Maakt fictie haar eigen leven waardevol?
Nog voor roomservice ons ontbijt brengt, staat Harry al voor de deur.
Hij is nog steeds niet de aimabele man die ik zolang heb gekend. Hij is kwaad op mij. Wat bezielde me om Ulrike gisterenavond mee naar de film te nemen zonder hen te waarschuwen? Ik had op zijn minst hém kunnen verwittigen. Nu heeft hij de hele nacht de onrust van Benedicte moeten verduren.
De hele nacht? Ik was om elf uur netjes teruggekeerd. Met Ulrike. Nadat ze in de hal van ons afscheid genomen had was ze de trap opgegaan.
“Vanmorgen vroeg strompelt ze binnen. Compleet bezopen.”
“Harry, zet je.” Ik schenk hem een tas koffie in. “Je hebt volkomen gelijk. Ik had jou moeten verwittigen. Sorry. Van Ulrikes nachtelijke activiteiten weet ik echter niks. Voor mij lag ze vannacht veilig en wel in bed. Mogelijk gaf ik aanleiding tot of heb ik bevestigd dat ze kon doen waar ze zin in had. Maar ik voel me niet verantwoordelijk voor haar gedrag. Moet je de reden van haar nachtelijke afwezigheid niet elders zoeken?”
Ik nip van mijn koffie en schenk Harry bij. Inne haar slaapkamerdeur gaat op een kier. Ik maak een teken om bij ons te komen. Ze geeft Harry een kus.
“Het is zoals mama zegt. Ulrike is gisterenavond naar boven vertrokken op het moment dat wij de lift namen. Met mijn rolstoel erbij was er voor haar geen plaats meer.”
“Heel mijn leven heb ik gedacht het juiste te doen door hen bij te staan, hen op te vangen, altijd bereikbaar te zijn voor het geval ze me nodig hadden. Hoe stom kan een mens zijn. Ik had hen hun plan moeten leren trekken. Opdraaien voor de gevolgen van hun eigen daden. Hun voor het blok moeten stellen, zo kan het niet langer, doe er iets aan. Al mijn ideeën, al mijn initiatieven werden in de kiem gesmoord. Mijn eigen leven werd op een zijspoor gezet. Tegenwind. Tegenwind is wat mijn hele leven tekent. Ik heb niet eens geprobeerd om het hele zootje om te gooien. Mijn verlangens in te vullen. Ik heb gewoon alles gelaten zoals het was. Altijd in de overtuiging dat mijn kop dicht houden de beste oplossing was. Werken om afwezig te zijn en zo ruzies te vermijden. Overuren maken, geld verdienen om daarna te kunnen verwezenlijken wat madam en dochterlief verlangde.”
Met holle ogen kijkt hij me aan, tast naar zijn hart en krimpt ineen. Ik schiet overeind. Slapjes beweegt zijn hand. Zijn stem is breekbaar zacht wanneer hij me gerust stelt. Ik omhels hem. Zijn lichaam weegt zwaar tegen mijn schouder. Ik voel zijn huid. Perkamentachtig. Droog. Gekwetst. Heel zijn leven heeft hij licht willen brengen. Bij mij, bij Lieve, bij Benedicte, bij papa. Licht waardoor hijzelf in de duisternis bleef. Hoe wreed kan het lot voor goedhartige mensen zijn. Geven, geven en geven. Meer had hij niet. Meer wou hij niet.
Lieve, zachte Harry. Lieve knuffelbare Harry. Ik hou van hem. Hij was het kacheltje waaraan ik mij warmen mocht. Zonder hem was het vuur in mijn hart gedoofd. Harry, mijn rots in de branding is oud geworden. Verweerd tot een keitje, ketsend in een niet te temmen stroom. Vermoeid. Uitgeput.
De hele tijd ligt zijn hand op mijn arm. Roerloos. Net of hij me tegenspreken wil, knijpt hij plots in mijn hand.
“Sterven doe ik later wel.”
Inne heeft het niet gehoord. Doodstil zit ze aan tafel. Ze durft Harry niet aan te kijken.
“Ik ben niet van plan ongelukkig van deze aardbol te verdwijnen. Er zijn genoeg kleine dingen waar ik me aan op trekken kan.”
“Misschien heb je je te lang tevreden gesteld met het kleine. Respect, weet je nog? Respect moet je verdienen, zei je altijd. Als er iemand respect verdient ben jij het wel. Maar je hebt je altijd weggecijferd. De anderen laten veronderstellen dat je hun respect niet nodig had. Je zag er gelukkig uit. Nooit heb ik beseft hoe breekbaar en menselijk je bent.”
“Als oudste van zeven kinderen vond ik het vanzelfsprekend om eerst aan de anderen te denken. Veel te laat kwam ik erachter hoe ik mijn leven in twee werelden opsplitste. Thuis en op school. Na mijn huwelijk, thuis en op het werk. In de ene wereld vond ik wat de andere me niet geven kon. Op mijn werk kreeg ik erkenning. Ik wist mensen te verwonderen en daarmee oogstte ik hun sympathie. In conflicten bemiddelde ik en daardoor kreeg ik respect. Al wat me thuis niet lukte, kwam daar zonder enige inspanning terecht. Daar vond ik rust. Het geluid van de drukpersen werkte als een mantra. Weg alle vragen, alle bekommernissen. Het eentonig gedram haalde mij uit mijn gepieker. Tweeënzeventig ben ik nu. Zeven jaar met pensioen. Ik kijk tegen een berg aan. Een berg die ik mee opgebouwd heb.”
Voor het eerst in haar leven hoort Inne een man, die haar grootvader had kunnen zijn, weemoedig zijn leven overschouwen. Het maakt een diepe indruk op haar. Ze wil hem niet onderbreken en trekt haar plan. Met het uiteinde van het mes tussen haar vingertoppen hengelt ze naar de boter aan mijn zijde van de tafel. Het mes glijdt uit haar hand en klingelt op de vloer. Kopjes dansen in hun bordjes en als toemaat kletsen haar krukken tegen de grond. Het muzikaal intermezzo verlost Harry uit zijn getob. Hij tast naar zijn zakdoek. Netjes gevouwen en gesteven en veegt de koffiedruppels van zijn handen. Ik verdeel het restje koffie in de kan. Met een suikertje hevelt hij de koffie naar zijn mond. De suiker verzacht zijn gedachten.
“Ik heb hier in de buurt een spirituele gemeenschap ontdekt waar ik me kan bezinnen. Niet dat ik me geroepen voel om me bij hen aan te sluiten maar de mantra's die ze zingen, brengen mij rust. Zin om mee te gaan?”
De verwondering moet op mijn gezicht te lezen staan.
"Het biedt me de mogelijkheid om vanuit een ander perspectief over mijn leven na te denken."
Hij legt zijn hand op mijn schouder en tast naar het kruisje om mijn hals.
"Ga je mee?"
Ik kies om mijn belofte aan Matt na te komen en heb mijn autosleutels al bij de hand wanneer Erik me belt. Het door Benedicte opgelegde embargo is opgeheven. Hij wil me zien.
Geen vijf minuten zit ik bij het zwembad op hem te wachten. Mijn kus wordt koel ontvangen. Niet verwonderlijk na die inbreuk op zijn vrijheid gisteren. Je zou voor minder uit je lood geslagen zijn. Hij neemt mijn camera van tafel en bekijkt de opnames van Marie-Andree en het klooster.
“Mooi.”
Zijn stem is mat. Zijn ogen blijven op het scherm gericht.
"Erik, ik moet je iets vertellen."
Zijn hand houdt me tegen om verder te gaan.
“Wat doet jou bepalen of een foto gelukt is?”
Wanneer ik niet antwoord op zijn vraag, kijkt hij even op. Ik zie angst in zijn ogen. Hij zoekt mijn hand.
“Is dat echt wat je weten wil?” waag ik.
Onder mijn hand draait zijn handpalm naar boven, zijn vingers knijpen zachtjes in mijn vel. Hij knikt.
“Mijn gevoel," zeg ik. “Een geslaagde foto geeft me een goed gevoel.”
“En wat als het gevoel ontbreekt?”
Weer bekruipt mij hetzelfde ongemak. Er schuilt meer in zijn vraag dan het lijkt.
“Als de basis goed zit, kan ik eraan sleutelen. Het contrast of de helderheid bewerken, schept soms een sfeer die de foto opwaardeert maar voor het zelfde geld verpruts ik het. Zelfs als de basis goed zit zoals bij deze foto, wil ik er altijd nog dat ietsje meer uithalen. Wanneer mijn emotionele barometer faalt kan ik een aanvankelijk sublieme foto totaal verknoeien."
Hij heeft mijn hand niet gelost. Zijn nagels snijden in mijn vel.
“Erik, wat scheelt er?”
“Lieve heeft me verteld…," verder komt hij niet. Zijn ogen smeken:'wat het ook is dat zij me verteld heeft, laat het niet waar zijn'. Hij tilt mijn hand op en kust me.
“ Jij moet het slachtoffer niet worden van wat er tussen mij en Lieve fout loopt. Wanneer Lieve haar gelijk niet krijgt, komen de leugens boven. Pijnlijke, harde voltreffers. Met maar één doel, diegene die tegenover haar staat neerhalen. Ze kent maar twee mogelijkheden om in crisissituaties te communiceren. Zwijgen of liegen.”
Ik ken de werkwijze van dat manipulatief kreng maar al te goed.
“Praten is er niet bij. Want praten betekent aanvaarden en veranderen. Verandering boezemt haar angst in. Ze is zo bang om haar slachtofferrol los te laten waar ze haar hele leven al zo perfect in past. En in bevestigd wordt.
Ik gruwel van de manier waarop ze Udo als schild gebruikt. Ieder woord aan haar gericht, moet door hem heen. Je ziet aan haar ogen dat niets van wat je zegt haar bereikt. Terwijl zie je Udo wegkwijnen. Gisterenavond was Udo er niet. Haar enige verweer was het bedenken van een leugen.”
Ze heeft het hem verteld. Nog voor ik mijn stilzwijgen kon doorbreken heeft zij de waarheid onthuld. De schuld weegt te zwaar om de juiste inkleuring te geven.
Eriks ogen wijken niet van de mijne. Wat hij van me wil, nadat hij het gezegd heeft, dringt pas seconden later tot me door.
“Misschien helpt het als jij met haar praat.”
Mijn kloppen op de deur wordt niet beantwoord. Toch weet ik dat ze er is. Ik hoor de tv, een Amerikaanse soap. Echt iets voor Lieve. Zelf niet durven leven. Maar de dramatiek van het leven uitvergroot in een fictief leven, kan ze wel aan. Maakt fictie haar eigen leven waardevol? Of vindt ze haar eigen leven minder waard omdat het niet de pathos van een soap heeft?
Sper je ogen open, Lieve. De driehoeksrelatie tussen jou, mij en Erik is soap. Met een verrassend scenario. Mij het genadeschot geven door mijn abortus aan Erik op te biechten. Terwijl jij zelf me vroeg om Erik er niet mee te confronteren.
“Sta je hier nog altijd?”
Ik schrik me rot. Erik komt door de gang naar me toe. Hij haalt zijn sleutelkaart boven en laat me binnen. “Kom je na afloop naar ons kamertje?”
Hij gelooft nog steeds in mijn onschuld. Mijn keel is droog, mijn knieën slaan door. Ik grijp me aan de deur vast om niet door mijn benen te zakken. Zachtjes sluit ik de deur en wandel de hoek van de kamer rond waar ik Lieve en Udo op de bank zie zitten. Knus naast elkaar, onder het fleece dekentje. Hun blik onafgebroken op het scherm gericht. Voor hen ben ik niet meer dan wind die door de kamer waait. Ik neem een stoel en kijk met hen mee. Het is alles waar ik momenteel toe in staat ben. Waarom ben ik hier? Om haar de huid vol te schelden? Om te luisteren naar haar excuus waarom Erik over het verleden inlichten ineens zo belangrijk was? Om haar te verwijten hoe smerig haar eigen aandeel in de zaak wel is? Ik durf mijn hand niet eens in eigen boezem te steken en aan Erik toe te geven welk zootje ik er zelf van gemaakt heb.
Mijn hoofd is een bonzende massa gedachten. Uitkotsen wil ik ze. Zoals dat ellendige verhaal op tv. Intriges. Hoe kan er nog een gezonde omgangsvorm bestaan wanneer je je zoals Lieve spiegelt aan een moeder wiens realiteit enkel uit intriges bestaat. Is het dat wat ze in die soaps terugvindt? Is dat voor haar de realiteit?
Een kwartier later eindigt de soap. Een reclameblok van vijf minuten volgt en Lieve zapt naar een ander kanaal voor de volgende soap.
Ik sta op en knip de tv uit.
Het werkt. Lieve slaat haar helft van het dekentje op en bedekt haar zoon ermee. Ze neemt haar blikje cola van het salontafeltje, knipt de tv weer aan en wandelt het balkon op. Het is twee uur in de namiddag en Lieve heeft haar pyjama al of nog aan. Flanel met beertjes.
Omdat ze op het smalle balkon op de stoel bij de deur gaat zitten, moet ik, om de andere stoel te bereiken, aan haar voorbij. Om fysiek contact te vermijden pers ik me tegen de balustrade aan. Niettegenstaande de veilige afstand, weet ze mijn arm toch te grijpen.
"Niet kwaad zijn An. Ik kon er niet onderuit."
"Waar kon je niet onderuit?"
"Alles. Altijd. Overal. Zonder jou was ik triest en eenzaam. Jij vrolijkte mijn leven op. Jouw geestdrift verrichte wonderen. Je kon zelfs mijn chagrijnige moeder ontwapenen. Onbevangen en ongedwongen kon jij alles en iedereen aan. Jij had wat ik miste."
"Laat je gedweep alsjeblief achterwege Lieve. Zeg gewoon wat je te zeggen hebt."
“Het was altijd twee plus één. Jij en Erik plus ik. Nooit jij en Erik en ik. Jullie waren er voor elkaar. Niet voor mij. Ook al gingen we gedrieën op stap. Er zat een afstand tussen jullie en mij.
De avond na je abortus was er een fuif waar we naartoe zouden gaan. Weet je nog? We hadden afgesproken aan de ingang. Erik was er maar jij kwam niet opdagen.
Die avond heb ik gevoeld hoe het was om jou te zijn. De aandacht van Erik, zijn hoffelijkheid, zijn zorg. Alles wat jij dagelijks van hem kreeg, gaf hij aan mij. Aan mij. God, ik voelde me zo rijk.
Voor ik naar die fuif vertrok had ik me voorgenomen om Erik over jouw abortus in te lichten. Het verliep anders dan ik had verwacht. Erik danste met me en stelde me aan zijn vrienden voor. Zijn vrienden praatten en dansten met me en ik dacht, waarom zou ik deze avond verknallen door het aan Erik te vertellen. Ik wilde genieten. Erik bracht me thuis. Hij bleef napraten. Natuurlijk ging het over jou maar stilaan wist ik zijn aandacht te krijgen. Hij bleef tot in de vroege uurtjes. Erik bij mij. Zonder jou.
Hij wekte het vrolijke kind in mij en ik beloofde mezelf ervoor te strijden om iedere avond van mijn leven, iedere volgende dag te maken tot de gelijkenis van die ene succesvolle avond."
Zelfs voor Benedicte van me eiste om mijn abortus aan Erik op te biechten, was haar plan al in werking getreden. Emotioneel verward had ik die avond verstek laten gaan. Lieve wist hoe ik eraan toe was.
"Voor het eerst zag ik mogelijk wat tot dan toe onmogelijk was. Door Erik kon ik voelen hoe het was om geliefd te zijn. Het gaf me kracht en energie. Ik kwam tot leven."
Haar bange ogen, haar zielig verhaal. De vos heeft haar streken niet verleerd. Sluw en doortrapt rukt ze om haar ingrijpen te rechtvaardigen het verhaal uit zijn context.
"Jammer genoeg bleef het niet duren. Jij bent nooit uit zijn gedachten weggegaan. Ik bleef de plus één."
De dramaqueen speelt haar rol met verve.
“En nu je hele op nep gebaseerde wereld dreigt in te storten, heb je jouw oude plannetje weer boven gehaald en het hem verteld!”
"Ik hou van hem. Ik wil hem niet kwijt.”
Haar handen scharrelen in de lucht op zoek naar een plekje om me aan te raken. Haar nagel schampt nog net langs mijn arm wanneer ik terug de kamer inloop. Udo is verdwenen, de tv staat uit. Benedicts handtas op een stoel bij de tafel stopt mijn vlucht. Het kan geen toeval zijn. Net nu zij in de buurt is, is Erik plots niet meer de zorgzame papa. Ik draai me om. Bange muizenogen kijken me aan. Ik wil die valse blik uit haar ogen krabben.
"Zo geraffineerd, zo geslepen," sis ik. "Waarom moest Erik nu ineens wel met een waarheid geconfronteerd worden waar hij niets aan veranderen kan? Was dit weer eens haar idee?”
“Wie?”
“Benedicte.”
Gewiekst als ze is onderneemt ze een poging om te ontkennen. Ik laat haar niet uitspreken.
“Ja dus.”
“Jouw voorrecht op geluk met Erik is vervallen en daar heb alleen jij schuld aan."
“Jij bent zo zielig Lieve. Niets in jouw leven gebeurt zonder medeweten van jouw mama. Waar is je eigen geweten? Ligt het dood in die kop van jou. koud en bevroren?”
Haar ogen schieten vuur. “ Weken werd hij door jou verwaarloosd. Bij mij kon hij zijn hart luchten. Er ging geen dag voorbij waarop hij niet bij me langskwam. Het duurde geen week of hij lag al bij me in bed. Hij was zo makkelijk te verleiden. Hij miste jou niet eens."
"Word volwassen."
Verslagen druip ik af. Waar kan ik naartoe? Niet naar Erik. Ik loop de toiletten in, ruk tissues uit de verdeelbak, wring ze tot een prop en werp ze weg. Het koude water stroomt over mijn polsen. Was Erik mij echt al zo snel vergeten? Ik buig voorover, maak mijn gezicht nat. Het kettinkje van Marie-Andree glipt uit mijn decolleté. In de spiegel werkt zijn slingerbeweging hypnotisch.
Na de ingreep was papa me komen oppikken. Zijn hand, zijn warme hand is wat ik me herinner. En de file net voor Brussel toen ik uit mijn lethargie ontwaakte. Papa wilde me thuis houden. Ik wilde weg. Naar jou, Erik. Troost zoeken, troost vinden. Maar hoe kon ik troost vinden bij jou? Jij die van niets wist. Jij die me zou veroordelen om mijn daad. Ik kon jou niet meer onder ogen komen. Je zou het aan me zien. Bovenal Jij. Hoe goed ik ook komedie spelen zou. Het verdriet om het verlies van ons kindje lag onder mijn huid. Tastbaar, zichtbaar, zelfs op afstand, over kilometers heen, voelbaar door jou. De telefoon liet ik rinkelen. Ik moest niet opnemen om te weten wie het was. Jij, Erik.
Je stuurde je moeder. Enkel het glas van de keukenvenster scheidde ons. Ik heb niet open gedaan. Ik heb mijn rug gekeerd, weggegaan, de deur van de keuken achter me dichtgetrokken. Nu ik bezig was te scheiden van jou, kon ik daar maar beter mee doorgaan.
Je moeder wilde jou uit je lijden verlossen, bleef aandringen, drukte op de bel , klopte op het venster , riep mijn naam. Hoe kon ik zo onmenselijk zijn en haar zoon, jou in het ongewisse laten? Ik schakelde mijn zintuigen uit en huilde om jouw hart waarnaar geen terugkeer was.
Jouw moeder moet je het relaas van haar bezoek aan mij verteld hebben. 's Avonds stond jij aan de deur.
Ik gaf niet thuis. Je hebt gewacht tot papa arriveerde. Hij liet je binnen, maande mij aan om met je te spreken.
Vergeef mij de afgrond die ik niet overbruggen kon. Vergeef mij het ongezegde. Vergeef mij mijn eenzijdig eigenzinnig, genomen besluit. Vergeef mij mijn angst. Vergeef mij, vergeef mij. Vergeef me de moord op ons kind.
Ik draai de kraan dicht, droog mijn handen en fatsoeneer mijn haar. Het kruisje van Marie-Andree hangt zichtbaar op mijn borst. Gedecideerd stap ik naar Erik. In mijn hoofd klinkt het lied van Noordkaap, 'Zou een heel klein beetje oorlog soms niet beter kunnen zijn dan onuitgesproken woorden ...'. Ja, zeg ik. Ja.
Achter de deur van kamer 314 klinkt gitaarspel en gelach. Ik klop aan. Een stem jonger dan die van Erik roept 'binnen'.
Udo zit op bed. Een meisje waarvan ik de naam niet ken, houdt zijn gitaar vast. Haar vingers in spreidstand op het E akkoord.
"Is je vader hier niet?"
"Lang geleden dat ik hem nog gezien heb,"
Udo kijkt me niet aan. Hij gaat gewoon verder met zijn gitaarles. Het meisje giechelt.
Ik bel Erik en hoor zijn gsm overgaan. Op het tafeltje naast de zetel licht het scherm op.
"Die zal hij vergeten zijn zeker," antwoordt Udo wanneer ik hem doordringend aankijk.
"Wil je hem vragen om mij te bellen als je hem ziet?"
"Dat zou wel eens een hele tijd kunnen duren."
Op de medewerking van Udo hoef ik niet te rekenen. De handtas om mijn schouder herinnert me aan mijn belofte met Matt. Ik kijk op mijn horloge. Het is half vier. Mijn tijd om over en weer naar huis te rijden wordt kort. Ik stuur Erik een sms om mijn afwezigheid uit te leggen en beloof hem bij terugkomst te spreken.
Halverwege mijn rit naar huis, piept mijn gsm. Tien minuten later en nog eens twintig minuten verder, opnieuw. Bij aankomst thuis lees ik: ‘3 berichten gemist.’ Alle drie van Erik.
'Wat is er gebeurd tijdens jouw gesprek met Lieve. Benedicte is furieus. Lieve apathisch.
Het tweede is korter,
'Wanneer ben je terug? Ik heb een verrassing voor jou’
En bij het derde lees ik:
‘Waarom ben je vertrokken zonder mij eerst te spreken? Is het verhaal van Benedicte en Lieve waar? Moet ik mij zorgen maken?’
Benedicte is furieus. Erik achterdochtig. De oorlog is ontketend. Dit is wat ik meer dan een uur geleden wou, nu sta ik in een hoek en weet niet meer waarheen. In plaats van mijn materiaal bijeen te scharen en terug te rijden, blijf ik roerloos aan tafel zitten.
Rits steekt haar kopje door het poezenluik naar binnen. Duidelijk blij om mij te zien, springt ze voor me op tafel en geeft me kopjes. Haar motortje draait op volle toeren.
Welke verrassing heeft Erik voor mij? Ik wik ieder woord in mijn antwoord aan hem maar wis en begin opnieuw. Wanneer ik opsta, loopt Rits klagend achter me aan. Ze heeft honger. Omdat ik haar behoefte negeer, bijt ze in mijn kuit. De enige aandacht die ze daardoor van me krijgt is een schop. Tenslotte verstuur ik dit bericht.
‘Moet je spreken.’
‘Zal ik naar jou toe komen?’
‘Neen. Ben al terug op weg.’
Liegen per sms lijkt altijd minder erg.
Buiten de zakelijke afspraak die ik met Jan over de flyer moet maken, heb ik sinds mijn rit naar huis niet meer aan hem gedacht. Wanneer het slot in de voordeur klikt, schrik ik. Jan staat voor me. Hij had de taak op zich genomen om tijdens onze afwezigheid Rits eten te geven. Ostentatief gaat ze voor haar lege kommetje zitten, alsof het zich ieder moment, met een fonteintje uit de grond vullen zal. Ik had hier weg willen zijn voor Jan eraan kwam.
Om vragen te vermijden steek ik onmiddellijk van wal over mijn opdracht. Ik specificeer de doelgroep en wat Matt en Otis verwachten. Wanneer ik mijn idee over het concept begin te staven, hoor ik mezelf raaskallen. Wat ik vertel, houdt geen steek. Keer op keer raak ik de draad kwijt, pik terug in, gebruik verkeerde termen, mijn stem beeft, ik verlies de controle en barst uit.
"Godverdomme, die vakantie maakt me helemaal van streek. Ik kan mijn eigen werk niet eens meer goed doen. Ik wist dat het geen goed idee was, maar nee, Inne wou zo nodig gaan en jij steunde haar."
“Zeg niet dat jullie al terug zijn. Zoiets kan je Inne niet aandoen.”
Ik wikkel geen doekjes om mijn onbehagen en geef Rits een duw wanneer ze zich aan Jan opdringt.
“Wat scheelt er?"
“Alles!"
Hij opent mijn koelkast die buiten een fles chardonnay en een verrimpelt appeltje, leeg is.
“Vertel, wat wil je drinken?"
Ik wijs naar de witte bourgogne.
Het eerste glas wijn sla ik in een keer achterover. Jan wil een kus vooraleer hij mijn glas bijvult. Ik zoek zijn schouder om mijn hoofd op te rusten. Zijn omhelzing doet me deugd. Met plezier laat ik me inpalmen en verleiden. En dan komen de woorden. Over Inne die haar gewrichtsbanden gescheurd heeft, over het weerzien met Lieve en dan pas over mijn liefde voor Erik en mijn verzwegen waarheid en Lieve haar aandeel in het spaak lopen van mijn relatie met Erik.
Op tafel piept mijn gsm.
“Als er tussen jou en die Erik echt liefde is, zit ik hier misschien voor het laatst”.
Die waarheid komt bij mij hard aan. Jan is de man die me steeds met beide voeten op de grond zet. Hij is mijn centrum, mijn middelpuntvliedende kracht, de constante in mijn leven. De vrees slaat mij om het hart bij het vooruitzicht dat hij stelt. Ik baal van mezelf wanneer ik me aan hem vastklamp. Ik voel me beroerd, onuitstaanbaar. Ik ben gezegend met een vriend als hij. Er rust niet enkel de taak op mijn schouders om de waarheid aan Erik op te biechten. Ik zal ook moeten kiezen. Jan of Erik. Het dilemma valt me zwaar.
Woorden worden niet meer gesproken. Ik weet wat ik in zijn ogen lees maar kan hem het antwoord niet geven waarnaar hij verlangt. Hoezeer ik ook zou willen, beseffend wat een rijkdom ik heb met een man in mijn buurt die de stank uit mijn beerput hardt. Maar ik moet die beerput uitmesten en ben vastberaden om tot de bodem te gaan. Daarna pas zal ik weten voor wie ik kies.
Het licht van de dag trekt uit de kamer weg. Regen tikt tegen de ruit. Het kwijnende licht verdoezelt de kwetsbaarheid in Jans ogen. Zwijgend staan we op. Zelfs tijdens het inladen van het fotomateriaal wordt niet meer gesproken. Ik sla het kofferdeksel dicht en in de druipende regen nemen we afscheid. We kunnen elkaar niet loslaten. Ik net zomin als Jan. Iedere kus lokt een volgende uit. Ik verberg mijn hoofd in de holte van zijn schouder.
“Zoek het geluk niet te ver An."
Ik pareer zijn goede raad met een zakelijk antwoord.
“Check je mail, ik stuur je het ontwerp voor de flyer door. Laat me iets weten wanneer je ermee klaar bent." Ik stap de auto in en start de motor. Voor ik het portier dichttrek, buigt Jan zich naar binnen. Wat hij zeggen wil, is duidelijk. Ik zie de kwelling in zijn ogen.
“Ik zal aan je denken,” beloof ik hem.
Voor het eerst voel ik een kentering in onze WOB relatie. Jan wil duidelijk meer. Hoeveel tijd gunt hij me nog voor ook hij om zichzelf te beschermen, de deur achter zich toetrekt.
De stortregen heeft het hele land in zijn greep. Op de terugweg zit ik vast in de file. De impasse van mijn leven. Langzaam voorwaarts bewegen. Langsheen de obstakels mijn leven uitklaren. Een andere uitweg is er niet.
Even voor Luik stuur ik Inne een berichtje. Het flikkerende envelopje op mijn gsm herinnert me aan het binnengekomen bericht. Het is van Erik. Ik negeer het en schrijf mijn bericht voor Inne.
'Sta in de file.'
'De hele dag?'
Het lijkt wel of ze me gemist heeft.
'Jan gezien.'
'Zat die ook in de file?'
Ze is boos en heeft me inderdaad gemist. Zoiets doet deugd aan een moederhart.
'Sorry, kusje.'
Wissen. 'Sorry!'
Laat haar maar zelf om dat kusje vragen. Ik mag wel weten dat ze zich in de steek gelaten voelt. Maar ik mag niet laten merken dat ik het weet.
'Kusje?'
Zie je wel.
'Kusje, Inne Minne.'
'Ga slapen.'
'Zo vroeg?'
'Voet moet rusten.'
'Slaap wel.'
'Oogjes open houden mammie.'
'Doe ik.'
Meteen nadat ik het schrijf, wis ik mijn laatste bericht. Inne kan moeilijk afscheid nemen. Wanneer ze met iemand sms’t, telefoneert of chat, moet zij kunnen afsluiten. Een dwanghandeling die ze overhoudt aan de telefoonrelatie met haar vader.
Ze was amper twee toen ze mijn zakrekenmachine van de tafel graaide, toetsen indrukte en een gesprek met haar papa voerde. Ik heb haar nog een tijd van de echte telefoon vandaan gehouden. Als hij niet voor haar naar huis kon komen, verdiende hij ook niet om haar lieve stemmetje te horen.
Daarmee strafte ik Inne. Niet hem. Hij kon haar opbellen. Zij was afhankelijk van mij. Toen ik mijn egoïstische zet inzag, toetste ik zijn nummer in en liet haar met haar vader praten. Met haar kleine handjes omklemde ze het toestel om het nooit meer los te laten. Hem bellen voor bedtijd werd een dagelijks ritueel. Nu noemt ze haar vader een ‘loser’.
De zondvloed achtervolgt me tot in het hotel. De parking is omgetoverd tot een wildwaterrivier. Keitjes, zwerfafval en losliggende prullen worden meegesleurd. Ik neem mijn fototas mee binnen. De rest haal ik morgen wel. Mijn sandalen scheppen water en mijn zomerkleedje is in een mum van tijd doorweekt. Water druipt uit mijn haren. Gelukkig is mijn fototas waterdicht.
Van zodra de hoteldeur achter me dichtklapt, vergeet ik het rotweer buiten. In de bar speelt een orkest één van mijn lievelingsliedjes, Creep van Radiohead. Jazzy maar verrassend mooi.
Waar muziek gespeeld wordt, moet Erik zijn. Eriks krullen zijn zo uniek dat ze meteen opvallen. Maar ik zie hem niet.
Ik monteer mijn breedhoeklens en vertrouw mijn cameratas aan de receptionist toe.
In de zaal rest me enkel plaats achter veel te brede schouders en te hoge ruggen. Ik vang amper een glimp op van wat er op het podium gebeurt. Het is in de massa heet als hel maar niemand is bereid op te schuiven voor een laatkomer als ik. Mijn doorweekte kleding lijkt voor hen een welgekomen afkoeling. Wanneer ik eindelijk een plekje veroverd heb, kondigt de zanger een pauze aan.
Mensen schuiven voor me door en dan zie ik hem. Erik staat op het podium. Zijn gitaar om. Hij lacht als ik zwaai maar het is niet naar mij. Aan een tafeltje bij het podium groet hij een blonde vrouw met een kus. Zonder schroom flirt hij met haar. Zijn ogen zien mij maar hij blijft de hele pauze lang bij haar. Mijn maag slaat in een kramp.
Na de onderbreking heb ik moeite om mijn verstand bij de muziek te houden. Mijn ogen drijven af naar haar. Ze is knap. Elegant. Intelligente blik. Haar ogen schitteren. Met een gitaarsolo steelt Erik de show en maakt een buiging. Heel opmerkelijk, alleen voor haar. Werkloos hangt mijn camera om mijn nek. Giftig van jaloezie loop ik de lounge in. Is dit zijn verrassing voor mij?
Terwijl ik de lens van mijn camera demonteer en wegberg, kom ik weer tot mezelf. Het is overduidelijk, voor Erik bestaat er geen twijfel meer over de echtheid van Lieves verhaal. Ooit was iedere zonde die ik beging, in Eriks ogen, één om vergeven te worden. Nu gelden andere wetten.
Als een verzopen konijn zit ik met mijn cameratas op schoot te wachten tot de muzikale avond eindigt. Het publiek is niet geneigd snel te vertrekken en het duurt meer dan een uur vooraleer er nog enkele toeschouwers bij de bandleden in de bar achterblijven. Ze hebben het naar hun zin. Drank, aandacht en een geslaagd optreden. Net wanneer ik de bar betreed, wordt er luid gelachen. Erik ziet me.
"Daar heb je de vrouw van mijn leven!" roept hij alsof het de clou van een grap is .
"Erik, kan ik je even spreken?"
“Een leugen of de waarheid? Wat zal het zijn?”
Ik zie de gezichten één voor één ernstig worden. Erik kijkt me aan. Zijn ogen zijn kleine vochtige spleetjes. Hij schudt zijn hoofd niet begrijpend.
“Ik kan niet geloven dat ik mij al die jaren in jou vergist heb."
Alles in mij blokkeert. Mijn tong, mijn voeten, mijn armen.
“Jij, liegen en bedriegen? Waar is die sterke, oprechte vrouw?"
Ik kan er niet tegen dat die blonde bij mijn openbare terechtstelling aanwezig is.
"Alstublieft, Erik. Ik wil het je allemaal uitleggen. Maar niet hier."
In de lift wil ik op het knopje voor het derde verdiep drukken.
"Doe geen moeite," zegt hij, “ ik heb de kamer opgezegd."
Eens in mijn appartement start hij zijn verhoor.
“Waarom ben ik de laatste die het te weten kom? Was je ooit van plan om het mij te vertellen?"
“Er is sinds het moment waarop ik ons kindje liet wegnemen geen dag voorbij gegaan waarop ik het je wou vertellen.”
"Ons kindje. Inderdaad. Ons. Toch vond je het niet nodig om mijn mening daarin te kennen."
Fysiek is er een afstand van amper één meter, hij op mijn bed, ik in de kleine zetel. Maar het voelt aan alsof we mijlenver van elkaar verwijderd zijn. Ieder op ons eigen eiland van pijn en verdriet. Ik wil hem aanraken, hunker naar een woord van troost en weet dat hij hetzelfde verlangt. Toch blijven we allebei in ons eigen hoekje zielig wezen. Verdriet kan zo egoïstisch zijn. Je voelt enkel je eigen pijn en daalt af naar de donkere krochten van je zelfzuchtige ik waar je de rede van de ander niet meer verstaat. Er ontstaat een steekpartij van woorden waarin we ons door de ander misbegrepen voelen. We luisteren niet meer naar elkaar. Het gaat enkel om aanvallen en bijten, elk in de overtuiging dat ons eigen verdriet het grootst is.
“Jij wilde een kind, ik niet. Jij zou er alles aan hebben gedaan om het te houden, maar ik kon het niet. Je hebt geen idee hoe zenuwslopend die weken waren. De ene dag na de andere zonder rust. In mijn hoofd raasde alles door elkaar. Een maalstroom van bedenkingen, overwegingen, besluiten, twijfels, wanhoop.”
“Wat wil je van mij? Medelijden? Geen greintje compassie voel ik voor jou.”
“Ik kan het uitleggen.”
“Wat heb ik daar nu aan? Je had er toen met mij over moeten praten.”
“Daar viel niet over te praten. Jij wilde maar één ding: papa worden. Geloof me, ik heb voor en tegen afgewogen.”
“Het gaat hier niet om jou, An.”
“Jawel! Ik wil dat je de reden begrijpt waarom ik het gedaan heb.”
“jij hebt niets meer te willen.”
“Ik heb mijn daad nooit kunnen aanvaarden. Zelfs niet na jaren. Maar ik had geen andere keuze, ik wilde niet dood.”
"Van een kind krijgen ga je niet dood."
"Oh nee?! En mijn moeder dan? Zwangerschap aneurysma, kort nadat ze mij ter wereld bracht, brak haar miltslagader en was ze dood."
Hij verstopt zijn hoofd in zijn handen en vloekt.
“Wat heb ik mij in jou vergist. Jouw moeder dood? Laat me niet lachen. Jouw moeder leefde tot voor kort. Niet?
Zeg dat het niet waar is. Maak de leugen niet groter dan hij al is. Jouw moeder was al dood? Al van bij jouw geboorte?”
“Ja.”
“Waarom heb je in godsnaam over Je moeders dood gelogen? Jouw mama leefde ergens aan het andere eind van de wereld in armoede en had geen geld om over te vliegen en jou te bezoeken. Wanneer ik je vroeg waarom je vader haar geen geld stuurde, zei je dat hij haar zo wilde straffen omdat ze jou en hem voor een andere man in de steek gelaten had. Wat een gore fantasie!”
“Jij verstaat me niet.”
“Wat versta ik niet? Jouw moeder leefde niet, ze was dood maar jij verzon er een verhaaltje over.”
“Jij verstaat er echt niks van.”
“Godverdomme, An, leg het me dan uit.”
“Benedicte...”
“Ja. Steek de schuld maar op een ander, zo komen we er wel uit.”
“Toch is het zo. Zij heeft mij die leugen voorgelogen. Ik vond het nog leuk ook. Mijn dode mama kreeg een leven. Ik fantaseerde een leven voor haar en iedereen ging er in mee. Ook jij. En geef toe, in al die jaren kwam ze echt niet veel ter sprake."
Hoofdschuddend zit hij voor me. Zijn handpalmen naar voren gestoken als wil hij het hele verhaal van zich weg duwen.
"Er zal inderdaad een moment geweest zijn waarop ik met de waarheid voor de dag had kunnen komen. Maar ik kon met de waarheid niet om. Mijn moeder mocht niet dood zijn. Ik wilde een mama en ik wilde een mama zijn maar ik kon het niet. Ik kon het niet. Ook niet voor jou!"
Ik schreeuw het uit. Al mijn pijn, al mijn woede, mijn schuldgevoel, angsten en frustratie. Een ballast van jaren.
“Ik dacht dat ik je soulmate was.”
“Dat ben je ook.”
“Dan heeft dat voor jou wel een totaal andere betekenis dan voor mij. Vriendschap is gebaseerd op vertrouwen An. Na alles wat nu uitkomt, blijk jij de minst betrouwbare persoon in mijn leven.”
“Het heeft echt niets met gebrek aan vertrouwen te maken. Angst was de grote boosdoener. Indien ik jou van mijn zwangerschap op de hoogte had gebracht zou je me gesmeekt hebben het kind te houden. Ik zou niet naar jou geluisterd hebben en had tegen je zin toch abortus gepleegd. Na mijn moeder had ik zo ook jou verloren. Door er over te zwijgen zou alles wel in orde komen. Tenminste, dat dacht ik.”
“Waarom heb je me nooit over de dood van je moeder verteld? Ik die altijd voor je daar was. Ik die altijd naar je luisterde. Wat er ook scheelde. Op eender welk moment van de dag of nacht. Je had me de juiste versie van haar verhaal moeten vertellen. Ik had naar jou geluisterd.”
“En me ten slotte toch overtuigd het kind te houden.”
“Ik zou best begrepen hebben dat je de dood van je moeder niet verwerkt had. Het is nu maar al te eenvoudig om me te verwijten dat ik daar geen rekening mee gehouden zou hebben. Komaan, An, ik kon niet zonder jou.“
“Nee, daarom papte je zo snel met Lieve aan. Om het gezinnetje dat je zo graag wilde met haar te stichten.”
“Dit is niet eerlijk. Denk je dat die beslissing nemen voor mij simpel was? Niet ik had afgehaakt. Jij. Zonder een woord van uitleg. Al die jaren heb ik mijn slecht lopende huwelijk met Lieve gezien als mijn straf omdat ik jou opgaf. Ik treurde om jou. Toen ik je hier ontmoette ging mijn diepste wens in vervulling. Ik dacht, eindelijk kan ik mijn fout herstellen en An laten zien hoe gelukkig zij me maakt. Het was voor mij een opluchting toen bleek dat jij hetzelfde voelde. Nu is alles kapot. Al mijn dromen over hoe het met jou zou kunnen zijn, maken mij plots tot een idioot met een gore fantasie. Ik heb geen huwelijk meer en ik ben mijn beste vriendin kwijt. Je bent een egoïstische trut. Twee weken zijn we hier al samen. Twee weken waarin je met geen woord over deze hele affaire rept. Twee weken waarin je mij de waarheid had kunnen vertellen. Wat dacht je. Ik speel een beetje met zijn emoties en als de vakantie voorbij is, zie ik hem toch nooit meer. Wat niet weet, niet deert.”
"Jij moest zo nodig naar de hoogdag van de familie. Als je toen gebleven was, had ik het je verteld."
"Daar had ik reden toe. Benedicte dreigde de financiële kraan dicht te draaien. De kinderen hebben dat geld nodig wanneer ik bij Lieve weg ga.
Waarom sta ik mij hier te verantwoorden. Het gaat hier om wat jij nooit gezegd hebt. Die dag was niet de enige dag om met de waarheid op de proppen te komen. En dan ga je nog doodleuk in op mijn vraag om Lieve op te zoeken en uit te vinden waarom ze die 'leugen' uit haar duim zoog. Ik vertrouwde 'u'.
Dat ik nu pas, na al die jaren moet ondervinden hoe goed jij mensen om de tuin kan leiden. Ik dacht over mensenkennis te beschikken. Dit slaat al mijn vertrouwen aan diggelen."
Mijn handen jeuken om hem aan te raken. Maar mijn poging wordt door een sombere, vernietigende blik afgeremd.
“Voor ik jou hier ontmoette, heb ik je al willen opzoeken.”
“Ging het schuldgevoel doorwegen toen je uiteindelijk toch moeder werd?”
“Ik ben moeder van twee kinderen. Ons ongeboren kind is mij even dierbaar.”
“Hoe kan je zoiets zeggen. Je hebt enkel medelijden met jezelf. Niet met mij, niet met ons ongeboren kind. Schuld is wat jou parten speelt. Je kan niet houden van een nooit geboren kind.”
“Als het niet is uit liefde voor ons ongeboren kind waarover maak jij je dan druk?"
“Je hebt me meer dan alleen een kind ontnomen. Eerlijkheid, geloof, hoop, vertrouwen. Liefde.”
Ik ruk de minibar open en schenk mezelf een dubbele whisky in. Het glas kleeft aan mijn lippen. Ik ruik de drank, ik proef Johnnie, voel hoe hij over mijn tong mijn keel in loopt en weet dat hij mij de verdoving zal brengen waarnaar ik verlang. Mijn beerput is uitgemest maar de beer stinkt.
“Niets blijft er over van wat ooit tussen ons was. Alles wat ik had met jou, is één grote leugen.”
Eriks conclusie is hard. De open fles balanceert op de rand van mijn glas. Ik schenk bij.
Door de bolle bodem van mijn glas zie ik Erik naar de deur gaan. Ik moet hem tegen houden. Maar ik blijf staan waar ik sta, de whiskyfles links, mijn glas rechts.
Het is het gerinkel van de liftbel die me uiteindelijk tot actie aanzet.
“Erik! Wacht!”
Hij staat voor de open lift, zet een pas naar voren en aarzelt.
“Erik, alsjeblief wacht.”
Uit de lift stapt één van de muzikanten. De drummer als ik me niet vergis.
“Erik , alle instrumenten zijn ingeladen. Jouw gitaar ook. Ben je klaar om te vertrekken?”
Erik knikt.
“Wacht, Erik. Niet weggaan. Laten we het uitpraten.”
“Er valt niks meer te zeggen.”
Er is nog zoveel dat ik hem vertellen wil. Hij weet niet eens dat ik ons kind een naam gegeven heb. Sam. Weet je nog Erik? De naam die we samen voor onze eerstgeboren zoon gekozen hadden lang voor zelfs jij aan kinderen dacht.
Ik loop naar de lift, druk op het knopje. Het wachten duurt lang.
“Komaan, komaan.”
Het belletje rinkelt. De deur gaat open. Maar hij is leeg. Wat had ik verwacht?
Met mijn hoofd tegen het koude metaal, blijf ik luisteren naar ieder geluid in de holle buik achter die gesloten deur. Tot ik een hand op mijn schouder voel.
“Het spijt me mammie.” Inne slaat haar armen om me heen. “Ulrike kwam me vragen of het echt was wat haar mama en oma vertelden. Ik was zo blij om mijn geheim met haar te kunnen delen.”
“Godverde, godverde, godverdomme!”
“Het spijt me mam.”
Ik kus haar. Op haar kruin. Eenmaal. Tweemaal. Druk haar stevig tegen me aan en overweldig haar met een overvloed aan kusjes . Iets waar ze anders van baalt en nu gewoon gebeuren laat.
“Het is jouw schuld niet," troost ik, "hij wist het al.”
Hinkend volgt ze me terug het appartement in. Wanneer ze de deur naar de gang wil sluiten, hou ik haar tegen. Het is absurd maar ik blijf op Eriks terugkeer hopen. Ik wil niet dat hij voor een gesloten deur moet staan wachten, zich bedenkt en weer weggaat.
De open terrasdeur lokt me. Misschien ben ik nog op tijd, is hij nog niet vertrokken. Op de parking staat de rest van de muzikanten bij elkaar. Erik en de drummer komen net naar buiten, gevolgd door die blonde. Ze legt haar arm om zijn schouder en streelt zijn wang, moederlijk maar innig. Rillend hou ik me vast aan de balustrade en zie hoe het gezelschap in een minibusje de parking afrijdt.
“Kom binnen mama.”
Door de warme handen van Inne realiseer ik mij hoe koud ik het heb.
Ineens begrijp ik waar het om draait. Warmte. Of beter het gemis aan warmte. Weggerukt aan mama's schoot had zij vanuit de hemel, drie mensen op mijn levenspad gestuurd. Eerst Bomma, nadien Harry en tenslotte Erik. Bij hen vond ik die levensnoodzakelijke warmte.
Onder bomma's vleugels zat ik beschut. Ingedekt tegen kilte. Gesust bij angst en pijn. Opgevangen, beschermd, geborgen.
Des te harder was de overgang naar het grote, kille huis. Eenzame avonden, alleen, wachtend op papa. Hij was opmerkzaam voor mijn studies. Controleerde zelfs 's nachts mijn agenda en huiswerk en liet me 's morgens tijdens het ontbijt mijn fouten verbeteren. Knuffelen deed hij nooit. Bij pijn of verdriet, troostte hij me met schuchtere klopjes op mijn rug. Net zoals Mopsie kreeg wanneer hij zich als een voorbeeldig hondje gedroeg. Ik wilde zijn lieve, meegaande dochter zijn. Sterk en onbevreesd. Ik verstopte mijn angsten, pijn en verdriet. Met mijn knuffels en kusjes wist hij geen raad. Dus verzon ik spelletjes waarbij ik hem wel kon aanraken. Ik werd zijn kapper en kamde zijn haar of maakte als kleermaker een kostuum op maat. Mijn hand gleed met de lintmeter over zijn schouders, rug, buik en benen. Papa was kittelig. Ik hield van zijn lach. Hij werkte aanstekelijk en bracht gezelligheid in huis. Hetzelfde effect scoorde ik met de verhaaltjes die ik bedacht.
Aandacht als surrogaat voor warmte. Het succes dat ik bij papa oogstte, wilde ik graag bij anderen teweegbrengen. Mensen vonden me amusant. Ik wilde hen imponeren. De grens tussen fantasie en leugen verscherpte. Ik maakte er gebruik van zoals het mij goed uitkwam en was blind voor de gevolgen.
Inne en ik we zoeken elk ons eigen plekje. Ik, ingeduffeld op mijn zetelbed. Inne in de kleine zetel. Na een poosje voel ik hoe ze bij me op bed kruipt en zich tegen me aanduwt. Tegen Inne aanliggen, de warmte van haar lichaam voelen, is precies waar ik nood aan heb. Al gauw hoor ik haar ademhaling overgaan in een fluitend geluid. Ze is ingedut. Er is dan ook niets dat haar hart bezwaart. Voorlopig althans. Want mijn kleine meisje is verliefd en liefde is een mes. Ongevaarlijk en blinkend aan de ene kant maar aan de andere kant onverhoeds pijnlijk scherp. Ik wil haar zo graag behoeden.
Met mijn arm om haar heen schuif ik dichter naar haar toe. Mijn kleine meisje. Mijn schat, mijn rijkdom. Zij is voor mij onontbeerlijk en onlosmakelijk verbonden met mijn leven. Wie haar iets aandoet, krijgt met mij te doen. Niemand zal haar ongestraft kwetsen. Niemand beslist over het leven van mijn kind zonder mij daarin te kennen. En Sam? Wie heeft er voor Sam beslist. Jij! Niemand anders. Zelfs zijn vader niet.
Mijn pijn ruimt plaats voor de pijn van Erik. Ik, de moeder, de beschermelinge, de hoeder, ik die mijn leven had moeten geven om ons kindje het leven te geven, had over zijn dood beslist. Ik had mijn angst voor mijn dood laten voorgaan op zijn leven.
Liegen en bedriegen om aandacht en affectie te winnen, zat toen Erik in mijn leven kwam al diepgeworteld in mij. Ik heb er nooit bij stil gestaan het tij te keren. Hij aanvaardde me zoals hij dacht wie ik was.
Maar eerst was ik in mijn zoektocht naar warmte binnengestapt bij de vrouw die mijn leugens en verhalen kracht bijzette. Misleid door uiterlijke tekenen van geborgenheid. Een papa die tijd vrij maakte voor zijn dochter, een knuffelbaar hondje, verse soep.
Nee, ik doe Harry tekort wanneer ik er zo over denk. Hij besteedde een overschot aan tijd, aandacht en tederheid aan me. Nooit was ik voor hem teveel. Ik was altijd welkom, altijd graag gezien.
Borstjes, maandstonden en schaamhaar maakten een eind aan zijn knuffels.
Als een geschenk uit de hemel viel Erik mijn leven binnen. Zo had mama, mijn beschermheilige, het geregeld.
Erik verlichtte mijn donkere gedachten en bevredigde mijn onstuimige hartstocht. Ik had niemand anders meer nodig. Mijn leven was compleet. Mama werd misbaar.
Werd ik in mijn overmoed ongevoelig voor haar tegenwoordigheid en doof voor haar stem die me aanraadde van de operatietafel op te staan en Sam te houden? Heb ik stukgemaakt wat zij zorgvuldig voor mij had gepland? Of dicht ik haar teveel eer toe? In psychotherapie had ik geleerd onderscheid te maken tussen situaties die ik in de hand heb en een voldongen feit waar ik noch iemand anders iets aan veranderen kan. Geloof me, het blijft knokken. Tegen de twijfel, de weerstand. Een voldongen feit zoals mijn abortus accepteren, valt me nog altijd zwaar. Ik ben nu eenmaal koppig en rancuneus. Eigenschappen die het aanvaarden niet bevorderen.
Met iedere zwangere vrouw die ik passeerde, en het waren er veel, gaf mijn lichaam de impuls om uit te deinen. Mijn borsten zwollen, mijn buik bolde. Ik vond mijn lichaam mooi. Eindelijk vrouw. Eindelijk Angelina.
Emotioneel voelde het wezentje in mijn schoot aan als een volwaardig mensje. Maar ik maakte mezelf wijs dat het die naam nog niet waardig was. Ik dwong mezelf tot ontkenning.
Het leek simpeler dan het was. Baas in eigen hoofd, bleek heel andere koek. Het liep voortdurend met me mee. Iedere dag, ieder uur.
Na mijn abortus ondernam Erik al het mogelijke om me te zien. Hij verlangde een uitleg die hij verdiende. Hoe langer ik hem negeerde, hoe meer ik overtuigd raakte van de zekerheid dat zijn bestaan negeren, de juiste keuze was. Overtuigd omdat ik er met niemand over praatte en er dan ook niemand weerwoord gaf. Om de pijn te ontlopen was ik Erik ontvlucht. Maar de pijn had me ingehaald.
Iedere nieuwe liefde werd door pijn verstikt. Voor de buitenwereld profileerde ik mij tot een onafhankelijke vrouw die sterk genoeg bleek om het leven alleen aan te kunnen. Nep, allemaal nep.
Ik heb nooit stilgestaan bij de verwoestende kracht die mijn daad in onze levens zou aanrichten. De angst om mijn eigen vergankelijkheid overheerste mijn denken en doen.
Ik had de warmte van Sam zijn lichaam niet in mijn lichaam toegelaten. Ik had zijn warme aanwezigheid in ons leven geweerd. Ik had mezelf, Sam en Erik in de kou gezet.
“Mam, je doet me pijn.”
Ik schrik. Verstijfd lig ik tegen Inne aan en klem haar in mijn greep.
“Laat me los. Ik ben geen baby meer.”
Een brok schiet in mijn keel. Ik los mijn arm en rol op mijn andere zij. Ver bij haar vandaan.
“Jij ziet me nog altijd als een baby die je kan aanhalen wanneer jij daar nood aan hebt. Ik zie je graag maar flemen en flikflooien doe ik liever met Matt. Begrijp je? Mam?”
Ze trekt me bij mijn schouder om me terug naar haar kant om te rollen. Ik bied weerstand.
Haar krukken kletsen tegen elkaar en ik voel hoe de matras terug veert. Ze staat op om de rest van de nacht in haar eigen bed door te brengen.
Wanneer je een daad stelt waar je zelf verantwoordelijk voor bent dan vind je wanneer het slecht afloopt, bij niemand troost.
Hij is nog steeds niet de aimabele man die ik zolang heb gekend. Hij is kwaad op mij. Wat bezielde me om Ulrike gisterenavond mee naar de film te nemen zonder hen te waarschuwen? Ik had op zijn minst hém kunnen verwittigen. Nu heeft hij de hele nacht de onrust van Benedicte moeten verduren.
De hele nacht? Ik was om elf uur netjes teruggekeerd. Met Ulrike. Nadat ze in de hal van ons afscheid genomen had was ze de trap opgegaan.
“Vanmorgen vroeg strompelt ze binnen. Compleet bezopen.”
“Harry, zet je.” Ik schenk hem een tas koffie in. “Je hebt volkomen gelijk. Ik had jou moeten verwittigen. Sorry. Van Ulrikes nachtelijke activiteiten weet ik echter niks. Voor mij lag ze vannacht veilig en wel in bed. Mogelijk gaf ik aanleiding tot of heb ik bevestigd dat ze kon doen waar ze zin in had. Maar ik voel me niet verantwoordelijk voor haar gedrag. Moet je de reden van haar nachtelijke afwezigheid niet elders zoeken?”
Ik nip van mijn koffie en schenk Harry bij. Inne haar slaapkamerdeur gaat op een kier. Ik maak een teken om bij ons te komen. Ze geeft Harry een kus.
“Het is zoals mama zegt. Ulrike is gisterenavond naar boven vertrokken op het moment dat wij de lift namen. Met mijn rolstoel erbij was er voor haar geen plaats meer.”
“Heel mijn leven heb ik gedacht het juiste te doen door hen bij te staan, hen op te vangen, altijd bereikbaar te zijn voor het geval ze me nodig hadden. Hoe stom kan een mens zijn. Ik had hen hun plan moeten leren trekken. Opdraaien voor de gevolgen van hun eigen daden. Hun voor het blok moeten stellen, zo kan het niet langer, doe er iets aan. Al mijn ideeën, al mijn initiatieven werden in de kiem gesmoord. Mijn eigen leven werd op een zijspoor gezet. Tegenwind. Tegenwind is wat mijn hele leven tekent. Ik heb niet eens geprobeerd om het hele zootje om te gooien. Mijn verlangens in te vullen. Ik heb gewoon alles gelaten zoals het was. Altijd in de overtuiging dat mijn kop dicht houden de beste oplossing was. Werken om afwezig te zijn en zo ruzies te vermijden. Overuren maken, geld verdienen om daarna te kunnen verwezenlijken wat madam en dochterlief verlangde.”
Met holle ogen kijkt hij me aan, tast naar zijn hart en krimpt ineen. Ik schiet overeind. Slapjes beweegt zijn hand. Zijn stem is breekbaar zacht wanneer hij me gerust stelt. Ik omhels hem. Zijn lichaam weegt zwaar tegen mijn schouder. Ik voel zijn huid. Perkamentachtig. Droog. Gekwetst. Heel zijn leven heeft hij licht willen brengen. Bij mij, bij Lieve, bij Benedicte, bij papa. Licht waardoor hijzelf in de duisternis bleef. Hoe wreed kan het lot voor goedhartige mensen zijn. Geven, geven en geven. Meer had hij niet. Meer wou hij niet.
Lieve, zachte Harry. Lieve knuffelbare Harry. Ik hou van hem. Hij was het kacheltje waaraan ik mij warmen mocht. Zonder hem was het vuur in mijn hart gedoofd. Harry, mijn rots in de branding is oud geworden. Verweerd tot een keitje, ketsend in een niet te temmen stroom. Vermoeid. Uitgeput.
De hele tijd ligt zijn hand op mijn arm. Roerloos. Net of hij me tegenspreken wil, knijpt hij plots in mijn hand.
“Sterven doe ik later wel.”
Inne heeft het niet gehoord. Doodstil zit ze aan tafel. Ze durft Harry niet aan te kijken.
“Ik ben niet van plan ongelukkig van deze aardbol te verdwijnen. Er zijn genoeg kleine dingen waar ik me aan op trekken kan.”
“Misschien heb je je te lang tevreden gesteld met het kleine. Respect, weet je nog? Respect moet je verdienen, zei je altijd. Als er iemand respect verdient ben jij het wel. Maar je hebt je altijd weggecijferd. De anderen laten veronderstellen dat je hun respect niet nodig had. Je zag er gelukkig uit. Nooit heb ik beseft hoe breekbaar en menselijk je bent.”
“Als oudste van zeven kinderen vond ik het vanzelfsprekend om eerst aan de anderen te denken. Veel te laat kwam ik erachter hoe ik mijn leven in twee werelden opsplitste. Thuis en op school. Na mijn huwelijk, thuis en op het werk. In de ene wereld vond ik wat de andere me niet geven kon. Op mijn werk kreeg ik erkenning. Ik wist mensen te verwonderen en daarmee oogstte ik hun sympathie. In conflicten bemiddelde ik en daardoor kreeg ik respect. Al wat me thuis niet lukte, kwam daar zonder enige inspanning terecht. Daar vond ik rust. Het geluid van de drukpersen werkte als een mantra. Weg alle vragen, alle bekommernissen. Het eentonig gedram haalde mij uit mijn gepieker. Tweeënzeventig ben ik nu. Zeven jaar met pensioen. Ik kijk tegen een berg aan. Een berg die ik mee opgebouwd heb.”
Voor het eerst in haar leven hoort Inne een man, die haar grootvader had kunnen zijn, weemoedig zijn leven overschouwen. Het maakt een diepe indruk op haar. Ze wil hem niet onderbreken en trekt haar plan. Met het uiteinde van het mes tussen haar vingertoppen hengelt ze naar de boter aan mijn zijde van de tafel. Het mes glijdt uit haar hand en klingelt op de vloer. Kopjes dansen in hun bordjes en als toemaat kletsen haar krukken tegen de grond. Het muzikaal intermezzo verlost Harry uit zijn getob. Hij tast naar zijn zakdoek. Netjes gevouwen en gesteven en veegt de koffiedruppels van zijn handen. Ik verdeel het restje koffie in de kan. Met een suikertje hevelt hij de koffie naar zijn mond. De suiker verzacht zijn gedachten.
“Ik heb hier in de buurt een spirituele gemeenschap ontdekt waar ik me kan bezinnen. Niet dat ik me geroepen voel om me bij hen aan te sluiten maar de mantra's die ze zingen, brengen mij rust. Zin om mee te gaan?”
De verwondering moet op mijn gezicht te lezen staan.
"Het biedt me de mogelijkheid om vanuit een ander perspectief over mijn leven na te denken."
Hij legt zijn hand op mijn schouder en tast naar het kruisje om mijn hals.
"Ga je mee?"
Ik kies om mijn belofte aan Matt na te komen en heb mijn autosleutels al bij de hand wanneer Erik me belt. Het door Benedicte opgelegde embargo is opgeheven. Hij wil me zien.
Geen vijf minuten zit ik bij het zwembad op hem te wachten. Mijn kus wordt koel ontvangen. Niet verwonderlijk na die inbreuk op zijn vrijheid gisteren. Je zou voor minder uit je lood geslagen zijn. Hij neemt mijn camera van tafel en bekijkt de opnames van Marie-Andree en het klooster.
“Mooi.”
Zijn stem is mat. Zijn ogen blijven op het scherm gericht.
"Erik, ik moet je iets vertellen."
Zijn hand houdt me tegen om verder te gaan.
“Wat doet jou bepalen of een foto gelukt is?”
Wanneer ik niet antwoord op zijn vraag, kijkt hij even op. Ik zie angst in zijn ogen. Hij zoekt mijn hand.
“Is dat echt wat je weten wil?” waag ik.
Onder mijn hand draait zijn handpalm naar boven, zijn vingers knijpen zachtjes in mijn vel. Hij knikt.
“Mijn gevoel," zeg ik. “Een geslaagde foto geeft me een goed gevoel.”
“En wat als het gevoel ontbreekt?”
Weer bekruipt mij hetzelfde ongemak. Er schuilt meer in zijn vraag dan het lijkt.
“Als de basis goed zit, kan ik eraan sleutelen. Het contrast of de helderheid bewerken, schept soms een sfeer die de foto opwaardeert maar voor het zelfde geld verpruts ik het. Zelfs als de basis goed zit zoals bij deze foto, wil ik er altijd nog dat ietsje meer uithalen. Wanneer mijn emotionele barometer faalt kan ik een aanvankelijk sublieme foto totaal verknoeien."
Hij heeft mijn hand niet gelost. Zijn nagels snijden in mijn vel.
“Erik, wat scheelt er?”
“Lieve heeft me verteld…," verder komt hij niet. Zijn ogen smeken:'wat het ook is dat zij me verteld heeft, laat het niet waar zijn'. Hij tilt mijn hand op en kust me.
“ Jij moet het slachtoffer niet worden van wat er tussen mij en Lieve fout loopt. Wanneer Lieve haar gelijk niet krijgt, komen de leugens boven. Pijnlijke, harde voltreffers. Met maar één doel, diegene die tegenover haar staat neerhalen. Ze kent maar twee mogelijkheden om in crisissituaties te communiceren. Zwijgen of liegen.”
Ik ken de werkwijze van dat manipulatief kreng maar al te goed.
“Praten is er niet bij. Want praten betekent aanvaarden en veranderen. Verandering boezemt haar angst in. Ze is zo bang om haar slachtofferrol los te laten waar ze haar hele leven al zo perfect in past. En in bevestigd wordt.
Ik gruwel van de manier waarop ze Udo als schild gebruikt. Ieder woord aan haar gericht, moet door hem heen. Je ziet aan haar ogen dat niets van wat je zegt haar bereikt. Terwijl zie je Udo wegkwijnen. Gisterenavond was Udo er niet. Haar enige verweer was het bedenken van een leugen.”
Ze heeft het hem verteld. Nog voor ik mijn stilzwijgen kon doorbreken heeft zij de waarheid onthuld. De schuld weegt te zwaar om de juiste inkleuring te geven.
Eriks ogen wijken niet van de mijne. Wat hij van me wil, nadat hij het gezegd heeft, dringt pas seconden later tot me door.
“Misschien helpt het als jij met haar praat.”
Mijn kloppen op de deur wordt niet beantwoord. Toch weet ik dat ze er is. Ik hoor de tv, een Amerikaanse soap. Echt iets voor Lieve. Zelf niet durven leven. Maar de dramatiek van het leven uitvergroot in een fictief leven, kan ze wel aan. Maakt fictie haar eigen leven waardevol? Of vindt ze haar eigen leven minder waard omdat het niet de pathos van een soap heeft?
Sper je ogen open, Lieve. De driehoeksrelatie tussen jou, mij en Erik is soap. Met een verrassend scenario. Mij het genadeschot geven door mijn abortus aan Erik op te biechten. Terwijl jij zelf me vroeg om Erik er niet mee te confronteren.
“Sta je hier nog altijd?”
Ik schrik me rot. Erik komt door de gang naar me toe. Hij haalt zijn sleutelkaart boven en laat me binnen. “Kom je na afloop naar ons kamertje?”
Hij gelooft nog steeds in mijn onschuld. Mijn keel is droog, mijn knieën slaan door. Ik grijp me aan de deur vast om niet door mijn benen te zakken. Zachtjes sluit ik de deur en wandel de hoek van de kamer rond waar ik Lieve en Udo op de bank zie zitten. Knus naast elkaar, onder het fleece dekentje. Hun blik onafgebroken op het scherm gericht. Voor hen ben ik niet meer dan wind die door de kamer waait. Ik neem een stoel en kijk met hen mee. Het is alles waar ik momenteel toe in staat ben. Waarom ben ik hier? Om haar de huid vol te schelden? Om te luisteren naar haar excuus waarom Erik over het verleden inlichten ineens zo belangrijk was? Om haar te verwijten hoe smerig haar eigen aandeel in de zaak wel is? Ik durf mijn hand niet eens in eigen boezem te steken en aan Erik toe te geven welk zootje ik er zelf van gemaakt heb.
Mijn hoofd is een bonzende massa gedachten. Uitkotsen wil ik ze. Zoals dat ellendige verhaal op tv. Intriges. Hoe kan er nog een gezonde omgangsvorm bestaan wanneer je je zoals Lieve spiegelt aan een moeder wiens realiteit enkel uit intriges bestaat. Is het dat wat ze in die soaps terugvindt? Is dat voor haar de realiteit?
Een kwartier later eindigt de soap. Een reclameblok van vijf minuten volgt en Lieve zapt naar een ander kanaal voor de volgende soap.
Ik sta op en knip de tv uit.
Het werkt. Lieve slaat haar helft van het dekentje op en bedekt haar zoon ermee. Ze neemt haar blikje cola van het salontafeltje, knipt de tv weer aan en wandelt het balkon op. Het is twee uur in de namiddag en Lieve heeft haar pyjama al of nog aan. Flanel met beertjes.
Omdat ze op het smalle balkon op de stoel bij de deur gaat zitten, moet ik, om de andere stoel te bereiken, aan haar voorbij. Om fysiek contact te vermijden pers ik me tegen de balustrade aan. Niettegenstaande de veilige afstand, weet ze mijn arm toch te grijpen.
"Niet kwaad zijn An. Ik kon er niet onderuit."
"Waar kon je niet onderuit?"
"Alles. Altijd. Overal. Zonder jou was ik triest en eenzaam. Jij vrolijkte mijn leven op. Jouw geestdrift verrichte wonderen. Je kon zelfs mijn chagrijnige moeder ontwapenen. Onbevangen en ongedwongen kon jij alles en iedereen aan. Jij had wat ik miste."
"Laat je gedweep alsjeblief achterwege Lieve. Zeg gewoon wat je te zeggen hebt."
“Het was altijd twee plus één. Jij en Erik plus ik. Nooit jij en Erik en ik. Jullie waren er voor elkaar. Niet voor mij. Ook al gingen we gedrieën op stap. Er zat een afstand tussen jullie en mij.
De avond na je abortus was er een fuif waar we naartoe zouden gaan. Weet je nog? We hadden afgesproken aan de ingang. Erik was er maar jij kwam niet opdagen.
Die avond heb ik gevoeld hoe het was om jou te zijn. De aandacht van Erik, zijn hoffelijkheid, zijn zorg. Alles wat jij dagelijks van hem kreeg, gaf hij aan mij. Aan mij. God, ik voelde me zo rijk.
Voor ik naar die fuif vertrok had ik me voorgenomen om Erik over jouw abortus in te lichten. Het verliep anders dan ik had verwacht. Erik danste met me en stelde me aan zijn vrienden voor. Zijn vrienden praatten en dansten met me en ik dacht, waarom zou ik deze avond verknallen door het aan Erik te vertellen. Ik wilde genieten. Erik bracht me thuis. Hij bleef napraten. Natuurlijk ging het over jou maar stilaan wist ik zijn aandacht te krijgen. Hij bleef tot in de vroege uurtjes. Erik bij mij. Zonder jou.
Hij wekte het vrolijke kind in mij en ik beloofde mezelf ervoor te strijden om iedere avond van mijn leven, iedere volgende dag te maken tot de gelijkenis van die ene succesvolle avond."
Zelfs voor Benedicte van me eiste om mijn abortus aan Erik op te biechten, was haar plan al in werking getreden. Emotioneel verward had ik die avond verstek laten gaan. Lieve wist hoe ik eraan toe was.
"Voor het eerst zag ik mogelijk wat tot dan toe onmogelijk was. Door Erik kon ik voelen hoe het was om geliefd te zijn. Het gaf me kracht en energie. Ik kwam tot leven."
Haar bange ogen, haar zielig verhaal. De vos heeft haar streken niet verleerd. Sluw en doortrapt rukt ze om haar ingrijpen te rechtvaardigen het verhaal uit zijn context.
"Jammer genoeg bleef het niet duren. Jij bent nooit uit zijn gedachten weggegaan. Ik bleef de plus één."
De dramaqueen speelt haar rol met verve.
“En nu je hele op nep gebaseerde wereld dreigt in te storten, heb je jouw oude plannetje weer boven gehaald en het hem verteld!”
"Ik hou van hem. Ik wil hem niet kwijt.”
Haar handen scharrelen in de lucht op zoek naar een plekje om me aan te raken. Haar nagel schampt nog net langs mijn arm wanneer ik terug de kamer inloop. Udo is verdwenen, de tv staat uit. Benedicts handtas op een stoel bij de tafel stopt mijn vlucht. Het kan geen toeval zijn. Net nu zij in de buurt is, is Erik plots niet meer de zorgzame papa. Ik draai me om. Bange muizenogen kijken me aan. Ik wil die valse blik uit haar ogen krabben.
"Zo geraffineerd, zo geslepen," sis ik. "Waarom moest Erik nu ineens wel met een waarheid geconfronteerd worden waar hij niets aan veranderen kan? Was dit weer eens haar idee?”
“Wie?”
“Benedicte.”
Gewiekst als ze is onderneemt ze een poging om te ontkennen. Ik laat haar niet uitspreken.
“Ja dus.”
“Jouw voorrecht op geluk met Erik is vervallen en daar heb alleen jij schuld aan."
“Jij bent zo zielig Lieve. Niets in jouw leven gebeurt zonder medeweten van jouw mama. Waar is je eigen geweten? Ligt het dood in die kop van jou. koud en bevroren?”
Haar ogen schieten vuur. “ Weken werd hij door jou verwaarloosd. Bij mij kon hij zijn hart luchten. Er ging geen dag voorbij waarop hij niet bij me langskwam. Het duurde geen week of hij lag al bij me in bed. Hij was zo makkelijk te verleiden. Hij miste jou niet eens."
"Word volwassen."
Verslagen druip ik af. Waar kan ik naartoe? Niet naar Erik. Ik loop de toiletten in, ruk tissues uit de verdeelbak, wring ze tot een prop en werp ze weg. Het koude water stroomt over mijn polsen. Was Erik mij echt al zo snel vergeten? Ik buig voorover, maak mijn gezicht nat. Het kettinkje van Marie-Andree glipt uit mijn decolleté. In de spiegel werkt zijn slingerbeweging hypnotisch.
Na de ingreep was papa me komen oppikken. Zijn hand, zijn warme hand is wat ik me herinner. En de file net voor Brussel toen ik uit mijn lethargie ontwaakte. Papa wilde me thuis houden. Ik wilde weg. Naar jou, Erik. Troost zoeken, troost vinden. Maar hoe kon ik troost vinden bij jou? Jij die van niets wist. Jij die me zou veroordelen om mijn daad. Ik kon jou niet meer onder ogen komen. Je zou het aan me zien. Bovenal Jij. Hoe goed ik ook komedie spelen zou. Het verdriet om het verlies van ons kindje lag onder mijn huid. Tastbaar, zichtbaar, zelfs op afstand, over kilometers heen, voelbaar door jou. De telefoon liet ik rinkelen. Ik moest niet opnemen om te weten wie het was. Jij, Erik.
Je stuurde je moeder. Enkel het glas van de keukenvenster scheidde ons. Ik heb niet open gedaan. Ik heb mijn rug gekeerd, weggegaan, de deur van de keuken achter me dichtgetrokken. Nu ik bezig was te scheiden van jou, kon ik daar maar beter mee doorgaan.
Je moeder wilde jou uit je lijden verlossen, bleef aandringen, drukte op de bel , klopte op het venster , riep mijn naam. Hoe kon ik zo onmenselijk zijn en haar zoon, jou in het ongewisse laten? Ik schakelde mijn zintuigen uit en huilde om jouw hart waarnaar geen terugkeer was.
Jouw moeder moet je het relaas van haar bezoek aan mij verteld hebben. 's Avonds stond jij aan de deur.
Ik gaf niet thuis. Je hebt gewacht tot papa arriveerde. Hij liet je binnen, maande mij aan om met je te spreken.
Vergeef mij de afgrond die ik niet overbruggen kon. Vergeef mij het ongezegde. Vergeef mij mijn eenzijdig eigenzinnig, genomen besluit. Vergeef mij mijn angst. Vergeef mij, vergeef mij. Vergeef me de moord op ons kind.
Ik draai de kraan dicht, droog mijn handen en fatsoeneer mijn haar. Het kruisje van Marie-Andree hangt zichtbaar op mijn borst. Gedecideerd stap ik naar Erik. In mijn hoofd klinkt het lied van Noordkaap, 'Zou een heel klein beetje oorlog soms niet beter kunnen zijn dan onuitgesproken woorden ...'. Ja, zeg ik. Ja.
Achter de deur van kamer 314 klinkt gitaarspel en gelach. Ik klop aan. Een stem jonger dan die van Erik roept 'binnen'.
Udo zit op bed. Een meisje waarvan ik de naam niet ken, houdt zijn gitaar vast. Haar vingers in spreidstand op het E akkoord.
"Is je vader hier niet?"
"Lang geleden dat ik hem nog gezien heb,"
Udo kijkt me niet aan. Hij gaat gewoon verder met zijn gitaarles. Het meisje giechelt.
Ik bel Erik en hoor zijn gsm overgaan. Op het tafeltje naast de zetel licht het scherm op.
"Die zal hij vergeten zijn zeker," antwoordt Udo wanneer ik hem doordringend aankijk.
"Wil je hem vragen om mij te bellen als je hem ziet?"
"Dat zou wel eens een hele tijd kunnen duren."
Op de medewerking van Udo hoef ik niet te rekenen. De handtas om mijn schouder herinnert me aan mijn belofte met Matt. Ik kijk op mijn horloge. Het is half vier. Mijn tijd om over en weer naar huis te rijden wordt kort. Ik stuur Erik een sms om mijn afwezigheid uit te leggen en beloof hem bij terugkomst te spreken.
Halverwege mijn rit naar huis, piept mijn gsm. Tien minuten later en nog eens twintig minuten verder, opnieuw. Bij aankomst thuis lees ik: ‘3 berichten gemist.’ Alle drie van Erik.
'Wat is er gebeurd tijdens jouw gesprek met Lieve. Benedicte is furieus. Lieve apathisch.
Het tweede is korter,
'Wanneer ben je terug? Ik heb een verrassing voor jou’
En bij het derde lees ik:
‘Waarom ben je vertrokken zonder mij eerst te spreken? Is het verhaal van Benedicte en Lieve waar? Moet ik mij zorgen maken?’
Benedicte is furieus. Erik achterdochtig. De oorlog is ontketend. Dit is wat ik meer dan een uur geleden wou, nu sta ik in een hoek en weet niet meer waarheen. In plaats van mijn materiaal bijeen te scharen en terug te rijden, blijf ik roerloos aan tafel zitten.
Rits steekt haar kopje door het poezenluik naar binnen. Duidelijk blij om mij te zien, springt ze voor me op tafel en geeft me kopjes. Haar motortje draait op volle toeren.
Welke verrassing heeft Erik voor mij? Ik wik ieder woord in mijn antwoord aan hem maar wis en begin opnieuw. Wanneer ik opsta, loopt Rits klagend achter me aan. Ze heeft honger. Omdat ik haar behoefte negeer, bijt ze in mijn kuit. De enige aandacht die ze daardoor van me krijgt is een schop. Tenslotte verstuur ik dit bericht.
‘Moet je spreken.’
‘Zal ik naar jou toe komen?’
‘Neen. Ben al terug op weg.’
Liegen per sms lijkt altijd minder erg.
Buiten de zakelijke afspraak die ik met Jan over de flyer moet maken, heb ik sinds mijn rit naar huis niet meer aan hem gedacht. Wanneer het slot in de voordeur klikt, schrik ik. Jan staat voor me. Hij had de taak op zich genomen om tijdens onze afwezigheid Rits eten te geven. Ostentatief gaat ze voor haar lege kommetje zitten, alsof het zich ieder moment, met een fonteintje uit de grond vullen zal. Ik had hier weg willen zijn voor Jan eraan kwam.
Om vragen te vermijden steek ik onmiddellijk van wal over mijn opdracht. Ik specificeer de doelgroep en wat Matt en Otis verwachten. Wanneer ik mijn idee over het concept begin te staven, hoor ik mezelf raaskallen. Wat ik vertel, houdt geen steek. Keer op keer raak ik de draad kwijt, pik terug in, gebruik verkeerde termen, mijn stem beeft, ik verlies de controle en barst uit.
"Godverdomme, die vakantie maakt me helemaal van streek. Ik kan mijn eigen werk niet eens meer goed doen. Ik wist dat het geen goed idee was, maar nee, Inne wou zo nodig gaan en jij steunde haar."
“Zeg niet dat jullie al terug zijn. Zoiets kan je Inne niet aandoen.”
Ik wikkel geen doekjes om mijn onbehagen en geef Rits een duw wanneer ze zich aan Jan opdringt.
“Wat scheelt er?"
“Alles!"
Hij opent mijn koelkast die buiten een fles chardonnay en een verrimpelt appeltje, leeg is.
“Vertel, wat wil je drinken?"
Ik wijs naar de witte bourgogne.
Het eerste glas wijn sla ik in een keer achterover. Jan wil een kus vooraleer hij mijn glas bijvult. Ik zoek zijn schouder om mijn hoofd op te rusten. Zijn omhelzing doet me deugd. Met plezier laat ik me inpalmen en verleiden. En dan komen de woorden. Over Inne die haar gewrichtsbanden gescheurd heeft, over het weerzien met Lieve en dan pas over mijn liefde voor Erik en mijn verzwegen waarheid en Lieve haar aandeel in het spaak lopen van mijn relatie met Erik.
Op tafel piept mijn gsm.
“Als er tussen jou en die Erik echt liefde is, zit ik hier misschien voor het laatst”.
Die waarheid komt bij mij hard aan. Jan is de man die me steeds met beide voeten op de grond zet. Hij is mijn centrum, mijn middelpuntvliedende kracht, de constante in mijn leven. De vrees slaat mij om het hart bij het vooruitzicht dat hij stelt. Ik baal van mezelf wanneer ik me aan hem vastklamp. Ik voel me beroerd, onuitstaanbaar. Ik ben gezegend met een vriend als hij. Er rust niet enkel de taak op mijn schouders om de waarheid aan Erik op te biechten. Ik zal ook moeten kiezen. Jan of Erik. Het dilemma valt me zwaar.
Woorden worden niet meer gesproken. Ik weet wat ik in zijn ogen lees maar kan hem het antwoord niet geven waarnaar hij verlangt. Hoezeer ik ook zou willen, beseffend wat een rijkdom ik heb met een man in mijn buurt die de stank uit mijn beerput hardt. Maar ik moet die beerput uitmesten en ben vastberaden om tot de bodem te gaan. Daarna pas zal ik weten voor wie ik kies.
Het licht van de dag trekt uit de kamer weg. Regen tikt tegen de ruit. Het kwijnende licht verdoezelt de kwetsbaarheid in Jans ogen. Zwijgend staan we op. Zelfs tijdens het inladen van het fotomateriaal wordt niet meer gesproken. Ik sla het kofferdeksel dicht en in de druipende regen nemen we afscheid. We kunnen elkaar niet loslaten. Ik net zomin als Jan. Iedere kus lokt een volgende uit. Ik verberg mijn hoofd in de holte van zijn schouder.
“Zoek het geluk niet te ver An."
Ik pareer zijn goede raad met een zakelijk antwoord.
“Check je mail, ik stuur je het ontwerp voor de flyer door. Laat me iets weten wanneer je ermee klaar bent." Ik stap de auto in en start de motor. Voor ik het portier dichttrek, buigt Jan zich naar binnen. Wat hij zeggen wil, is duidelijk. Ik zie de kwelling in zijn ogen.
“Ik zal aan je denken,” beloof ik hem.
Voor het eerst voel ik een kentering in onze WOB relatie. Jan wil duidelijk meer. Hoeveel tijd gunt hij me nog voor ook hij om zichzelf te beschermen, de deur achter zich toetrekt.
De stortregen heeft het hele land in zijn greep. Op de terugweg zit ik vast in de file. De impasse van mijn leven. Langzaam voorwaarts bewegen. Langsheen de obstakels mijn leven uitklaren. Een andere uitweg is er niet.
Even voor Luik stuur ik Inne een berichtje. Het flikkerende envelopje op mijn gsm herinnert me aan het binnengekomen bericht. Het is van Erik. Ik negeer het en schrijf mijn bericht voor Inne.
'Sta in de file.'
'De hele dag?'
Het lijkt wel of ze me gemist heeft.
'Jan gezien.'
'Zat die ook in de file?'
Ze is boos en heeft me inderdaad gemist. Zoiets doet deugd aan een moederhart.
'Sorry, kusje.'
Wissen. 'Sorry!'
Laat haar maar zelf om dat kusje vragen. Ik mag wel weten dat ze zich in de steek gelaten voelt. Maar ik mag niet laten merken dat ik het weet.
'Kusje?'
Zie je wel.
'Kusje, Inne Minne.'
'Ga slapen.'
'Zo vroeg?'
'Voet moet rusten.'
'Slaap wel.'
'Oogjes open houden mammie.'
'Doe ik.'
Meteen nadat ik het schrijf, wis ik mijn laatste bericht. Inne kan moeilijk afscheid nemen. Wanneer ze met iemand sms’t, telefoneert of chat, moet zij kunnen afsluiten. Een dwanghandeling die ze overhoudt aan de telefoonrelatie met haar vader.
Ze was amper twee toen ze mijn zakrekenmachine van de tafel graaide, toetsen indrukte en een gesprek met haar papa voerde. Ik heb haar nog een tijd van de echte telefoon vandaan gehouden. Als hij niet voor haar naar huis kon komen, verdiende hij ook niet om haar lieve stemmetje te horen.
Daarmee strafte ik Inne. Niet hem. Hij kon haar opbellen. Zij was afhankelijk van mij. Toen ik mijn egoïstische zet inzag, toetste ik zijn nummer in en liet haar met haar vader praten. Met haar kleine handjes omklemde ze het toestel om het nooit meer los te laten. Hem bellen voor bedtijd werd een dagelijks ritueel. Nu noemt ze haar vader een ‘loser’.
De zondvloed achtervolgt me tot in het hotel. De parking is omgetoverd tot een wildwaterrivier. Keitjes, zwerfafval en losliggende prullen worden meegesleurd. Ik neem mijn fototas mee binnen. De rest haal ik morgen wel. Mijn sandalen scheppen water en mijn zomerkleedje is in een mum van tijd doorweekt. Water druipt uit mijn haren. Gelukkig is mijn fototas waterdicht.
Van zodra de hoteldeur achter me dichtklapt, vergeet ik het rotweer buiten. In de bar speelt een orkest één van mijn lievelingsliedjes, Creep van Radiohead. Jazzy maar verrassend mooi.
Waar muziek gespeeld wordt, moet Erik zijn. Eriks krullen zijn zo uniek dat ze meteen opvallen. Maar ik zie hem niet.
Ik monteer mijn breedhoeklens en vertrouw mijn cameratas aan de receptionist toe.
In de zaal rest me enkel plaats achter veel te brede schouders en te hoge ruggen. Ik vang amper een glimp op van wat er op het podium gebeurt. Het is in de massa heet als hel maar niemand is bereid op te schuiven voor een laatkomer als ik. Mijn doorweekte kleding lijkt voor hen een welgekomen afkoeling. Wanneer ik eindelijk een plekje veroverd heb, kondigt de zanger een pauze aan.
Mensen schuiven voor me door en dan zie ik hem. Erik staat op het podium. Zijn gitaar om. Hij lacht als ik zwaai maar het is niet naar mij. Aan een tafeltje bij het podium groet hij een blonde vrouw met een kus. Zonder schroom flirt hij met haar. Zijn ogen zien mij maar hij blijft de hele pauze lang bij haar. Mijn maag slaat in een kramp.
Na de onderbreking heb ik moeite om mijn verstand bij de muziek te houden. Mijn ogen drijven af naar haar. Ze is knap. Elegant. Intelligente blik. Haar ogen schitteren. Met een gitaarsolo steelt Erik de show en maakt een buiging. Heel opmerkelijk, alleen voor haar. Werkloos hangt mijn camera om mijn nek. Giftig van jaloezie loop ik de lounge in. Is dit zijn verrassing voor mij?
Terwijl ik de lens van mijn camera demonteer en wegberg, kom ik weer tot mezelf. Het is overduidelijk, voor Erik bestaat er geen twijfel meer over de echtheid van Lieves verhaal. Ooit was iedere zonde die ik beging, in Eriks ogen, één om vergeven te worden. Nu gelden andere wetten.
Als een verzopen konijn zit ik met mijn cameratas op schoot te wachten tot de muzikale avond eindigt. Het publiek is niet geneigd snel te vertrekken en het duurt meer dan een uur vooraleer er nog enkele toeschouwers bij de bandleden in de bar achterblijven. Ze hebben het naar hun zin. Drank, aandacht en een geslaagd optreden. Net wanneer ik de bar betreed, wordt er luid gelachen. Erik ziet me.
"Daar heb je de vrouw van mijn leven!" roept hij alsof het de clou van een grap is .
"Erik, kan ik je even spreken?"
“Een leugen of de waarheid? Wat zal het zijn?”
Ik zie de gezichten één voor één ernstig worden. Erik kijkt me aan. Zijn ogen zijn kleine vochtige spleetjes. Hij schudt zijn hoofd niet begrijpend.
“Ik kan niet geloven dat ik mij al die jaren in jou vergist heb."
Alles in mij blokkeert. Mijn tong, mijn voeten, mijn armen.
“Jij, liegen en bedriegen? Waar is die sterke, oprechte vrouw?"
Ik kan er niet tegen dat die blonde bij mijn openbare terechtstelling aanwezig is.
"Alstublieft, Erik. Ik wil het je allemaal uitleggen. Maar niet hier."
In de lift wil ik op het knopje voor het derde verdiep drukken.
"Doe geen moeite," zegt hij, “ ik heb de kamer opgezegd."
Eens in mijn appartement start hij zijn verhoor.
“Waarom ben ik de laatste die het te weten kom? Was je ooit van plan om het mij te vertellen?"
“Er is sinds het moment waarop ik ons kindje liet wegnemen geen dag voorbij gegaan waarop ik het je wou vertellen.”
"Ons kindje. Inderdaad. Ons. Toch vond je het niet nodig om mijn mening daarin te kennen."
Fysiek is er een afstand van amper één meter, hij op mijn bed, ik in de kleine zetel. Maar het voelt aan alsof we mijlenver van elkaar verwijderd zijn. Ieder op ons eigen eiland van pijn en verdriet. Ik wil hem aanraken, hunker naar een woord van troost en weet dat hij hetzelfde verlangt. Toch blijven we allebei in ons eigen hoekje zielig wezen. Verdriet kan zo egoïstisch zijn. Je voelt enkel je eigen pijn en daalt af naar de donkere krochten van je zelfzuchtige ik waar je de rede van de ander niet meer verstaat. Er ontstaat een steekpartij van woorden waarin we ons door de ander misbegrepen voelen. We luisteren niet meer naar elkaar. Het gaat enkel om aanvallen en bijten, elk in de overtuiging dat ons eigen verdriet het grootst is.
“Jij wilde een kind, ik niet. Jij zou er alles aan hebben gedaan om het te houden, maar ik kon het niet. Je hebt geen idee hoe zenuwslopend die weken waren. De ene dag na de andere zonder rust. In mijn hoofd raasde alles door elkaar. Een maalstroom van bedenkingen, overwegingen, besluiten, twijfels, wanhoop.”
“Wat wil je van mij? Medelijden? Geen greintje compassie voel ik voor jou.”
“Ik kan het uitleggen.”
“Wat heb ik daar nu aan? Je had er toen met mij over moeten praten.”
“Daar viel niet over te praten. Jij wilde maar één ding: papa worden. Geloof me, ik heb voor en tegen afgewogen.”
“Het gaat hier niet om jou, An.”
“Jawel! Ik wil dat je de reden begrijpt waarom ik het gedaan heb.”
“jij hebt niets meer te willen.”
“Ik heb mijn daad nooit kunnen aanvaarden. Zelfs niet na jaren. Maar ik had geen andere keuze, ik wilde niet dood.”
"Van een kind krijgen ga je niet dood."
"Oh nee?! En mijn moeder dan? Zwangerschap aneurysma, kort nadat ze mij ter wereld bracht, brak haar miltslagader en was ze dood."
Hij verstopt zijn hoofd in zijn handen en vloekt.
“Wat heb ik mij in jou vergist. Jouw moeder dood? Laat me niet lachen. Jouw moeder leefde tot voor kort. Niet?
Zeg dat het niet waar is. Maak de leugen niet groter dan hij al is. Jouw moeder was al dood? Al van bij jouw geboorte?”
“Ja.”
“Waarom heb je in godsnaam over Je moeders dood gelogen? Jouw mama leefde ergens aan het andere eind van de wereld in armoede en had geen geld om over te vliegen en jou te bezoeken. Wanneer ik je vroeg waarom je vader haar geen geld stuurde, zei je dat hij haar zo wilde straffen omdat ze jou en hem voor een andere man in de steek gelaten had. Wat een gore fantasie!”
“Jij verstaat me niet.”
“Wat versta ik niet? Jouw moeder leefde niet, ze was dood maar jij verzon er een verhaaltje over.”
“Jij verstaat er echt niks van.”
“Godverdomme, An, leg het me dan uit.”
“Benedicte...”
“Ja. Steek de schuld maar op een ander, zo komen we er wel uit.”
“Toch is het zo. Zij heeft mij die leugen voorgelogen. Ik vond het nog leuk ook. Mijn dode mama kreeg een leven. Ik fantaseerde een leven voor haar en iedereen ging er in mee. Ook jij. En geef toe, in al die jaren kwam ze echt niet veel ter sprake."
Hoofdschuddend zit hij voor me. Zijn handpalmen naar voren gestoken als wil hij het hele verhaal van zich weg duwen.
"Er zal inderdaad een moment geweest zijn waarop ik met de waarheid voor de dag had kunnen komen. Maar ik kon met de waarheid niet om. Mijn moeder mocht niet dood zijn. Ik wilde een mama en ik wilde een mama zijn maar ik kon het niet. Ik kon het niet. Ook niet voor jou!"
Ik schreeuw het uit. Al mijn pijn, al mijn woede, mijn schuldgevoel, angsten en frustratie. Een ballast van jaren.
“Ik dacht dat ik je soulmate was.”
“Dat ben je ook.”
“Dan heeft dat voor jou wel een totaal andere betekenis dan voor mij. Vriendschap is gebaseerd op vertrouwen An. Na alles wat nu uitkomt, blijk jij de minst betrouwbare persoon in mijn leven.”
“Het heeft echt niets met gebrek aan vertrouwen te maken. Angst was de grote boosdoener. Indien ik jou van mijn zwangerschap op de hoogte had gebracht zou je me gesmeekt hebben het kind te houden. Ik zou niet naar jou geluisterd hebben en had tegen je zin toch abortus gepleegd. Na mijn moeder had ik zo ook jou verloren. Door er over te zwijgen zou alles wel in orde komen. Tenminste, dat dacht ik.”
“Waarom heb je me nooit over de dood van je moeder verteld? Ik die altijd voor je daar was. Ik die altijd naar je luisterde. Wat er ook scheelde. Op eender welk moment van de dag of nacht. Je had me de juiste versie van haar verhaal moeten vertellen. Ik had naar jou geluisterd.”
“En me ten slotte toch overtuigd het kind te houden.”
“Ik zou best begrepen hebben dat je de dood van je moeder niet verwerkt had. Het is nu maar al te eenvoudig om me te verwijten dat ik daar geen rekening mee gehouden zou hebben. Komaan, An, ik kon niet zonder jou.“
“Nee, daarom papte je zo snel met Lieve aan. Om het gezinnetje dat je zo graag wilde met haar te stichten.”
“Dit is niet eerlijk. Denk je dat die beslissing nemen voor mij simpel was? Niet ik had afgehaakt. Jij. Zonder een woord van uitleg. Al die jaren heb ik mijn slecht lopende huwelijk met Lieve gezien als mijn straf omdat ik jou opgaf. Ik treurde om jou. Toen ik je hier ontmoette ging mijn diepste wens in vervulling. Ik dacht, eindelijk kan ik mijn fout herstellen en An laten zien hoe gelukkig zij me maakt. Het was voor mij een opluchting toen bleek dat jij hetzelfde voelde. Nu is alles kapot. Al mijn dromen over hoe het met jou zou kunnen zijn, maken mij plots tot een idioot met een gore fantasie. Ik heb geen huwelijk meer en ik ben mijn beste vriendin kwijt. Je bent een egoïstische trut. Twee weken zijn we hier al samen. Twee weken waarin je met geen woord over deze hele affaire rept. Twee weken waarin je mij de waarheid had kunnen vertellen. Wat dacht je. Ik speel een beetje met zijn emoties en als de vakantie voorbij is, zie ik hem toch nooit meer. Wat niet weet, niet deert.”
"Jij moest zo nodig naar de hoogdag van de familie. Als je toen gebleven was, had ik het je verteld."
"Daar had ik reden toe. Benedicte dreigde de financiële kraan dicht te draaien. De kinderen hebben dat geld nodig wanneer ik bij Lieve weg ga.
Waarom sta ik mij hier te verantwoorden. Het gaat hier om wat jij nooit gezegd hebt. Die dag was niet de enige dag om met de waarheid op de proppen te komen. En dan ga je nog doodleuk in op mijn vraag om Lieve op te zoeken en uit te vinden waarom ze die 'leugen' uit haar duim zoog. Ik vertrouwde 'u'.
Dat ik nu pas, na al die jaren moet ondervinden hoe goed jij mensen om de tuin kan leiden. Ik dacht over mensenkennis te beschikken. Dit slaat al mijn vertrouwen aan diggelen."
Mijn handen jeuken om hem aan te raken. Maar mijn poging wordt door een sombere, vernietigende blik afgeremd.
“Voor ik jou hier ontmoette, heb ik je al willen opzoeken.”
“Ging het schuldgevoel doorwegen toen je uiteindelijk toch moeder werd?”
“Ik ben moeder van twee kinderen. Ons ongeboren kind is mij even dierbaar.”
“Hoe kan je zoiets zeggen. Je hebt enkel medelijden met jezelf. Niet met mij, niet met ons ongeboren kind. Schuld is wat jou parten speelt. Je kan niet houden van een nooit geboren kind.”
“Als het niet is uit liefde voor ons ongeboren kind waarover maak jij je dan druk?"
“Je hebt me meer dan alleen een kind ontnomen. Eerlijkheid, geloof, hoop, vertrouwen. Liefde.”
Ik ruk de minibar open en schenk mezelf een dubbele whisky in. Het glas kleeft aan mijn lippen. Ik ruik de drank, ik proef Johnnie, voel hoe hij over mijn tong mijn keel in loopt en weet dat hij mij de verdoving zal brengen waarnaar ik verlang. Mijn beerput is uitgemest maar de beer stinkt.
“Niets blijft er over van wat ooit tussen ons was. Alles wat ik had met jou, is één grote leugen.”
Eriks conclusie is hard. De open fles balanceert op de rand van mijn glas. Ik schenk bij.
Door de bolle bodem van mijn glas zie ik Erik naar de deur gaan. Ik moet hem tegen houden. Maar ik blijf staan waar ik sta, de whiskyfles links, mijn glas rechts.
Het is het gerinkel van de liftbel die me uiteindelijk tot actie aanzet.
“Erik! Wacht!”
Hij staat voor de open lift, zet een pas naar voren en aarzelt.
“Erik, alsjeblief wacht.”
Uit de lift stapt één van de muzikanten. De drummer als ik me niet vergis.
“Erik , alle instrumenten zijn ingeladen. Jouw gitaar ook. Ben je klaar om te vertrekken?”
Erik knikt.
“Wacht, Erik. Niet weggaan. Laten we het uitpraten.”
“Er valt niks meer te zeggen.”
Er is nog zoveel dat ik hem vertellen wil. Hij weet niet eens dat ik ons kind een naam gegeven heb. Sam. Weet je nog Erik? De naam die we samen voor onze eerstgeboren zoon gekozen hadden lang voor zelfs jij aan kinderen dacht.
Ik loop naar de lift, druk op het knopje. Het wachten duurt lang.
“Komaan, komaan.”
Het belletje rinkelt. De deur gaat open. Maar hij is leeg. Wat had ik verwacht?
Met mijn hoofd tegen het koude metaal, blijf ik luisteren naar ieder geluid in de holle buik achter die gesloten deur. Tot ik een hand op mijn schouder voel.
“Het spijt me mammie.” Inne slaat haar armen om me heen. “Ulrike kwam me vragen of het echt was wat haar mama en oma vertelden. Ik was zo blij om mijn geheim met haar te kunnen delen.”
“Godverde, godverde, godverdomme!”
“Het spijt me mam.”
Ik kus haar. Op haar kruin. Eenmaal. Tweemaal. Druk haar stevig tegen me aan en overweldig haar met een overvloed aan kusjes . Iets waar ze anders van baalt en nu gewoon gebeuren laat.
“Het is jouw schuld niet," troost ik, "hij wist het al.”
Hinkend volgt ze me terug het appartement in. Wanneer ze de deur naar de gang wil sluiten, hou ik haar tegen. Het is absurd maar ik blijf op Eriks terugkeer hopen. Ik wil niet dat hij voor een gesloten deur moet staan wachten, zich bedenkt en weer weggaat.
De open terrasdeur lokt me. Misschien ben ik nog op tijd, is hij nog niet vertrokken. Op de parking staat de rest van de muzikanten bij elkaar. Erik en de drummer komen net naar buiten, gevolgd door die blonde. Ze legt haar arm om zijn schouder en streelt zijn wang, moederlijk maar innig. Rillend hou ik me vast aan de balustrade en zie hoe het gezelschap in een minibusje de parking afrijdt.
“Kom binnen mama.”
Door de warme handen van Inne realiseer ik mij hoe koud ik het heb.
Ineens begrijp ik waar het om draait. Warmte. Of beter het gemis aan warmte. Weggerukt aan mama's schoot had zij vanuit de hemel, drie mensen op mijn levenspad gestuurd. Eerst Bomma, nadien Harry en tenslotte Erik. Bij hen vond ik die levensnoodzakelijke warmte.
Onder bomma's vleugels zat ik beschut. Ingedekt tegen kilte. Gesust bij angst en pijn. Opgevangen, beschermd, geborgen.
Des te harder was de overgang naar het grote, kille huis. Eenzame avonden, alleen, wachtend op papa. Hij was opmerkzaam voor mijn studies. Controleerde zelfs 's nachts mijn agenda en huiswerk en liet me 's morgens tijdens het ontbijt mijn fouten verbeteren. Knuffelen deed hij nooit. Bij pijn of verdriet, troostte hij me met schuchtere klopjes op mijn rug. Net zoals Mopsie kreeg wanneer hij zich als een voorbeeldig hondje gedroeg. Ik wilde zijn lieve, meegaande dochter zijn. Sterk en onbevreesd. Ik verstopte mijn angsten, pijn en verdriet. Met mijn knuffels en kusjes wist hij geen raad. Dus verzon ik spelletjes waarbij ik hem wel kon aanraken. Ik werd zijn kapper en kamde zijn haar of maakte als kleermaker een kostuum op maat. Mijn hand gleed met de lintmeter over zijn schouders, rug, buik en benen. Papa was kittelig. Ik hield van zijn lach. Hij werkte aanstekelijk en bracht gezelligheid in huis. Hetzelfde effect scoorde ik met de verhaaltjes die ik bedacht.
Aandacht als surrogaat voor warmte. Het succes dat ik bij papa oogstte, wilde ik graag bij anderen teweegbrengen. Mensen vonden me amusant. Ik wilde hen imponeren. De grens tussen fantasie en leugen verscherpte. Ik maakte er gebruik van zoals het mij goed uitkwam en was blind voor de gevolgen.
Inne en ik we zoeken elk ons eigen plekje. Ik, ingeduffeld op mijn zetelbed. Inne in de kleine zetel. Na een poosje voel ik hoe ze bij me op bed kruipt en zich tegen me aanduwt. Tegen Inne aanliggen, de warmte van haar lichaam voelen, is precies waar ik nood aan heb. Al gauw hoor ik haar ademhaling overgaan in een fluitend geluid. Ze is ingedut. Er is dan ook niets dat haar hart bezwaart. Voorlopig althans. Want mijn kleine meisje is verliefd en liefde is een mes. Ongevaarlijk en blinkend aan de ene kant maar aan de andere kant onverhoeds pijnlijk scherp. Ik wil haar zo graag behoeden.
Met mijn arm om haar heen schuif ik dichter naar haar toe. Mijn kleine meisje. Mijn schat, mijn rijkdom. Zij is voor mij onontbeerlijk en onlosmakelijk verbonden met mijn leven. Wie haar iets aandoet, krijgt met mij te doen. Niemand zal haar ongestraft kwetsen. Niemand beslist over het leven van mijn kind zonder mij daarin te kennen. En Sam? Wie heeft er voor Sam beslist. Jij! Niemand anders. Zelfs zijn vader niet.
Mijn pijn ruimt plaats voor de pijn van Erik. Ik, de moeder, de beschermelinge, de hoeder, ik die mijn leven had moeten geven om ons kindje het leven te geven, had over zijn dood beslist. Ik had mijn angst voor mijn dood laten voorgaan op zijn leven.
Liegen en bedriegen om aandacht en affectie te winnen, zat toen Erik in mijn leven kwam al diepgeworteld in mij. Ik heb er nooit bij stil gestaan het tij te keren. Hij aanvaardde me zoals hij dacht wie ik was.
Maar eerst was ik in mijn zoektocht naar warmte binnengestapt bij de vrouw die mijn leugens en verhalen kracht bijzette. Misleid door uiterlijke tekenen van geborgenheid. Een papa die tijd vrij maakte voor zijn dochter, een knuffelbaar hondje, verse soep.
Nee, ik doe Harry tekort wanneer ik er zo over denk. Hij besteedde een overschot aan tijd, aandacht en tederheid aan me. Nooit was ik voor hem teveel. Ik was altijd welkom, altijd graag gezien.
Borstjes, maandstonden en schaamhaar maakten een eind aan zijn knuffels.
Als een geschenk uit de hemel viel Erik mijn leven binnen. Zo had mama, mijn beschermheilige, het geregeld.
Erik verlichtte mijn donkere gedachten en bevredigde mijn onstuimige hartstocht. Ik had niemand anders meer nodig. Mijn leven was compleet. Mama werd misbaar.
Werd ik in mijn overmoed ongevoelig voor haar tegenwoordigheid en doof voor haar stem die me aanraadde van de operatietafel op te staan en Sam te houden? Heb ik stukgemaakt wat zij zorgvuldig voor mij had gepland? Of dicht ik haar teveel eer toe? In psychotherapie had ik geleerd onderscheid te maken tussen situaties die ik in de hand heb en een voldongen feit waar ik noch iemand anders iets aan veranderen kan. Geloof me, het blijft knokken. Tegen de twijfel, de weerstand. Een voldongen feit zoals mijn abortus accepteren, valt me nog altijd zwaar. Ik ben nu eenmaal koppig en rancuneus. Eigenschappen die het aanvaarden niet bevorderen.
Met iedere zwangere vrouw die ik passeerde, en het waren er veel, gaf mijn lichaam de impuls om uit te deinen. Mijn borsten zwollen, mijn buik bolde. Ik vond mijn lichaam mooi. Eindelijk vrouw. Eindelijk Angelina.
Emotioneel voelde het wezentje in mijn schoot aan als een volwaardig mensje. Maar ik maakte mezelf wijs dat het die naam nog niet waardig was. Ik dwong mezelf tot ontkenning.
Het leek simpeler dan het was. Baas in eigen hoofd, bleek heel andere koek. Het liep voortdurend met me mee. Iedere dag, ieder uur.
Na mijn abortus ondernam Erik al het mogelijke om me te zien. Hij verlangde een uitleg die hij verdiende. Hoe langer ik hem negeerde, hoe meer ik overtuigd raakte van de zekerheid dat zijn bestaan negeren, de juiste keuze was. Overtuigd omdat ik er met niemand over praatte en er dan ook niemand weerwoord gaf. Om de pijn te ontlopen was ik Erik ontvlucht. Maar de pijn had me ingehaald.
Iedere nieuwe liefde werd door pijn verstikt. Voor de buitenwereld profileerde ik mij tot een onafhankelijke vrouw die sterk genoeg bleek om het leven alleen aan te kunnen. Nep, allemaal nep.
Ik heb nooit stilgestaan bij de verwoestende kracht die mijn daad in onze levens zou aanrichten. De angst om mijn eigen vergankelijkheid overheerste mijn denken en doen.
Ik had de warmte van Sam zijn lichaam niet in mijn lichaam toegelaten. Ik had zijn warme aanwezigheid in ons leven geweerd. Ik had mezelf, Sam en Erik in de kou gezet.
“Mam, je doet me pijn.”
Ik schrik. Verstijfd lig ik tegen Inne aan en klem haar in mijn greep.
“Laat me los. Ik ben geen baby meer.”
Een brok schiet in mijn keel. Ik los mijn arm en rol op mijn andere zij. Ver bij haar vandaan.
“Jij ziet me nog altijd als een baby die je kan aanhalen wanneer jij daar nood aan hebt. Ik zie je graag maar flemen en flikflooien doe ik liever met Matt. Begrijp je? Mam?”
Ze trekt me bij mijn schouder om me terug naar haar kant om te rollen. Ik bied weerstand.
Haar krukken kletsen tegen elkaar en ik voel hoe de matras terug veert. Ze staat op om de rest van de nacht in haar eigen bed door te brengen.
Wanneer je een daad stelt waar je zelf verantwoordelijk voor bent dan vind je wanneer het slecht afloopt, bij niemand troost.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.