren nog steeds vast geroest in mijn oor, dringt mijn brein binnen. Het beeld dat ik van hem bewaar, klopt nog steeds. Al is hij ouder geworden. Wat hij tegen me zegt, doet er niet toe. Wat ik gewaar word, des te meer. Hij reageert precies zoals ik verwacht. Hij lacht, kust en omhelst me. Mijn geheugen zegt, dit is vijfentwintig jaar geleden. Mijn lichaam zegt, je bent nooit weggeweest. En dat verwart me.
Mijn dochter wil aan hem voorgesteld worden en trekt me bij mijn mouw. Het gekke is, ik heb ineens geen dochter meer. Haar leven is nog geen feit. Dus stelt zij zichzelf voor.
“Hallo, ik ben Inne.”
Terwijl zij Eriks hand schudt, blijf hij me aankijken. Over zijn schouder wijst hij naar de jongen met de tandpasta glimlach. “Udo, mijn zoon", zegt hij.
En plots daagt Zij uit het niets op en wordt de betovering verbroken. Word ik weer mama van Inne. En Erik Haar echtgenoot en vader van Haar kinderen. Mensen komen op je pad en sturen je leven. Zorgzame mensen, lieve mensen, enthousiaste mensen. Maar evengoed egotrippers, boosaardige of zwaarmoedige mensen. Geen kwaad over hen. Maar hoed u voor de ergste soort. Slangenmensen. Gehuld in de huid van onschuld. Diep gekwetst, smekend om je mededogen. Behagen je, dragen je, maken jou onmisbaar. Wanneer je ze herkent, is de schade al nefast voor de rest van je leven.
Zij buigt zich naar me toe, wil me kussen. Ik trek me weg.
In mijn hoofd wringt zich een gevaarlijke gedachte naar voren. Gevaarlijk omdat ik eenmaal ik iets in mijn hoofd haal, het ook uitvoeren wil. Ik wil Erik van haar terug.
Zij kijkt me niet aan wanneer ze spreekt. Haar dochter des te meer. Haar ogen zeggen:’ blijf van mijn papa’. Een blik die ik al te goed van mijn dochter ken. Tegen iedere man die mijn pad kruist, zeggen Innes ogen, ‘blijf van mijn mama’.
Zo zou het moeten zijn. Maar is het voor mij nooit geweest.
Me veertien dagen onderdompelen in een schijnwereld die voor me open gaat van zodra ik de deur van het zomerverblijf open zwaai, daar heb ik jaren geleden een punt achter gezet.
De mallemolen van het leven draait voor mij 365 dagen op het jaar door.
Oud genoeg om de juiste beweringen te uiten die mijn standpunt weerleggen, heeft mijn dochter daar dit jaar verandering in gebracht. Ze heeft haar zin gekregen. Drie weken Ardennen. Een hotel, lukraak gekozen uit de honderden aanbiedingen op het internet.
Chagrijnig ben ik thuis vertrokken en chagrijnig sta ik aan de balie van het hotel te wachten. De receptioniste is druk in gesprek. Ze zwaait naar me. Ik moet wachten voor een jonge knul die haar tijd en aandacht opeist. Nog groen achter zijn oren. Bakvis. Prille puber. Mooie jongen. Met zijn tandpasta glimlach lacht hij naar Inne. Mijn dochter is mijn dochter. Chagrijnig om mijn chagrijn. Er kan geen glimlach af. Hautain trekt ze haar neus op.
Een stem, na jaren nog steeds vast geroest in mijn oor, dringt mijn brein binnen. Het beeld dat ik van hem bewaar, klopt nog steeds. Al is hij ouder geworden. Wat hij tegen me zegt, doet er niet toe. Wat ik gewaar word, des te meer. Hij reageert precies zoals ik verwacht. Hij lacht, kust en omhelst me. Mijn geheugen zegt, dit is vijfentwintig jaar geleden. Mijn lichaam zegt, je bent nooit weggeweest. En dat verwart me.
Mijn dochter wil aan hem voorgesteld worden en trekt me bij mijn mouw. Het gekke is, ik heb ineens geen dochter meer. Haar leven is nog geen feit. Dus stelt zij zichzelf voor.
“Hallo, ik ben Inne.”
Terwijl zij Eriks hand schudt, blijf hij me aankijken. Over zijn schouder wijst hij naar de jongen met de tandpasta glimlach. “Udo, mijn zoon", zegt hij.
En plots daagt Zij uit het niets op en wordt de betovering verbroken. Word ik weer mama van Inne. En Erik Haar echtgenoot en vader van Haar kinderen. Mensen komen op je pad en sturen je leven. Zorgzame mensen, lieve mensen, enthousiaste mensen. Maar evengoed egotrippers, boosaardige of zwaarmoedige mensen. Geen kwaad over hen. Maar hoed u voor de ergste soort. Slangenmensen. Gehuld in de huid van onschuld. Diep gekwetst, smekend om je mededogen. Behagen je, dragen je, maken jou onmisbaar. Wanneer je ze herkent, is de schade al nefast voor de rest van je leven.
Zij buigt zich naar me toe, wil me kussen. Ik trek me weg.
In mijn hoofd wringt zich een gevaarlijke gedachte naar voren. Gevaarlijk omdat ik eenmaal ik iets in mijn hoofd haal, het ook uitvoeren wil. Ik wil Erik van haar terug.
Zij kijkt me niet aan wanneer ze spreekt. Haar dochter des te meer. Haar ogen zeggen:’ blijf van mijn papa’. Een blik die ik al te goed van mijn dochter ken. Tegen iedere man die mijn pad kruist, zeggen Innes ogen, ‘blijf van mijn mama’.
Nu hebben mijn dochter haar ogen een andere taal gesproken. Alsof ik mijn liefde voor Erik in mijn genen aan haar doorgegeven heb. Voor het eerst mag een man mij in zich opnemen en voelt hij voor haar niet als een indringer aan.
Haar dochter zegt: “kom pap”, en kaapt Erik bij me weg. Ze heeft zich niet eens voorgesteld.
“Wat een Teef”, zegt Inne.
Ik berisp haar. Zijn dochter heeft gedaan wat Inne zou hebben gedaan indien Erik niet Erik maar een andere man was geweest.
Even was hij weer van mij. Zijn dochter heeft dat ongedaan gemaakt. Net als haar moeder vijfentwintig jaar geleden.
“Teef”, mompel ik.
Troostend slaat Inne haar arm om me heen.
Haar dochter zegt: “kom pap”, en kaapt Erik bij me weg. Ze heeft zich niet eens voorgesteld.
“Wat een Teef”, zegt Inne.
Ik berisp haar. Zijn dochter heeft gedaan wat Inne zou hebben gedaan indien Erik niet Erik maar een andere man was geweest.
Even was hij weer van mij. Zijn dochter heeft dat ongedaan gemaakt. Net als haar moeder vijfentwintig jaar geleden.
“Teef”, mompel ik.
Troostend slaat Inne haar arm om me heen.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.