Waarom kus ik de Judas?
Aan het ontbijt kus ik Lieve voor het eerst. Mijn geweten veert op.
Waarom kus ik de Judas?
Waarom krab ik haar ogen niet uit? Waarom neem ik niet direct weerwraak, wat weerhoudt me?
Weegt mijn angst om de verzwegen waarheid aan het licht te brengen door op mijn woede?
Lieve lijkt ondersteboven van mijn kus. Niet dat ze zich zorgen maakt om de ommezwaai in mijn attitude. De list die zij en Benedicte in het verleden bedachten om Erik en mij uit elkaar te krijgen, is niet in haar geheugen blijven hangen. Geniepig zijn is voor haar en haar moeder een banale gewoonte.
Ze begint als het ware te kakelen als een kip zonder kop en slaagt er zelfs in om ons aan het lachen te brengen. Wanneer ze met een anekdote uit het verleden uitpakt, voel ik me weer met haar verwant. We hadden vaak samen ontbeten, 's ochtends nadat ik was blijven slapen. Die ene ochtend, het moet Moederdag geweest zijn, waren we voor dag en dauw opgestaan. We wilden Benedicte verrassen. In de vroege ochtend fietsten we naar de bakker om kraakverse broodjes die we met ons spaargeld betaalden. Thuis dekten we een feestelijke ontbijttafel. Stil als muisjes hadden we onze actie volbracht. Gespannen lagen we in bed te wachten. Benedicte's slippers klakten door de hal. De deur naar de keuken kletste dicht. De ontlading die volgde was niet wat we hadden verwacht. Benedicte sakkerde en vloekte. Onze namen schalden door het huis. Wat gebeurde er? We snelden naar beneden en zagen nog net hoe Mopsie het laatste restje paté op zijn snuit aflikte. De schotel Charcuterie stond besmeurd op tafel. Mopsie kroop voldaan zijn mandje in, buik omhoog, pootjes in de lucht.
Het valt me op hoe Lieve zich tot de leuke details beperkt. Hoe buitensporig Benedicte nadien reageerde, vertelt ze er niet bij. Is dit moedwillig vergeten of haar manier om de dictatuur van Benedicte te overleven?
Harry kon er vrolijk om lachen. Wij lachten met hem mee. Alleen Benedicte bleef sakkeren. Toen Mopsie overeind kwam, zijn mandje uit waggelde en alles uitkotste, werd het haar teveel. Ze schold ons de huid vol. We werden verplicht de hele keuken te schuren en te schrobben. Geholpen door Harry waren we er een hele voormiddag mee bezig. Het was zondag, ik wilde naar papa. Gelukkig kwam hij kijken en eindigde die onverdiende straf voor mij vroegtijdig. Lieve haar marteling bleef nog de hele dag doorgaan.
De herinnering aan deze gedenkwaardige Moederdag rakelt mijn alliantie met Lieve weer op. Hoe diep dit verbond geworteld zit, stel ik vast in de beslissing die ik in de komende minuten neem.
Erik bladert door een folder die Lieve hem net voor ik binnenkwam heeft toegeschoven. De grotten van Han staan vandaag op hun jaarlijks terugkerende agenda.
“We kunnen op de terugweg in de Carrefour stoppen,” stelt Erik Ulrike voor. Meteen slaat Lieve haar opgewekte stemming om in angst.
“Nee, we komen meteen naar huis,” zegt ze.
Haar verlangen wordt door Erik genegeerd. “Wat denk je ervan Ulrike?”
“Jullie doen maar. Ik blijf hier.”
Lieves kin zakt tot op haar borst en stilzwijgend blijft ze naar haar lege bord staren.
De grote bemiddelaar in Erik treedt op. “Komaan Ulrike, gisteren wilde je voor die cd van Editors nog kilometers omrijden.”
“Ik koop geen cd’s in de Carrefour.”
“Dan ben je rijker dan ik dacht.” Erik is de enige die zijn grap geestig vindt. “Waar wil je dan wel naartoe?”
“Je weet goed genoeg wat ik wil. Klimmen.”
Erik kijkt naar Lieve. Van haar moet hij geen medewerking verwachten.
“We zullen het daar vanavond over hebben,” zucht Erik, “kom nu gewoon mee, toe.”
“Die tieten en mieten komen me de strot uit!”
Ulrike's stem is ongemeen krachtig. Het is niet de woordenschat die ik van haar verwacht. Zit Inne hier voor iets tussen?
Erik reageert chagrijnig. Hij heeft geen noodplan nu hun gestructureerde agenda overhoop wordt gegooid.
“Jullie doen maar op, allemaal. Hou vooral met mij geen rekening!”
De triomfantelijke glimlach om de mond van Inne bevestigt mijn vermoeden. Zij is de aanstoker van dit rebelse plan. Ik voel me meteen verantwoordelijk. Vijftien jaar heb ik haar voorgedaan hoe je mensen kan jennen. Onder het mom dat je de vrijheid hebt je eigen leven in handen te nemen. Waarom verwondert het me niet dat Inne die theorie tot de hare heeft gemaakt?
Inne is een puber die kopieert. Haar kan je het vergeven. Ik moet beter weten. Hoe kan ik de plooien gladstrijken zonder afbreuk te doen aan Ulrike haar verlangen naar verandering?
“Misschien kan ik met Lieve vandaag een wandeling maken.” Ik schrik van mijn eigen voorstel. Ook Erik weet niet wat hij hoort. Lieve echter ontwaakt uit haar lethargisch bestaan.
“Lijkt me best leuk,” zegt ze zonder veel overtuiging.
Natuurlijk stelt Erik zich vragen waarop ik zelf geen antwoord weet. Achterdochtig kijkt hij mij aan. Het is de enthousiaste reactie van Udo die me van zijn argwanende blik redt.
“Toe papa, als mama met An mee kan, kunnen wij eindelijk eens naar Luik de muziekwinkels afschuimen.”
Lieve heeft geen wandelschoenen meegebracht, zegt ze. Even zie ik hierin een manoeuvre om alsnog van gedacht te veranderen.
“Dan gaan we eerst de stad in en kopen een paar.”
Ik ben blij wanneer ze opkijkt en met mijn voorstel instemt.
In mijn auto op weg naar de stad legt ze plots een hand op mijn dij.
“Je kunt niet geloven hoe ik jou gemist heb,” zegt ze.
Ik ben op mijn hoede. Meent ze wat ze zegt? Of schuilt er achter haar meegaandheid een heimelijk plan?
Haar gezicht is uitdrukkingsloos. Geen rimpel, geen frons, geen plotselinge oogopslag. Wanneer ze gewaar wordt dat ik naar haar kijk, ontdooien haar mondhoeken. Dit moet een glimlach zijn. Haar ogen verraden niets. Stroef trekt haar hand zich terug.
Zonder opvallend te zijn is ze dominant aanwezig. Bevreemdend stil. Haar handen bidden. Haar hoofd verroert uitsluitend om vluchtig mijn snelheid te checken. Alsof zeventig kilometer per uur rijden, op een weg waar het geoorloofd en toegelaten is, haar angst aanjaagt. Een bocht in de weg, een tegenligger, een voorrangsweg, een kruising. Telkens krijg ik voorafgaand een kort bevel. Onverstaanbaar.
Een militair order.
Wanneer ik de auto in de stad parkeer, maakt ze geen aanstalten om uit te stappen. Ze is boos, zoveel is duidelijk.
Is ze gekwetst omdat ik geen antwoord gaf op haar bekentenis, mij te hebben gemist?
“Ik ben blij dat we elkaar weer ontmoet hebben.”
Ik meen het. Al is het alleen omdat dit weerzien me de kans geeft om mijn verleden uit te klaren en mijn leven weer in eigen handen te nemen.
“Kom je?”
Ze kijkt op en knikt. Er kan zelfs een glimlach af.
Eens in de schoenwinkel neemt ze genoegen met het eerste paar wandelschoenen in het rek en wil onmiddellijk aan de kassa afrekenen.
“Wacht even,” zeg ik, “je moet die schoenen passen.”
“Het is mijn maat. Een negenendertig zit perfect.”
“Lieve, zet u en pas.”
“Doe gerust,” zegt de winkeldame wanneer Lieve haar ogen in haar rug voelt branden.
“Ik help u met het rijgen van de veters. Zitten ze goed?”
Even wiebelt Lieve met haar tippen. Ze knikt.
“Het is wel de bedoeling om met die schoenen kilometers te stappen. Sta op en wandel rond,” dring ik aan.
“Het hoeft niet. Ze zitten prima.”
“Lieve, toe, straks krijg je blaren op je voeten en is het plezier van het wandelen voorbij nog voor je eraan begonnen bent.”
Ze fluistert en wijst met haar hoofd: “die mensen wachten allemaal om geholpen te worden.”
Die ‘mensen allemaal’, zijn er welgeteld twee. Een moeder en naar ik vermoed haar dochter. Hun nood bestaat uit het bekijken en aantrekken van schoenen. Kopen hoort er niet bij. Zolang de winkeldame zich over ons ontfermt kunnen zij ongehinderd hun gang gaan met het aanpassen van de net binnengekomen herfstmodelletjes. Meer vragen ze niet.
Uit ervaring weet de verkoopster welke klanten kopers zijn en welke zich tot winkeltoerisme beperken. Ze negeert Lieves opmerking en haalt nog enkele modellen tevoorschijn.
Hoe onwennig Lieve er aanvankelijk bijzat, stilaan geeft ze zich over. Ze werkt zelfs niet meer tegen wanneer de winkeldame haar vraagt op te staan en enkele passen te zetten.
Bij het aanrijgen van het vierde paar slaat Lieve een vrolijke kreet. Zo opgetogen is ze over de soepelheid van het leer. Ze loopt met de schoenen tot ver voorbij haar voorlopige eindmeet en glundert wanneer ze achteraan in de winkel in de spiegel kijkt.
“Ik hou ze aan.”
Haar kitscherige slippers laat ze inpakken. Ik schrik van de prijs van haar stapschoenen. Maar zonder te verpinken rekent Lieve af. Wanneer ik nog een paar sneaker kousen uit het rek neem voor mezelf telt Lieve het geld ervoor neer. Ik schuif het terug en haal mijn betaalkaart boven. Liever zelf betalen dan me te laten omkopen en straks dingen te moeten doen waar ik me enkel door haar cadeautje verplicht toe voel.
Wel tien keer bedankt ze de winkeldame. Voor haar tijd, voor haar geduld, voor haar vriendelijkheid, voor het zoeken naar het geschikte paar, voor haar advies en nog maar eens voor haar kostbare tijd die ze aan haar besteed heeft.
In het naar buiten gaan, verontschuldigt ze zich bij de moeder en dochter. Alsof Lieve ontoerekeningsvatbaar is, kijken ze mij verbaasd aan. Samen met ons verlaten ze de winkel. Zoals ik verwacht had, zonder aankopen.
Op de terugweg krijg ook ik een vracht aan dankbetuigingen over me heen. Het wordt pathetisch wanneer ze bijna huilend herhaalt hoe ons weerzien haar ontroert.
“Lieve, stop ermee. Iedereen doet wat hij doet. Daar moet je toch niet zo hysterisch over doen.”
Nu begint ze pas echt te huilen.
Even verderop stop ik bij een inham in de weg. Het uitzicht over de vallei is hier zo adembenemend dat ik er mijn huilende reisgenoot bij vergeet. Mijn hand grabbelt achter mijn zetel naar mijn camera. Er ligt niets. Ik krijg de tijd niet om me daarover druk te maken want Lieve ruilt plots haar droefheid voor een heuglijke mededeling.
“Hier had ik altijd al eens graag naar beneden willen wandelen en nu stop jij toevallig op deze plek.”
“Waarom heb je het nooit gedaan?”
“Ik durf niet. Hier stilstaan met de auto vind ik al beangstigend. Heb je gezien hoe steil de heuvelrug hier het dal in loopt?”
“Je moet ook niet meteen aan een afdaling beginnen. Iedere berg die je afdaalt, moet je nadien ook terug op. Laten we het vandaag eenvoudig houden. Het golvend terrein achter het hotel lijkt me ideaal.”
“Nee,” zegt ze kordaat. Haar gespannen lichaam spreekt een andere taal. Toch heb ik niet gedroomd. Ik heb haar duidelijk, nee horen zeggen. Haar hoofd knikt
“Ik doe het,” zegt ze, “we dalen af. Nu. Morgen durf ik weer niet.”
“Zeker?”
Ze kijkt me recht in de ogen. “Ja.”
Het pad versmalt algauw tot een richel vol uitstekende rotspunten en losliggende steentjes. Voetje voor voetje schuifelt ze over het pad. Haar armen zwaaien links en rechts. Toch slaagt ze er nog in om uit te schuiven.
Luid gillend, grijpt ze me vast.
“Wil je terug?”
“Nee, nee .... we gaan verder.”
Ik zoek een tak als wandelstok. Die geeft meer steun dan haar molenwiekende armen.
Een miniwatervalletje dwarst ons pad. Om haar nieuwe schoenen te sparen, springt Lieve erover. Haar linkervoet landt op het pad maar haar rechtervoet schampt langs de rand en stuikt de afgrond in. Net op tijd grijp ik haar arm. Samen belanden we in het struikgewas. Een hagedis vlucht weg. Het brengt de angstige Lieve weer tot leven.
Ze wil niet meer verder. Ook al sluit de richel enkele meters verder aan op een breed wandelpad. Hoe ik ook probeer, ik kan haar niet overtuigen op te staan en die enkele meters af te leggen.
“Als ik daar heen ga, moet ik straks weer helemaal terug," klaagt ze.
Angstige mensen, ze maken me horendol. “Ik heb je gewaarschuwd.”
“Iedereen is tegen mij," huilt ze.
“Iedereen verwijt me geen inspanning te doen om te veranderen.
Ik wil wel. Hier, vanbinnen," snikt ze en klopt op haar borst,
“maar in mijn hoofd is er altijd iets dat alles saboteert.”
Ik herken haar aloude gedrag om met zelfbeklag medelijden op te wekken.
“Jij verstaat me, hé An.”
Ik bijt op mijn lip. Hierop antwoorden zou een eindeloze discussie ontketenen die pas eindigt wanneer zij haar gelijk haalt. Wat baat het daarin mee te gaan.
Verandering is onderdeel van het leven. Wie zich daar niet bij neerlegt, vraagt om moeilijkheden. Een mens moet durven los laten.
“Sta op," zeg ik, “we keren terug.”
Op handen en voeten kruipt Lieve voor me de berg op. Het is zielig om zien hoe ze zichzelf vernedert. Dit doet toch niemand uit vrije wil.
Waarom kus ik de Judas?
Waarom krab ik haar ogen niet uit? Waarom neem ik niet direct weerwraak, wat weerhoudt me?
Weegt mijn angst om de verzwegen waarheid aan het licht te brengen door op mijn woede?
Lieve lijkt ondersteboven van mijn kus. Niet dat ze zich zorgen maakt om de ommezwaai in mijn attitude. De list die zij en Benedicte in het verleden bedachten om Erik en mij uit elkaar te krijgen, is niet in haar geheugen blijven hangen. Geniepig zijn is voor haar en haar moeder een banale gewoonte.
Ze begint als het ware te kakelen als een kip zonder kop en slaagt er zelfs in om ons aan het lachen te brengen. Wanneer ze met een anekdote uit het verleden uitpakt, voel ik me weer met haar verwant. We hadden vaak samen ontbeten, 's ochtends nadat ik was blijven slapen. Die ene ochtend, het moet Moederdag geweest zijn, waren we voor dag en dauw opgestaan. We wilden Benedicte verrassen. In de vroege ochtend fietsten we naar de bakker om kraakverse broodjes die we met ons spaargeld betaalden. Thuis dekten we een feestelijke ontbijttafel. Stil als muisjes hadden we onze actie volbracht. Gespannen lagen we in bed te wachten. Benedicte's slippers klakten door de hal. De deur naar de keuken kletste dicht. De ontlading die volgde was niet wat we hadden verwacht. Benedicte sakkerde en vloekte. Onze namen schalden door het huis. Wat gebeurde er? We snelden naar beneden en zagen nog net hoe Mopsie het laatste restje paté op zijn snuit aflikte. De schotel Charcuterie stond besmeurd op tafel. Mopsie kroop voldaan zijn mandje in, buik omhoog, pootjes in de lucht.
Het valt me op hoe Lieve zich tot de leuke details beperkt. Hoe buitensporig Benedicte nadien reageerde, vertelt ze er niet bij. Is dit moedwillig vergeten of haar manier om de dictatuur van Benedicte te overleven?
Harry kon er vrolijk om lachen. Wij lachten met hem mee. Alleen Benedicte bleef sakkeren. Toen Mopsie overeind kwam, zijn mandje uit waggelde en alles uitkotste, werd het haar teveel. Ze schold ons de huid vol. We werden verplicht de hele keuken te schuren en te schrobben. Geholpen door Harry waren we er een hele voormiddag mee bezig. Het was zondag, ik wilde naar papa. Gelukkig kwam hij kijken en eindigde die onverdiende straf voor mij vroegtijdig. Lieve haar marteling bleef nog de hele dag doorgaan.
De herinnering aan deze gedenkwaardige Moederdag rakelt mijn alliantie met Lieve weer op. Hoe diep dit verbond geworteld zit, stel ik vast in de beslissing die ik in de komende minuten neem.
Erik bladert door een folder die Lieve hem net voor ik binnenkwam heeft toegeschoven. De grotten van Han staan vandaag op hun jaarlijks terugkerende agenda.
“We kunnen op de terugweg in de Carrefour stoppen,” stelt Erik Ulrike voor. Meteen slaat Lieve haar opgewekte stemming om in angst.
“Nee, we komen meteen naar huis,” zegt ze.
Haar verlangen wordt door Erik genegeerd. “Wat denk je ervan Ulrike?”
“Jullie doen maar. Ik blijf hier.”
Lieves kin zakt tot op haar borst en stilzwijgend blijft ze naar haar lege bord staren.
De grote bemiddelaar in Erik treedt op. “Komaan Ulrike, gisteren wilde je voor die cd van Editors nog kilometers omrijden.”
“Ik koop geen cd’s in de Carrefour.”
“Dan ben je rijker dan ik dacht.” Erik is de enige die zijn grap geestig vindt. “Waar wil je dan wel naartoe?”
“Je weet goed genoeg wat ik wil. Klimmen.”
Erik kijkt naar Lieve. Van haar moet hij geen medewerking verwachten.
“We zullen het daar vanavond over hebben,” zucht Erik, “kom nu gewoon mee, toe.”
“Die tieten en mieten komen me de strot uit!”
Ulrike's stem is ongemeen krachtig. Het is niet de woordenschat die ik van haar verwacht. Zit Inne hier voor iets tussen?
Erik reageert chagrijnig. Hij heeft geen noodplan nu hun gestructureerde agenda overhoop wordt gegooid.
“Jullie doen maar op, allemaal. Hou vooral met mij geen rekening!”
De triomfantelijke glimlach om de mond van Inne bevestigt mijn vermoeden. Zij is de aanstoker van dit rebelse plan. Ik voel me meteen verantwoordelijk. Vijftien jaar heb ik haar voorgedaan hoe je mensen kan jennen. Onder het mom dat je de vrijheid hebt je eigen leven in handen te nemen. Waarom verwondert het me niet dat Inne die theorie tot de hare heeft gemaakt?
Inne is een puber die kopieert. Haar kan je het vergeven. Ik moet beter weten. Hoe kan ik de plooien gladstrijken zonder afbreuk te doen aan Ulrike haar verlangen naar verandering?
“Misschien kan ik met Lieve vandaag een wandeling maken.” Ik schrik van mijn eigen voorstel. Ook Erik weet niet wat hij hoort. Lieve echter ontwaakt uit haar lethargisch bestaan.
“Lijkt me best leuk,” zegt ze zonder veel overtuiging.
Natuurlijk stelt Erik zich vragen waarop ik zelf geen antwoord weet. Achterdochtig kijkt hij mij aan. Het is de enthousiaste reactie van Udo die me van zijn argwanende blik redt.
“Toe papa, als mama met An mee kan, kunnen wij eindelijk eens naar Luik de muziekwinkels afschuimen.”
Lieve heeft geen wandelschoenen meegebracht, zegt ze. Even zie ik hierin een manoeuvre om alsnog van gedacht te veranderen.
“Dan gaan we eerst de stad in en kopen een paar.”
Ik ben blij wanneer ze opkijkt en met mijn voorstel instemt.
In mijn auto op weg naar de stad legt ze plots een hand op mijn dij.
“Je kunt niet geloven hoe ik jou gemist heb,” zegt ze.
Ik ben op mijn hoede. Meent ze wat ze zegt? Of schuilt er achter haar meegaandheid een heimelijk plan?
Haar gezicht is uitdrukkingsloos. Geen rimpel, geen frons, geen plotselinge oogopslag. Wanneer ze gewaar wordt dat ik naar haar kijk, ontdooien haar mondhoeken. Dit moet een glimlach zijn. Haar ogen verraden niets. Stroef trekt haar hand zich terug.
Zonder opvallend te zijn is ze dominant aanwezig. Bevreemdend stil. Haar handen bidden. Haar hoofd verroert uitsluitend om vluchtig mijn snelheid te checken. Alsof zeventig kilometer per uur rijden, op een weg waar het geoorloofd en toegelaten is, haar angst aanjaagt. Een bocht in de weg, een tegenligger, een voorrangsweg, een kruising. Telkens krijg ik voorafgaand een kort bevel. Onverstaanbaar.
Een militair order.
Wanneer ik de auto in de stad parkeer, maakt ze geen aanstalten om uit te stappen. Ze is boos, zoveel is duidelijk.
Is ze gekwetst omdat ik geen antwoord gaf op haar bekentenis, mij te hebben gemist?
“Ik ben blij dat we elkaar weer ontmoet hebben.”
Ik meen het. Al is het alleen omdat dit weerzien me de kans geeft om mijn verleden uit te klaren en mijn leven weer in eigen handen te nemen.
“Kom je?”
Ze kijkt op en knikt. Er kan zelfs een glimlach af.
Eens in de schoenwinkel neemt ze genoegen met het eerste paar wandelschoenen in het rek en wil onmiddellijk aan de kassa afrekenen.
“Wacht even,” zeg ik, “je moet die schoenen passen.”
“Het is mijn maat. Een negenendertig zit perfect.”
“Lieve, zet u en pas.”
“Doe gerust,” zegt de winkeldame wanneer Lieve haar ogen in haar rug voelt branden.
“Ik help u met het rijgen van de veters. Zitten ze goed?”
Even wiebelt Lieve met haar tippen. Ze knikt.
“Het is wel de bedoeling om met die schoenen kilometers te stappen. Sta op en wandel rond,” dring ik aan.
“Het hoeft niet. Ze zitten prima.”
“Lieve, toe, straks krijg je blaren op je voeten en is het plezier van het wandelen voorbij nog voor je eraan begonnen bent.”
Ze fluistert en wijst met haar hoofd: “die mensen wachten allemaal om geholpen te worden.”
Die ‘mensen allemaal’, zijn er welgeteld twee. Een moeder en naar ik vermoed haar dochter. Hun nood bestaat uit het bekijken en aantrekken van schoenen. Kopen hoort er niet bij. Zolang de winkeldame zich over ons ontfermt kunnen zij ongehinderd hun gang gaan met het aanpassen van de net binnengekomen herfstmodelletjes. Meer vragen ze niet.
Uit ervaring weet de verkoopster welke klanten kopers zijn en welke zich tot winkeltoerisme beperken. Ze negeert Lieves opmerking en haalt nog enkele modellen tevoorschijn.
Hoe onwennig Lieve er aanvankelijk bijzat, stilaan geeft ze zich over. Ze werkt zelfs niet meer tegen wanneer de winkeldame haar vraagt op te staan en enkele passen te zetten.
Bij het aanrijgen van het vierde paar slaat Lieve een vrolijke kreet. Zo opgetogen is ze over de soepelheid van het leer. Ze loopt met de schoenen tot ver voorbij haar voorlopige eindmeet en glundert wanneer ze achteraan in de winkel in de spiegel kijkt.
“Ik hou ze aan.”
Haar kitscherige slippers laat ze inpakken. Ik schrik van de prijs van haar stapschoenen. Maar zonder te verpinken rekent Lieve af. Wanneer ik nog een paar sneaker kousen uit het rek neem voor mezelf telt Lieve het geld ervoor neer. Ik schuif het terug en haal mijn betaalkaart boven. Liever zelf betalen dan me te laten omkopen en straks dingen te moeten doen waar ik me enkel door haar cadeautje verplicht toe voel.
Wel tien keer bedankt ze de winkeldame. Voor haar tijd, voor haar geduld, voor haar vriendelijkheid, voor het zoeken naar het geschikte paar, voor haar advies en nog maar eens voor haar kostbare tijd die ze aan haar besteed heeft.
In het naar buiten gaan, verontschuldigt ze zich bij de moeder en dochter. Alsof Lieve ontoerekeningsvatbaar is, kijken ze mij verbaasd aan. Samen met ons verlaten ze de winkel. Zoals ik verwacht had, zonder aankopen.
Op de terugweg krijg ook ik een vracht aan dankbetuigingen over me heen. Het wordt pathetisch wanneer ze bijna huilend herhaalt hoe ons weerzien haar ontroert.
“Lieve, stop ermee. Iedereen doet wat hij doet. Daar moet je toch niet zo hysterisch over doen.”
Nu begint ze pas echt te huilen.
Even verderop stop ik bij een inham in de weg. Het uitzicht over de vallei is hier zo adembenemend dat ik er mijn huilende reisgenoot bij vergeet. Mijn hand grabbelt achter mijn zetel naar mijn camera. Er ligt niets. Ik krijg de tijd niet om me daarover druk te maken want Lieve ruilt plots haar droefheid voor een heuglijke mededeling.
“Hier had ik altijd al eens graag naar beneden willen wandelen en nu stop jij toevallig op deze plek.”
“Waarom heb je het nooit gedaan?”
“Ik durf niet. Hier stilstaan met de auto vind ik al beangstigend. Heb je gezien hoe steil de heuvelrug hier het dal in loopt?”
“Je moet ook niet meteen aan een afdaling beginnen. Iedere berg die je afdaalt, moet je nadien ook terug op. Laten we het vandaag eenvoudig houden. Het golvend terrein achter het hotel lijkt me ideaal.”
“Nee,” zegt ze kordaat. Haar gespannen lichaam spreekt een andere taal. Toch heb ik niet gedroomd. Ik heb haar duidelijk, nee horen zeggen. Haar hoofd knikt
“Ik doe het,” zegt ze, “we dalen af. Nu. Morgen durf ik weer niet.”
“Zeker?”
Ze kijkt me recht in de ogen. “Ja.”
Het pad versmalt algauw tot een richel vol uitstekende rotspunten en losliggende steentjes. Voetje voor voetje schuifelt ze over het pad. Haar armen zwaaien links en rechts. Toch slaagt ze er nog in om uit te schuiven.
Luid gillend, grijpt ze me vast.
“Wil je terug?”
“Nee, nee .... we gaan verder.”
Ik zoek een tak als wandelstok. Die geeft meer steun dan haar molenwiekende armen.
Een miniwatervalletje dwarst ons pad. Om haar nieuwe schoenen te sparen, springt Lieve erover. Haar linkervoet landt op het pad maar haar rechtervoet schampt langs de rand en stuikt de afgrond in. Net op tijd grijp ik haar arm. Samen belanden we in het struikgewas. Een hagedis vlucht weg. Het brengt de angstige Lieve weer tot leven.
Ze wil niet meer verder. Ook al sluit de richel enkele meters verder aan op een breed wandelpad. Hoe ik ook probeer, ik kan haar niet overtuigen op te staan en die enkele meters af te leggen.
“Als ik daar heen ga, moet ik straks weer helemaal terug," klaagt ze.
Angstige mensen, ze maken me horendol. “Ik heb je gewaarschuwd.”
“Iedereen is tegen mij," huilt ze.
“Iedereen verwijt me geen inspanning te doen om te veranderen.
Ik wil wel. Hier, vanbinnen," snikt ze en klopt op haar borst,
“maar in mijn hoofd is er altijd iets dat alles saboteert.”
Ik herken haar aloude gedrag om met zelfbeklag medelijden op te wekken.
“Jij verstaat me, hé An.”
Ik bijt op mijn lip. Hierop antwoorden zou een eindeloze discussie ontketenen die pas eindigt wanneer zij haar gelijk haalt. Wat baat het daarin mee te gaan.
Verandering is onderdeel van het leven. Wie zich daar niet bij neerlegt, vraagt om moeilijkheden. Een mens moet durven los laten.
“Sta op," zeg ik, “we keren terug.”
Op handen en voeten kruipt Lieve voor me de berg op. Het is zielig om zien hoe ze zichzelf vernedert. Dit doet toch niemand uit vrije wil.
’s Avonds, alleen op mijn appartementje, glijden mijn gedachten voortdurend af.
Ik had onze wandeling afgebroken en was met Lieve teruggekeerd. Een zielig, oud wrak. Onderweg mocht ik nergens stoppen. Zelfs niet om iets te drinken om van het avontuur te bekomen.
Eens in het hotel had ze zich op haar appartement teruggetrokken en Udo ge-sms’t. Hij had zijn vader aangemaand om zo snel mogelijk naar het hotel terug te keren.
Ik begrijp die heisa niet. Wat bezielt Erik om die kleine met de zorg van zijn moeder op te zadelen? Hij is een puber. Pubers hebben nog een flexibele geest. Waarom schopt Udo niet wild om zich heen? Waarom gaat hij gelaten naast zijn moeder tv zitten kijken? Waarom gaat hij niet in tegen het rolletje waar zij hem in dwingt?
Was het niet net zo met Lieve gegaan? Had ook zij haar leven niet naar de grillen van haar moeder ingericht? Iemand moet sterk genoeg zijn om deze negatieve evolutie te doorbreken. Ik hoop oprecht dat het Udo is.
Voor Lieve lijkt er geen weg terug. De muur waarop het schaduwspel van demonen haar leven beheerst is te hoog. Ze zit vast aan de ene zijde zonder venster of doorgang naar de overkant. Haar angst houdt de luiken en deuren voor haar gesloten.
En toch kan ik geen medelijden hebben met haar. Daarvoor is mijn wrok te groot. Ik kan haar niet vergeven. Ook al heeft ze mijn geheim nooit aan Erik verklikt.
Hoe zou ze haar aandeel in mijn beslissing om abortus te plegen, verantwoorden wanneer ik het bij Erik ter sprake zou brengen?
Alsof Ik de confrontatie met hem zou durven aangaan.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto