Er is slechts één manier om mijn vergiftigde beerput uit te mesten
Het wordt mijn eerste ochtend samen met Erik en Lieve aan de ontbijttafel. Ulrike zit er ook bij. Ze kijkt somber en niemand reageert wanneer ik vraag waarom ze niet met Inne mee is. Was het een verzinsel van Inne omdat ze vreesde mijn toestemming niet te krijgen indien ze met Otis en Matt alleen zou gaan?
Het lijkt wel of Lieve niet snel genoeg van onderwerp veranderen kan.
“Wij zijn vandaag vijfentwintig jaar getrouwd,” vertelt ze me doodleuk.
Ik dwing mezelf om hen te feliciteren.
“Ja,” gaat ze verder terwijl ze over de tafel heen naar Eriks hand grijpt, “we hebben gisterenavond ons best gedaan om het te vieren, hé schat.”
Het klinkt belachelijk. Vieren moet een spontaan gebeuren zijn voortspruitend uit een gevoel van geluk. Niet een geforceerd iets waarbij de deelnemers hun ‘best doen’ om van het feest een succes te maken.
Of geeft ze met die term ‘ons best’, de hoogste quotering aan een super-de-luxe vrijpartij?
“Teef!” brult mijn hart.
De begerige blik waarmee Erik naar mij kijkt, brengt me meteen tot bedaren. Ik voel mijn voeten die de vloer raken, mijn stoel schuift naar achter. Maar mijn herboren geweten steek zijn kop op en schudt, Nee.
“Wat zijn we in die vijfentwintig jaar toch oud geworden,” zegt Ze.
“Mijn pittige benzine is een diesel geworden, dat wel. Maar er ligt in mijn stal nog geen enkel paardje dood,” reageer ik bits.
“Mijn motor sputtert.”
Ik kan het niet laten, “vannacht toch niet?”
“Het is jammer voor Erik maar voor mij hoeft het allemaal niet. Een glaasje champagne en samen onder de wol, dat is voor mij feest genoeg.”
Nu, meer nog dan daarnet of gisterenavond, draai ik de volumeknop van mijn geweten helemaal open om niet te doen waar ik straks al zin in had. Opstaan en Erik meesleuren naar mijn kamer om voor onze gulzige lijven een feestje te bouwen.
Lieve kijkt op haar horloge. “Het is tijd,” zegt ze, alsof ze volgens een strak schema leven. Meteen staan Erik en zijn kinderen op. Even knijpt hij in mijn schouder en zet daarmee de rem op mijn geweten af. Hij wil wat ik wil.
Het lijkt wel of Lieve niet snel genoeg van onderwerp veranderen kan.
“Wij zijn vandaag vijfentwintig jaar getrouwd,” vertelt ze me doodleuk.
Ik dwing mezelf om hen te feliciteren.
“Ja,” gaat ze verder terwijl ze over de tafel heen naar Eriks hand grijpt, “we hebben gisterenavond ons best gedaan om het te vieren, hé schat.”
Het klinkt belachelijk. Vieren moet een spontaan gebeuren zijn voortspruitend uit een gevoel van geluk. Niet een geforceerd iets waarbij de deelnemers hun ‘best doen’ om van het feest een succes te maken.
Of geeft ze met die term ‘ons best’, de hoogste quotering aan een super-de-luxe vrijpartij?
“Teef!” brult mijn hart.
De begerige blik waarmee Erik naar mij kijkt, brengt me meteen tot bedaren. Ik voel mijn voeten die de vloer raken, mijn stoel schuift naar achter. Maar mijn herboren geweten steek zijn kop op en schudt, Nee.
“Wat zijn we in die vijfentwintig jaar toch oud geworden,” zegt Ze.
“Mijn pittige benzine is een diesel geworden, dat wel. Maar er ligt in mijn stal nog geen enkel paardje dood,” reageer ik bits.
“Mijn motor sputtert.”
Ik kan het niet laten, “vannacht toch niet?”
“Het is jammer voor Erik maar voor mij hoeft het allemaal niet. Een glaasje champagne en samen onder de wol, dat is voor mij feest genoeg.”
Nu, meer nog dan daarnet of gisterenavond, draai ik de volumeknop van mijn geweten helemaal open om niet te doen waar ik straks al zin in had. Opstaan en Erik meesleuren naar mijn kamer om voor onze gulzige lijven een feestje te bouwen.
Lieve kijkt op haar horloge. “Het is tijd,” zegt ze, alsof ze volgens een strak schema leven. Meteen staan Erik en zijn kinderen op. Even knijpt hij in mijn schouder en zet daarmee de rem op mijn geweten af. Hij wil wat ik wil.
'Come on baby light my fire'.
Wanneer ik het hotel buiten kom, zie ik hun rode auto de parking af rijden. Een dagje uit met het hele gezin ter gelegenheid van het zilveren paar, bloklettert mijn jaloerse geest. In een reflex steek ik mijn hand op. Er is niemand die terug wuift. Erik trekt wild op wanneer hij de straat oprijdt. Ulrike zit achteraan. Haar hoofd steunt tegen de ruit. Ze mokt.
Met een plannetje van de receptionist vertrek ik op zoek naar de klimsite. Aan de rand van de Ourthe, verscholen tussen de struiken, sla ik het drietal gade. Blijkbaar heb ik de eerste les touwtechnieken en materiaalkennis gemist. Inne knoopt touw en benoemt wat ze doet. Zelden heb ik haar zo geconcentreerd gezien. Bij twijfel kijkt ze op naar de broertjes die haar antwoord met een knik bevestigen en haar indien nodig verbeteren. Ik ben onder de indruk van de ernst waarmee mijn onbezonnen dochter ermee omgaat. Matt checkt of haar helm niet te los zit en trekt het lintje onder haar kin strakker. Het aantrekken van haar gordel zorgt voor problemen. Bijna verraad ik mijn schuilplaats door haar ter hulp te schieten. Dan zie ik hoe liefdevol Matt zich over haar ontfermt en hoe Inne hem met een kus beloont. Met zijn vinger op zijn kaak bedelt Otis om zijn kus. Hij moet zich tevreden stellen met een flauw afgietsel van de pakkerd waarmee ze Matt bedankte. Voor mij is het meteen duidelijk, Inne heeft haar keuze gemaakt.
Mijn dochter is geen kind meer maar een puber. In mijn ogen blijft ze toch mijn kleine meisje. Kijk maar eens hoe ongedurig ze heen en weer staat te wippen. Haar concentratie is verdwenen, ze bijt op haar onderlip en giechelt.
Wanneer Matt aan zijn klim begint, is ze weer een en al aandacht. Otis, die hem zekert, wijst haar op de punten waar Matt zijn handen zet en voor zijn voeten steun vindt. “Kleine pasjes,” hoor ik Matt naar beneden roepen. “Steeds kleine pasjes zetten.”
Zoals het haar is opgelegd, begint ze even later met kleine pasjes aan haar eerste klim. Ik ben een fiere mama wanneer ik haar secuur omhoog zie gaan. Inne heeft de broertjes juist ingeschat. Betere begeleiders kan ik niet verwachten.
Gerustgesteld wandel ik het bos in. Een zachte ondergrond van naalden in een donker dennenbos. Op deze warme zomerdag is het er heerlijk koel. Het is wonderlijk hoe snel mijn hoofd zich van alle kopzorgen bevrijdt. Alleen zijn is helend voor mij. Wandelen op mijn inwendig kompas zonder doel of metgezel. De euforie wanneer ik terug op mijn beginpunt uitkom of net daarheen geleid word waarvan ik het gevoel krijg, hier moet ik zijn.
Het pad stijgt lichtjes en draait om de heuvelrug heen. Voorbij de volgende bocht is de flank vanaf het pad tot beneden aan de rivier kaal gekapt. Hier schijnt de zon volop. Onder de bomen, naar de top toe, is de hele bodem bedekt met mos. Ontelbaar in de zon oplichtende kussentjes, het ene groter dan het andere. Een heldergroen amfitheater voor kaboutertjes.
Ik vloek. Ingaan op Inne haar eis om mijn camera thuis te laten was een stommiteit. Wie maakt er nu geen foto’s als hij op vakantie is?
Het gemis van mijn camera wordt al snel verzacht wanneer mijn wandeling boven op de top op een afknapper eindigt. Midden in een woestijn van asfalt staat een in de jaren zeventig gemoderniseerd klooster. De hoge boogvensters zijn met aluminiumramen verminkt. Een betonnen nieuwbouw staat tegen de hoofdgevel geplakt. Slechts langs één zijde afgewerkt met een ordinaire roofing in baksteenmotief. Met pvc stroken werd de authentieke dakgoot opgelapt. Zoveel smakeloosheid stemt me triest.
Nog voor ik hen zie op het stoepje aan de achterzijde in de zon, weet ik, dit is een nonnenklooster. Ze zitten met vier op een rij op plooistoeltjes die net als zij hun beste tijd hebben gehad. Eén van hen grabbelt in een plastieken draagtas en haalt iets roze tevoorschijn. Een baseballpet. Een nonnetje met een roze baseballpet. Ik vind het hilarisch. Haar medezusters reageren niet.
In de hoop toch wat van de oude glorie aan te treffen, wandel ik het terrein verder op.
Tevergeefs. Buiten de vier nonnetjes op een rij, valt er niets authentiek te bespeuren.
Met een beetje management had hier een gerestaureerd klooster kunnen staan. Volledig volgens de regels van de kunst. Waarom brouwen nonnetjes geen bier om hun budget aan te spijzen? Bestaat er een kerkelijke wet die het hun verbiedt?
Voor ik het bos terug instap, zwaai ik naar de nonnetjes. In slow motion wordt de roze pet de hoogte in getild.
Geen twee minuten na mijn vertrek verder bergopwaarts, hoor ik een klok luiden. Toonvast. Een lichtere klok valt in. Boven het gebouw verheven, kijk ik op de binnenkoer van het klooster. Middenin herbergt het convent zijn schat. Het oorspronkelijke klooster met op het dak een mini klokkentoren. Mijn intuïtie had me niet in de steek gelaten.
Photo by Matthias Lange
In de lounge van het hotel zit Inne vol ongeduld op mij te wachten. Ze zwaait met een papier en struikelt over haar woorden.
“Mam, je moet tekenen. Hier.”
Ik krijg de tijd niet om te zitten of ze duwt pen en inschrijvingsformulier voor de kliminitiatie onder mijn neus.
“Teken. Nu.”
Ik begrijp haar enthousiasme maar heb een afkeer van de dwingeland die ze kan zijn.
“Als jij niet tekent, teken ik zelf."
Het zou niet de eerste keer zijn dat ze mijn handtekening nabootst. Maar schriftvervalsing is niet haar sterkste kant, daardoor was het signeren van haar rapport ook uitgelekt. Het had haar enkele dagen huisarrest gekost.
“Zelf tekenen en riskeren dat er helemaal niet geklommen word?"
“Je moet niet zeuren mam. Teken.”
“Rustig jongedame.”
“Je gaat toch niet terugkrabbelen. Net nu ik eindelijk ook eens iets heb om op school mee uit te pakken.”
Meer rede heeft ze niet nodig om mij te overtuigen.
“Bedankt mam.” Ik krijg een kus en weg is ze. Als een overwinningsvlag wappert het inschrijvingsformulier in haar hand.
In mijn vrijgezellenbestaan had ik de halve wereld rond gereisd. Waarom had ik er zolang mee gewacht om Inne haar eerste vakantie te gunnen?
’s Nachts in de lounge heb ik het er met Erik over. Het gesprek neemt een totaal andere wending. Waardoor mijn voornemen om eindelijk aan onze gulzige lichamen toe te geven, wordt uitgesteld.
“Mij kost het ieder jaar meer moeite om een reden te vinden die Lieve overtuigt om op vakantie te gaan. Dit jaar was onze huwelijksverjaardag gelukkig reden genoeg. Weet je dat we hier al twintig jaar komen? Steeds hetzelfde hotel, hetzelfde appartement en ieder jaar dezelfde uitstapjes in dezelfde volgorde. Er blijft voor de kinderen geen tijd over om van de sportaccommodatie te genieten. Het is voor hen een zege dat jouw rebelse dochter er is.”
“En is het voor jou een zege dat Inne haar mama er ook is?”
“Een vloek. Jou weerzien drukt me met mijn neus op de feiten. Hier zit ik opgescheept met de vrouw voor wie ik koos, opgedroogd en uitgeleefd. Terwijl de vrouw die ik afwees nog steeds vitaal is.”
In mijn overtuiging had Lieve hem van me afgenomen. Zoals Erik het nu vertelt, lijkt het wel of hij bewust voor Lieve gekozen heeft. Als dit de waarheid is dan wil ik die niet kennen.
“Je bent ineens zo stil. Scheelt er iets?”
“De voorbije nachten hebben we ook niet veel gesproken. Waarom zouden we daar nu verandering in brengen.”
“Omdat er misschien zaken zijn die om opheldering vragen.”
“Is dat zo? Kun je niet beter zwijgen en mij de illusie laten dat je nooit gestopt bent van mij te houden?”
“Jij wist verdomme hoezeer ik naar jou verlangde, An. Ik wou met jou samenwonen. Ik wilde kinderen!”
Het woord is gevallen. Het woord dat de verzwegen waarheid omhult die me al meer dan een kwart eeuw kwelt. ‘Hij weet het’, is al wat ik denken kan. In de voorbije vijfentwintig jaar is er een moment geweest waarop Lieve of Benedicte, Erik over mijn abortus ingelicht heeft.
“Ik heb mijn liefde voor jou verloochend maar ben nooit gestopt met van je te houden," zegt Erik. "Jij bleef maar voort razen, ongedurig heen en weer denderen, je luisterde niet eens naar wat ik wenste. Toen plots, wees je me af. Koel en afstandelijk, zonder enige uitleg.
Jij liet me in de steek. Beroerd en boordevol onbeantwoorde vragen.
Warmte en troost vond ik bij Lieve.
Verwondert het je dan dat ik toehapte toen zij mij een thuis aanbood? We waren doorsnee mensen met een doorsnee leven. 's Avonds gezellig thuis zitten was oké. Ik was niet langer de spelbreker. Wat jij als een saai leven bestempelde, had voor ons voldoende kleur. Ik moest niet meer tegen mijn zin in mee rennen in een ritme dat voor mij moordend was. Ik stond Lieves plannen niet in de weg. Mijn leven met haar werd een rustpunt.
Het enige waar ik het moeilijk mee had, was jou vergeten. Ik dwong er mezelf toe. Ik was het aan Lieve verplicht. Onze relatie verdiende een kans. Ze deed alles om het me naar mijn zin te maken. Ze zorgde voor me, iets wat ik mij enorm liet welgevallen. Vertroeteld worden was heilzaam.
Ik geloofde in wat zij en Benedicte me voorspiegelden. Lieve was een vaste waarde. Bij haar zou ik gelukkig worden. Zij gaf mij de zekerheid in een toekomst samen, een gezin stichten. Mijn grote droom. Iets waar ik bij jou tevergeefs op wachtte.”
Door Lieve van mijn zwangerschap op de hoogte te brengen, had ik haar en Benedicte alle troeven in handen gegeven. Ik was een pion geworden in hun vernuftige spel. Met Erik als inzet.
Zolang er nog geen vruchtje in mijn buik groeide, was mijn standpunt pro abortus algemeen bekend. Lieve onthield zich. Niets vreemds, zelden had ze een eigen mening. Ik was haar beste vriendin, dus trad ze mijn mening bij wanneer ik in haar buurt was en nam ze het standpunt van haar moeder in wanneer zij in de buurt was.
Haar talent om geheimen te achterhalen was veelzijdig. Hoe ze mijn zwangerschap achterhaalde herinner ik me niet meer. Maar toen ze er eenmaal mee voor de dag kwam, was ik blij om mijn geheim met iemand te delen. Het dilemma waarin ik verkeerde, maakte me gek.
Het kleine wezentje in mijn buik gooide mijn hele wereld overhoop. Niets was nog vanzelfsprekend. Ik werd emotioneel en herkende mezelf niet meer. Lieve herhaalde wat ik zelf altijd gescandeerd had. Het kind zat in mijn buik. Ik had het recht alleen te beslissen. Mijn dilemma of ik het kind ja dan nee zou houden en mijn twijfel of ik Erik al dan niet op de hoogte moest brengen, deed ze af als puur emotioneel. Ik moest rationeel blijven. Het was overduidelijk, ik wilde dat kind niet dus moest ik ervan af. 'Baas in eigen buik'. En ik ging graag in haar redenering mee.
Nadat mijn abortus een feit was, ging Benedicte er zich mee moeien. Ze schold me uit. Ik had een ongeboren kind een leven ontnomen en Erik zijn rechten als vader geschonden.
Lieve ontkende haar aandeel in mijn beslissing en samen met Benedicte dwong ze mij om mijn verbroken zwangerschap aan Erik op te biechten.
Ik had de moed niet.
De schrik dat zij hun eis zelf gingen waar maken, zat diep. Ik durfde Erik niet meer onder ogen komen.
Ik had mezelf schaakmat gezet en de deur voor Lieve naar Erik geopend.
Erik heeft recht op de waarheid. Maar ik ben bang om de onderste steen boven te halen.
Hij strengelt zijn vingers door de mijne en knijpt in mijn hand.
“Jij was zo sterk, An. Er was zo weinig wat jou deerde. Ik vreesde de dag waarop je zou aankondigen, ik hou het hier voor bekeken, ik vertrek. En het verleden heeft me geen ongelijk gegeven.”
Ik slik. Hij weet niets. Zijn onwetendheid zet me weer maar eens voor een dilemma. Wat is het ergste? Hij die voor Lieve koos of mijn verzwegen abortus. Ik moet hem de waarheid vertellen.
Het is grof, maar ik zwijg. Ik ben een huichelaar. Verafschuw mezelf en focus me op de pijn die hij mij aandeed.
“Er was ook geen reden meer voor mij om te blijven. Jullie hadden voor elkaar gekozen. Ik was je kwijt. Wat hield er mij nog tegen om te vertrekken? Na zes maanden trouwden jullie al. En de reden waarom iedereen vermoedde dat het zo snel moest gaan, bleek niet eens waar te zijn,” voeg ik eraan toe terwijl ik me over mijn hypocrisie schaam.
Er is iets op mijn gezicht te lezen dat Erik als verdriet interpreteert.
“Hé," zegt hij terwijl zijn vinger over mijn neus streelt. “We hebben elkaar terug gevonden.”
Ik vervloek mijn rusteloze zelf. Het had de liefste man van me af gestoten en met hem een heel leven. Een leven dat ik opgevuld had met misstappen in relaties en op professioneel vlak. Mensen benijdden me om de wereldreiziger die ik was. Niemand vermoedde de reden van mijn zwerversbestaan. Ik doolde door het leven dat ik schijnbaar met plezier leefde maar werd een controlefreak die de schijn hoog hield.
Mijn vader, die omwille van zijn carrière altijd de grote afwezige in mijn leven was geweest, scheen mij nog het best te begrijpen.
Ik had alle reden om naar papa te luisteren. Hij verkeerde op dat moment in een professioneel en persoonlijk moeilijke periode. Aangeklaagd wegens corruptie (handelen met voorkennis bij de verkoop van gronden). Die aanklacht bekladde zijn goede naam en faam die hij tijdens zijn politieke carrière opgebouwd had.
Papa bracht me in contact met de man die later de vader van Inne worden zou. Hij was partijgenoot en vennoot in het advocatenkantoor waar papa beroep op deed. Tijdens het vooronderzoek en het proces was hij onze steun en toeverlaat.
Er scheelde één ding aan Innes vader, hij was net zo voortvluchtig als ik. Met voor hem het geluk dat zijn excuus maatschappelijk aanvaard werd. Advocaat met een bloeiende politieke carrière in zicht. Iedere dag was er wel een in de haast bijeen geroepen vergadering van het partijbureau, een uitgelopen meeting, een excursie naar het buitenland of moest hij samen met een klant zijn dossier bespreken of pleiten.
Net als mijn vader wedde hij op twee paarden maar liet zijn eigen stal in de steek. Inne had geen vader en ik geen echtgenoot.
Niets is zo frustrerend als wachten op een papa die belooft om voor bedtijd van zijn kleine meid thuis te zijn en niet opdaagt. Ik heb haar honderden boeken voorgelezen en duizenden verhaaltjes verteld. Allemaal in de ijdele hoop dat hij ieder moment thuis zou komen. 's Nachts kroop hij als een dief in de nacht tussen de lakens en 's morgens was hij voor dag en dauw weer verdwenen. Ik zette een punt achter onze relatie en mijn zwerversbestaan hervatte zich.
Niet meer over de hele wereld maar in het binnenland. Niet meer alleen maar met mijn dochtertje van vier.
Nooit verblijf ik langer dan twee jaar op dezelfde plaats. Altijd is er wel iets of iemand die me verjaagt. Of iets dat me op mijn volgende bestemming aantrekt. Ik koop het ene rijtjeshuis na het andere. Terwijl ik erin woon, renoveer ik het. Na enkele maanden gooi ik het terug op de markt en koop met de opbrengst een nieuw pand. Soms win ik geld. Soms brengt de verkoop mij minder op dan ik aan de aankoop en renovatie besteed heb. Met de nalatenschap van papa en de schnabbels van mijn freelance baan als fotografe, komen we niets tekort.
De enige constante in mijn leven is Jan. Afstand om met mij het bed in te duiken, bestaat voor hem niet.
Inne haat ons nomadenbestaan. Telkens ik het woord verhuizen in de mond neem, wordt zij hysterisch.
Na enkele weken popelt zij echter meer dan ik om te vertrekken. In de hoop dat ik in het volgende huis eindelijk mijn rust vind. Wat ik ook alsmaar beloof. Tot op heden ben ik er niet in geslaagd mijn belofte na te komen.
Er is slechts één manier om daaraan tegemoet te komen: mijn vergiftigde beerput uitmesten. Erik weerzien biedt me die kans. Ik moet mijn abortus aan hem opbiechten.
“Waar denk je aan? Vind je het geen goed idee?”
Waar Erik de afgelopen minuten over gepraat heeft is mij totaal ontgaan. Mijn afwezigheid laten blijken zou bij hem argwaan wekken.
“Je bent een mysterie, Angie. Het maakt je zo verdomd aantrekkelijk.”
Ik ruik zijn begeerte. Het treft me precies waar het mij treffen moet. Recht in mijn hart. Maar ik vertrouw mezelf niet. Wanneer ik me nu overgeef aan mijn emoties verlies ik de controle. Voor ik het weet ga ik op al zijn vragen in en graaft hij dieper dan ik verdragen kan.
Een kus. Verder ga ik niet. Een kus maar wel een alles verterende, woorden schrappende, intens, verwarrend en tegelijkertijd, ontwapenende kus.
Onze vingers friemelen. Onze handen zoeken. Onze lichamen dringen elkaars aura binnen. Ik tril als een rietje wanneer ik mezelf afrem om verder te gaan. Naast mij haalt Erik diep adem. Hij klinkt vermoeid. Het maakt ons stil.
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het begin, klik op de linkse foto