Enkel en alleen om onderweg naar muziek te luisteren.
Op het terras van ons appartementje zit Inne na het uitpakken van de koffers, door de lens van haar camera te staren. Mij heeft ze verboden om fotoapparatuur en laptop mee te brengen. En kijk, de appel valt niet ver van de boom. Ook zij wordt rustig bij het bekijken van alles om haar heen op een schermpje van vier op drie. De lens glijdt door het landschap. Nu en dan klikt Inne af. Ze beoordeelt haar opnames en wist er enkele. Ik steek mijn hand uit.
“Alleen maar kijken, hé mam.”
Het zijn mooie foto’s. Bij één zit de schikking van haar onderwerp perfect binnen de gulden snede.
“Knap werk.”
Ze straalt. Ook al zweert ze om nooit, zoals haar moeder, beroepsfotograaf te worden, ze heeft er aanleg voor.
Ik kan de verleiding niet weerstaan en klik de schakelaar om. Het beeld op het lcd scherm geeft de vloer van ons terras weer. Nog voor Inne haar opmerking maakt, voel ik mijn lippen krullen.
“Daar heb je dat lachje van genoegen”, snuift ze. “Niet te lang hé mam."
“Vijf minuutjes”, zeg ik.
“Twee!"
Ik stel scherp op een roestvlek van de balustrade. Een lieveheersbeestje zit net iets teveel naar rechts om een mooi shot te maken. De lens zoomt uit en ik focus op het stapelmuurtje aan de rand van de parking. Niets interessants. De stenen zijn monochroom en er is te weinig contrast tussen licht en schaduw. Een pittige kleur ontbreekt. Amper heb ik dit idee vorm gegeven of er schuift een rode vlek voor mijn lens. Rood zoals het Bolhoedje van Eriks moeder.
In een waan van jeugdige onsterfelijkheid sjeesden we met haar Fiatje 500 overal naartoe. Enkel en alleen om onderweg naar muziek te luisteren. Meestal vroegen we niet eens of we de auto mochten lenen. Eriks moeder had ’s avonds haar handen vol met het naar bed brengen van de kleintjes en ze vertrouwde haar oudste zoon wanneer die het huis uitging, zogezegd om bij mij thuis de avond door te brengen. We reden de straat uit, stopten een muziekcassette in de cassetterecorder en draaide de volumeknop op maximum. Het ritme van de muziek bepaalde de druk op het gaspedaal. We zaten veilig in onze cocon. Immuun voor wie of wat dan ook.
Op een maandagochtend bij het naar school brengen van de kleintjes kon Eriks moeder niet naast de geschaafde flank van haar rode Bolhoedje kijken. Het resultaat van ‘high speed Rock and Roll’.
Voor ik afdrukken kan, vult de rode vlek mijn hele vizier.
“Verdomme."
“Daar heb je hen inderdaad weer”, zegt Inne.
Ik zoom in en zie nog net hoe Zij, stijf en stram als een oude vrouw, uit de rode auto klautert. Hoe kan iemand zich zo laten gaan om er op zijn vijftigste zo uitgeblust en afgeleefd uit te zien.
Udo schuift in mijn vizier.
“Knappe jongen”, hoor ik Inne zeggen.
Ik schat hem net zo oud als Inne, vijftien. Maar maak me geen illusie. Wil je in aanmerking komen om haar lief te worden, dan is achttien de minimum leeftijd.
Om Udo’s schouder schuift een arm. Ik zoom uit en schiet een mooi plaatje van vader en zoon. Als twee druppels gelijkend op elkaar. De oude versie en de jonge.
Vijftien waren wij die zomer. Erik op de stoep voor hun nieuwe huis en ik aan de overkant. Net voor hij de verhuiswagen indook, op zoek naar de krat met zijn lp’s, keek hij me aan. Had hij naar mij gelachen, gezwaaid of geknikt. Iets had me overgehaald de straat over te steken en samen met hem hun nieuwe huis binnen te gaan.
De geur van nieuw vulde die dag zijn leven. Nieuwe meubels, nieuwe gordijnen, nieuwe lakens. Er liep zelfs een nieuwe papa door het huis. Die Erik jaren later nog steeds Bruno noemde. Bruno, alsof het zijn broer was. Wat ik eerst ook dacht en waar Erik hartelijk om lachen moest.
We sleten uren en dagen met elkaar. Niet enkel tijdens de schooluren maar ook daarna. Op zijn chaotische jongenskamer onder het wakend oog van Jimmy Hendrix op poster op zijn kamerdeur. Maar evengoed bij mij thuis. Mijn vader was er nooit. Altijd door één of andere vergadering weerhouden in Brussel. Zijn verantwoordelijkheid lag bij de toekomst van het land niet bij het heden van zijn dochter.
De afwezigheid van papa werd door de komst van Erik een voordeel. Nergens klonk de muziek van Eriks platen zo denderend als door papa's peperdure luidsprekers. Door Erik ontdekte ik The Who, David Bowie, Led Zeppelin, Pink Floyd, Mott the Hoople en natuurlijk Jimmy Hendricks. Mijn lp van Les Poppys en de single El Bandino van Will Tura kwamen nooit meer uit de kast.
“Alleen maar kijken, hé mam.”
Het zijn mooie foto’s. Bij één zit de schikking van haar onderwerp perfect binnen de gulden snede.
“Knap werk.”
Ze straalt. Ook al zweert ze om nooit, zoals haar moeder, beroepsfotograaf te worden, ze heeft er aanleg voor.
Ik kan de verleiding niet weerstaan en klik de schakelaar om. Het beeld op het lcd scherm geeft de vloer van ons terras weer. Nog voor Inne haar opmerking maakt, voel ik mijn lippen krullen.
“Daar heb je dat lachje van genoegen”, snuift ze. “Niet te lang hé mam."
“Vijf minuutjes”, zeg ik.
“Twee!"
Ik stel scherp op een roestvlek van de balustrade. Een lieveheersbeestje zit net iets teveel naar rechts om een mooi shot te maken. De lens zoomt uit en ik focus op het stapelmuurtje aan de rand van de parking. Niets interessants. De stenen zijn monochroom en er is te weinig contrast tussen licht en schaduw. Een pittige kleur ontbreekt. Amper heb ik dit idee vorm gegeven of er schuift een rode vlek voor mijn lens. Rood zoals het Bolhoedje van Eriks moeder.
In een waan van jeugdige onsterfelijkheid sjeesden we met haar Fiatje 500 overal naartoe. Enkel en alleen om onderweg naar muziek te luisteren. Meestal vroegen we niet eens of we de auto mochten lenen. Eriks moeder had ’s avonds haar handen vol met het naar bed brengen van de kleintjes en ze vertrouwde haar oudste zoon wanneer die het huis uitging, zogezegd om bij mij thuis de avond door te brengen. We reden de straat uit, stopten een muziekcassette in de cassetterecorder en draaide de volumeknop op maximum. Het ritme van de muziek bepaalde de druk op het gaspedaal. We zaten veilig in onze cocon. Immuun voor wie of wat dan ook.
Op een maandagochtend bij het naar school brengen van de kleintjes kon Eriks moeder niet naast de geschaafde flank van haar rode Bolhoedje kijken. Het resultaat van ‘high speed Rock and Roll’.
Voor ik afdrukken kan, vult de rode vlek mijn hele vizier.
“Verdomme."
“Daar heb je hen inderdaad weer”, zegt Inne.
Ik zoom in en zie nog net hoe Zij, stijf en stram als een oude vrouw, uit de rode auto klautert. Hoe kan iemand zich zo laten gaan om er op zijn vijftigste zo uitgeblust en afgeleefd uit te zien.
Udo schuift in mijn vizier.
“Knappe jongen”, hoor ik Inne zeggen.
Ik schat hem net zo oud als Inne, vijftien. Maar maak me geen illusie. Wil je in aanmerking komen om haar lief te worden, dan is achttien de minimum leeftijd.
Om Udo’s schouder schuift een arm. Ik zoom uit en schiet een mooi plaatje van vader en zoon. Als twee druppels gelijkend op elkaar. De oude versie en de jonge.
Vijftien waren wij die zomer. Erik op de stoep voor hun nieuwe huis en ik aan de overkant. Net voor hij de verhuiswagen indook, op zoek naar de krat met zijn lp’s, keek hij me aan. Had hij naar mij gelachen, gezwaaid of geknikt. Iets had me overgehaald de straat over te steken en samen met hem hun nieuwe huis binnen te gaan.
De geur van nieuw vulde die dag zijn leven. Nieuwe meubels, nieuwe gordijnen, nieuwe lakens. Er liep zelfs een nieuwe papa door het huis. Die Erik jaren later nog steeds Bruno noemde. Bruno, alsof het zijn broer was. Wat ik eerst ook dacht en waar Erik hartelijk om lachen moest.
We sleten uren en dagen met elkaar. Niet enkel tijdens de schooluren maar ook daarna. Op zijn chaotische jongenskamer onder het wakend oog van Jimmy Hendrix op poster op zijn kamerdeur. Maar evengoed bij mij thuis. Mijn vader was er nooit. Altijd door één of andere vergadering weerhouden in Brussel. Zijn verantwoordelijkheid lag bij de toekomst van het land niet bij het heden van zijn dochter.
De afwezigheid van papa werd door de komst van Erik een voordeel. Nergens klonk de muziek van Eriks platen zo denderend als door papa's peperdure luidsprekers. Door Erik ontdekte ik The Who, David Bowie, Led Zeppelin, Pink Floyd, Mott the Hoople en natuurlijk Jimmy Hendricks. Mijn lp van Les Poppys en de single El Bandino van Will Tura kwamen nooit meer uit de kast.
Vanaf die eerste dag was ik al verliefd op Erik. Het duurde echter nog een volledig schooljaar voor we officieel een koppeltje werden. Het was geen beslissing die we namen, het gebeurde gewoon. Tegenwerking van Eriks moeder en Bruno of van mijn vader was er niet. Wel van mijn beste vriendin. Zij.
Nog steeds kan ik aar naam niet noemen zonder dat woede de kop opsteekt. Tien jaar na onze eerste kus pikte ze Erik van me in om hem nooit meer los te laten.
Terwijl Zij en haar dochter over het dak van de auto heen een verhitte discussie voeren, wandelen vader en zoon naar de ingang van het hotel. Onder de overkapping verdwijnen ze uit ons zicht. Ik bekijk mijn laatste shot en zoom in op Eriks gezicht. Het licht in zijn ogen is gedoofd. Vanmorgen bij ons weerzien hadden diezelfde ogen gestraald.
"Erik ziet er triest uit", beaamt Inne mijn bedenking.
"Hé Udo", roept ze plots. De jongen is teruggekeerd, hij zwaait naar Inne en sloft verder tot bij zijn moeder en zus. Geen van beide luistert naar wat hij zegt. Verveeld van het wachten schopt hij steentjes over het asfalt.
"Zin in een partijtje voetbal?" Inne loopt ons appartement binnen en komt terug met haar bal die ze niet mis te verstaan hoog in de lucht steekt. Zijn zin om met haar een balletje te trappen, kan niemand ontgaan.
En kijk, plots krijgt Zij wel aandacht voor haar zoon. De afstand tussen ons en haar is te groot om te horen wat ze zegt. Maar het is voldoende om het enthousiasme van Udo te kelderen. Weer brandt het woord 'Teef' op mijn lippen. Ik herken haar tic, neergeslagen ogen die even opkijken. Verongelijkt en bang. Is het zo dat ze haar kinderen manipuleert? Want ik ken haar strategie. Zij is het zwakke schaap voor wie gezorgd moet worden. Ieder mens met een beetje medeleven in zich trapt daar in. Je gaat om haar geven en probeert haar te helpen. Voor je het weet, ga je op al haar grillen in. Want te laat ontdek je hoe talentvol ze met leugens jongleert en jouw uitspraken misbruikt. Alles om er zelf beter van te worden. Ze zuigt je leeg zodat je zelf geen energie meer overhoudt. Alle aandacht gaat naar haar.
Is ze in al die jaren nog geen greintje veranderd?
Er komt een weerzin in me op. Ik wil weg. Hier, waar zij te pas en te onpas mijn leven binnen dringen kan.
Inne voelt de bui hangen. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en haar mond verstart. Deze vakantie moet een moment van rust worden in het hectische leven waar ik haar in meesleep. Drie weken op een vaste plek. De hel voor mij. De hemel voor Inne. We hadden voor dit hotel gekozen. Voor mijn sportieve dochter is hier keuze te over om aan sport te doen. En voor mijn toekomstige fotoreportages biedt de streek troeven. Desolate burgerwoningen en kastelen, een verlaten kliniek, verwaarloosd industrieel erfgoed en in onbruik geraakte spoorwegbruggen.
Toegegeven, ik keek er naar uit om ze te ontdekken. Maar wegen deze troeven op tegen Haar aanwezigheid?
En Erik?
Mijn droom om hem weer te zien, is werkelijkheid geworden. Wil ik mijn missie, hem voor me terug winnen, al opgeven? Nog voor ik eraan begonnen ben?
Ik wil rust. Geen hectische toestanden. Liever een leven zonder Erik dan een dubbel leven waar Zij voortdurend een rol in speelt.
Ik sleur mijn koffer onder het bed uit, trek mijn kleren uit de kast en smijt alles de koffer in.
"Mam, niet doen!"
"Voortmaken", schreeuw ik. " Inpakken!"
Met een knal smijt Inne de deur achter zich dicht. Weglopen is haar reactie wanneer er met mij niet te praten valt.
Mijn koffer krijgt een schop. Mijn kleren vliegen door de kamer. Ik trap mijn schoenen na en raak het al wankele tafeltje. De klotevaas die erop staat, versplintert tegen de grond. Duizenden parels waarin het zonlicht breekt, liggen verspreid over de vloer. Felle regenboogkleuren dringen slechts één gedachte aan me op. Ik moet hun kleurenspectrum vastleggen.
De door mezelf gemaakte rommel belemmert mijn zoektocht naar Innes camera. Een schoen schuift onder het bed. De mouw van mijn jas haakt achter de tafelpoot. Ik struikel en smak met mijn hoofd tegen de kast. Compleet tilt geslagen, gooi ik mijn kleren van het bed. Niets. Doorzoek de stapel boeken op het bijzettafeltje. Niets!
Waar ligt die verdomde camera? Waar houdt Inne hem voor mij verborgen?
In haar slaapkamer!
Ik kam haar kast uit. Snuffel in haar tas. Fouilleer haar jas. Doorploeg haar bed. Niets!
Heeft zij hem op haar vlucht meegenomen? Laat het niet waar zijn.
Waarom had ik naar Inne geluisterd? Mijn camera thuis gelaten. Ik heb hem nodig. Hier!
"Verdomme Inne!"
En dan zie ik hem. Hij ligt waar Inne net nog zat. Op het terras.
Tijdens mijn zoektocht is de lichtinval op het gebroken glas gewijzigd. Tegenlicht dwarsboomt de opname. Een andere invalshoek loont niet. Ingrijpen en de toestand herscheppen is een fout waaraan ik me niet bezondig. Het ergert me. Ik verander van positie, zoom in en uit en druk af. De kleine geheugenkaart raakt vol. Langzaam komen mijn trillende handen tot rust. De waanzin ebt weg en schept ruimte voor pijn. Pijn op mijn voorhoofd. Op de plaats waar ik tegen de kastrand smakte, zit een rode streep. Met een nat washandje tracht ik de zwelling te voorkomen.
In de spiegel zie ik mezelf staan. Angst in mijn ogen. Mijn handen trillen na. Meteen denk ik weer aan Haar.
In het jaar waarin ik negen werd en bij papa in het grote huis kwam wonen, had de maan ons bij elkaar gebracht.
Iedere avond was er wel iets waardoor papa in Brussel weerhouden werd. Hij had geen andere keuze, zei hij. Politiek was de toekomst van het land maar ook mijn toekomst.
De avonden waarop hij geen andere keuze had, waren talrijk. Zelden kwam hij voor middernacht thuis. Eens de huishoudhulp vertrok, kroop ik in bed en wachtte op papa. Ik was papa's grote meid. Ik kon het alleen zijn aan. Papa wou dat geloven. Voor hem hield ik me sterk. Ik sprak hem niet tegen.
Tijdens die eerste maand bij papa in huis, kon ik de slaap niet vatten en liep naar beneden. Het was zomer. Ondanks de roodfluwelen overgordijnen, het kamerbreed tapijt en de zomerse nacht, was het kil en leeg in huis. Ik liet de rolluiken zakken, trok de zware overgordijnen dicht en draaide de thermostaat van de verwarming hoog. De temperatuur in huis liep op en toch bleef het kil. Met Bébé mijn pop, kroop ik omarmd door de leuning van de kleine zetel onder het dekentje en draaide de televisie aan. Net zoals voorbije nachten, verwachtte ik het testbeeld te zien. Het hield me gezelshap en verjoeg mijn angsten.
Wonder boven wonder verscheen er die nacht een beeld op het scherm, zo uniek dat ik, indien papa in de dagen vooraf er niet over had verteld, niet eens geweten zou hebben waarnaar ik zat te kijken.
De poten van de LEM kwamen net in aanraking met het maanoppervlak. Het was wachten tot de eerste mens een voet op de maan zou zetten.
Nog steeds kan ik aar naam niet noemen zonder dat woede de kop opsteekt. Tien jaar na onze eerste kus pikte ze Erik van me in om hem nooit meer los te laten.
Terwijl Zij en haar dochter over het dak van de auto heen een verhitte discussie voeren, wandelen vader en zoon naar de ingang van het hotel. Onder de overkapping verdwijnen ze uit ons zicht. Ik bekijk mijn laatste shot en zoom in op Eriks gezicht. Het licht in zijn ogen is gedoofd. Vanmorgen bij ons weerzien hadden diezelfde ogen gestraald.
"Erik ziet er triest uit", beaamt Inne mijn bedenking.
"Hé Udo", roept ze plots. De jongen is teruggekeerd, hij zwaait naar Inne en sloft verder tot bij zijn moeder en zus. Geen van beide luistert naar wat hij zegt. Verveeld van het wachten schopt hij steentjes over het asfalt.
"Zin in een partijtje voetbal?" Inne loopt ons appartement binnen en komt terug met haar bal die ze niet mis te verstaan hoog in de lucht steekt. Zijn zin om met haar een balletje te trappen, kan niemand ontgaan.
En kijk, plots krijgt Zij wel aandacht voor haar zoon. De afstand tussen ons en haar is te groot om te horen wat ze zegt. Maar het is voldoende om het enthousiasme van Udo te kelderen. Weer brandt het woord 'Teef' op mijn lippen. Ik herken haar tic, neergeslagen ogen die even opkijken. Verongelijkt en bang. Is het zo dat ze haar kinderen manipuleert? Want ik ken haar strategie. Zij is het zwakke schaap voor wie gezorgd moet worden. Ieder mens met een beetje medeleven in zich trapt daar in. Je gaat om haar geven en probeert haar te helpen. Voor je het weet, ga je op al haar grillen in. Want te laat ontdek je hoe talentvol ze met leugens jongleert en jouw uitspraken misbruikt. Alles om er zelf beter van te worden. Ze zuigt je leeg zodat je zelf geen energie meer overhoudt. Alle aandacht gaat naar haar.
Is ze in al die jaren nog geen greintje veranderd?
Er komt een weerzin in me op. Ik wil weg. Hier, waar zij te pas en te onpas mijn leven binnen dringen kan.
Inne voelt de bui hangen. Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en haar mond verstart. Deze vakantie moet een moment van rust worden in het hectische leven waar ik haar in meesleep. Drie weken op een vaste plek. De hel voor mij. De hemel voor Inne. We hadden voor dit hotel gekozen. Voor mijn sportieve dochter is hier keuze te over om aan sport te doen. En voor mijn toekomstige fotoreportages biedt de streek troeven. Desolate burgerwoningen en kastelen, een verlaten kliniek, verwaarloosd industrieel erfgoed en in onbruik geraakte spoorwegbruggen.
Toegegeven, ik keek er naar uit om ze te ontdekken. Maar wegen deze troeven op tegen Haar aanwezigheid?
En Erik?
Mijn droom om hem weer te zien, is werkelijkheid geworden. Wil ik mijn missie, hem voor me terug winnen, al opgeven? Nog voor ik eraan begonnen ben?
Ik wil rust. Geen hectische toestanden. Liever een leven zonder Erik dan een dubbel leven waar Zij voortdurend een rol in speelt.
Ik sleur mijn koffer onder het bed uit, trek mijn kleren uit de kast en smijt alles de koffer in.
"Mam, niet doen!"
"Voortmaken", schreeuw ik. " Inpakken!"
Met een knal smijt Inne de deur achter zich dicht. Weglopen is haar reactie wanneer er met mij niet te praten valt.
Mijn koffer krijgt een schop. Mijn kleren vliegen door de kamer. Ik trap mijn schoenen na en raak het al wankele tafeltje. De klotevaas die erop staat, versplintert tegen de grond. Duizenden parels waarin het zonlicht breekt, liggen verspreid over de vloer. Felle regenboogkleuren dringen slechts één gedachte aan me op. Ik moet hun kleurenspectrum vastleggen.
De door mezelf gemaakte rommel belemmert mijn zoektocht naar Innes camera. Een schoen schuift onder het bed. De mouw van mijn jas haakt achter de tafelpoot. Ik struikel en smak met mijn hoofd tegen de kast. Compleet tilt geslagen, gooi ik mijn kleren van het bed. Niets. Doorzoek de stapel boeken op het bijzettafeltje. Niets!
Waar ligt die verdomde camera? Waar houdt Inne hem voor mij verborgen?
In haar slaapkamer!
Ik kam haar kast uit. Snuffel in haar tas. Fouilleer haar jas. Doorploeg haar bed. Niets!
Heeft zij hem op haar vlucht meegenomen? Laat het niet waar zijn.
Waarom had ik naar Inne geluisterd? Mijn camera thuis gelaten. Ik heb hem nodig. Hier!
"Verdomme Inne!"
En dan zie ik hem. Hij ligt waar Inne net nog zat. Op het terras.
Tijdens mijn zoektocht is de lichtinval op het gebroken glas gewijzigd. Tegenlicht dwarsboomt de opname. Een andere invalshoek loont niet. Ingrijpen en de toestand herscheppen is een fout waaraan ik me niet bezondig. Het ergert me. Ik verander van positie, zoom in en uit en druk af. De kleine geheugenkaart raakt vol. Langzaam komen mijn trillende handen tot rust. De waanzin ebt weg en schept ruimte voor pijn. Pijn op mijn voorhoofd. Op de plaats waar ik tegen de kastrand smakte, zit een rode streep. Met een nat washandje tracht ik de zwelling te voorkomen.
In de spiegel zie ik mezelf staan. Angst in mijn ogen. Mijn handen trillen na. Meteen denk ik weer aan Haar.
In het jaar waarin ik negen werd en bij papa in het grote huis kwam wonen, had de maan ons bij elkaar gebracht.
Iedere avond was er wel iets waardoor papa in Brussel weerhouden werd. Hij had geen andere keuze, zei hij. Politiek was de toekomst van het land maar ook mijn toekomst.
De avonden waarop hij geen andere keuze had, waren talrijk. Zelden kwam hij voor middernacht thuis. Eens de huishoudhulp vertrok, kroop ik in bed en wachtte op papa. Ik was papa's grote meid. Ik kon het alleen zijn aan. Papa wou dat geloven. Voor hem hield ik me sterk. Ik sprak hem niet tegen.
Tijdens die eerste maand bij papa in huis, kon ik de slaap niet vatten en liep naar beneden. Het was zomer. Ondanks de roodfluwelen overgordijnen, het kamerbreed tapijt en de zomerse nacht, was het kil en leeg in huis. Ik liet de rolluiken zakken, trok de zware overgordijnen dicht en draaide de thermostaat van de verwarming hoog. De temperatuur in huis liep op en toch bleef het kil. Met Bébé mijn pop, kroop ik omarmd door de leuning van de kleine zetel onder het dekentje en draaide de televisie aan. Net zoals voorbije nachten, verwachtte ik het testbeeld te zien. Het hield me gezelshap en verjoeg mijn angsten.
Wonder boven wonder verscheen er die nacht een beeld op het scherm, zo uniek dat ik, indien papa in de dagen vooraf er niet over had verteld, niet eens geweten zou hebben waarnaar ik zat te kijken.
De poten van de LEM kwamen net in aanraking met het maanoppervlak. Het was wachten tot de eerste mens een voet op de maan zou zetten.
Minuten kropen voorbij. Nu was er eindelijk iets te zien en verlamde de slaap mijn ogen. Ik wreef ze uit en sperde ze wijd open. Maar de slaap was niet te bannen. Nog voor de eerste mens zijn voet op de maan zette, bracht het staren op het grijze maanoppervlak me waar de maan mij hoorde te brengen.
’s Morgens werd ik wakker in mijn eigen bed. Vaag herinnerde ik me het nachtkusje van papa op mijn wang.
Niemand van de kinderen in de buurt was die nacht getuige geweest van de maanlanding noch van de eerste stap van de mens op de maan. Toch spraken ze er allemaal over.
Als nieuwkomer in de buurt wilde ik indruk maken en vertelde alsof ik het allemaal live had meegemaakt. Ik bezat een levendige fantasie. Met een beetje verbeelding wist ik alle vragen die op me afkwamen te beantwoorden.
Eén iemand hield zich stil en afzijdig. Zij.
"Hij had zijn mooiste schoenen aangetrokken voor de eerste stap op de maan te zetten," zei ik.
"Een astronaut draagt toch een ruimtepak," meende een jongen te weten.
"Ja, met daaronder zijn mooiste schoenen. Hij had een enorme duikersbril op zijn neus en glimlachte toen zijn voet het maanoppervlak raakte."
Er werd afgeteld en iedereen ging zich opnieuw verstoppen.
Zij liep naast me mee. Haar fiets aan de hand.
“Jij hebt helemaal niets gezien”, zei Ze.
Ik keek haar aan. Niets in mij dacht eraan mijn ongelijk toe te geven. Tot ze de krant onder het elastiek op haar bagagedrager uittrok.
Op de voorpagina stond een foto van Neal Armstrong. Volledig onherkenbaar in zijn ruimtepak. Het vizier van zijn helm weerspiegelde de LEM.
De andere kinderen kwamen kijken wat ze bij zich had. Ik voelde geen schaamte om wat ik verteld had. Toch was wat ik zei niet langer belangrijk. Zij werd de nieuwe held.
Met haar foto’s had Ze mijn leugen doorprikt. Daar kon ik mee leven. Wat ik wilde weten, was waarom zij met een krant rondreed. Het leek wel of ze enkel langs was gekomen om iedereen van mijn arrogantie te overtuigen en daarna te verdwijnen. Het spel ging verder maar ik was niet langer welkom.
Op de rand van de stoep wachtte ik tevergeefs op haar terugkeer.
Sylvie De Groot, een al wat ouder meisje, nam het bij de anderen voor me op. Als nieuwelinge in de buurt verdiende ik een tweede kans, ik mocht terug meespelen. Toen hoorde ik wie het meisje met de krant was. Ze heette Lieve. Haar vader werkte als letterzetter bij de krant en kende 's nachts al het nieuws van de volgende dag. Vanmorgen had hij voor haar een extra krant meegebracht. De maanlanding was wereldnieuws.
Ik wilde de man die het nieuws kende nog voor het in de krant verscheen wel eens ontmoeten. Niet lang nadien ontdekte ik waar hij woonde. Op een ochtend trok ik de gordijnen van mijn slaapkamer open en daar stond hij, samen met Haar, in de tuin achter de onze. Met minachting keek ik hoe ze samen een kippenhok in elkaar timmerden. Nadien werd ze door haar vader op haar schommel steeds hoger de lucht ingeduwd. Een steek van jaloezie sneed door mijn hart.
Na de zomervakantie kwam ik bij haar in de klas terecht. Ze was een bizar meisje. Afstandelijk en stug. Haar treurige uitdrukking en rimpelig gezicht benadrukten zorg en kwetsbaarheid. Bovendien sprak ze amper en als ze sprak, mompelde ze zodat je moest vragen om het nog eens te herhalen. Mijn klasgenootjes namen de tijd om naar haar te luisteren. Ze hadden medelijden met het stille, zwijgzame meisje.
Maar het timide meisje bleek een opportunist die haar kwetsbaarheid centraal stelde om de aandacht van de klasgenootjes op te eisen. Allemaal schijn en puur bedrog.
Jaren zouden erover gaan voor ik daar achter kwam.
Net zoals mijn leeftijdgenootjes wilde ik deel uitmaken van de groep. Tijdens de schooluren schikte ik mij naar de algemene norm om haar te behagen. Eigenlijk verachtte ik haar. Verscholen achter het gordijn in mijn slaapkamer sloeg ik de man die het nieuws al kende nog voor het in de krant verscheen, dagen gade. Iedere zondag fietste hij met Haar naar de bakker. Iets waar ik alleen van dromen kon, gebeurde bij haar iedere week.
Op een zondag, na het ontbijt, vertrok het voltallige gezinnetje met hun blauwe Ford. Mama, papa en Zij. Een gezellige familie uitstap. Enkele uren later keerden ze terug. Zij, apetrots. In haar armen, een puppy. Wit met bruine vlekken. Afzichtelijk, vond ik, jaloers omdat ik van papa geen hondje kreeg.
De komst van het bruin gevlekte beestje zette mijn weerstand aan de kant. Na schooltijd bleef ik bij het fietshok treuzelen en volgde haar op enkele meters. Ter hoogte van het benzinestation werd het fietspad breder. Daar ging ik naast haar fietsen.
Het kostte me moeite om me aan haar langzame tempo aan te passen. Om op gelijke hoogte met haar te blijven moest ik bijna surplacen. De hele rit negeerde ze mijn aanwezigheid.
Bij haar thuis stalde ze haar fiets tegen de garage. Door de deur aan de zijkant wandelde ze hun huis binnen.
Ik kroop op de blauwe steen van het muurtje dat hun voortuin van de straat scheidde. Door mijn observaties van de voorbije weken kende ik het werkschema van haar papa. Normaal had hij nog thuis moeten zijn. Ik schudde mijn rekenboek en pennenzak uit mijn boekentas en loste de vraagstukken op die we voor huiswerk gekregen hadden. Net had ik de laatste rekensom opgelost toen de blauwe Ford de oprit naar het huis opreed. Op enkele meters bij me vandaan stopte hij. Het portier ging open. Eerst kwam zijn linkerbeen tevoorschijn, daarna zijn linkerarm. Zijn hand greep boven zijn hoofd naar het dak van de auto en met een zwaai kroop de rest van zijn lange lichaam de auto uit.
“Dag,” zei hij.
“Dag,” zei ik.
“Wacht je op Lieve?”
Ik zweeg.
“Kom,” zei hij en nam me mee binnen.
Zij zat in de keuken met haar rekenboek voor haar op tafel. Ze krabde in haar haar en zuchtte. Haar moeder zat tegenover haar, haar rug naar me gekeerd, groenten schoon te maken. Toen de puppy in zijn mandje naar me gromde, keek Lieve op. “Mopsie, stil.”
Haar blik doodde me. Het was die dodelijke blik waardoor haar moeder naar me omkeek. Mopsie bleef grommen.
“Wat breng jij mee binnen?”
“Dit meisje zat buiten op Lieve te wachten."
“Ja, zal wel." De minachting in haar stem was duidelijk hoorbaar. “Ze is een lelijke opschepper."
“Is dat zo”, vroeg haar vader. Zijn stem klonk nog steeds lief en meelevend.
Ik haalde mijn schouders op. “Eigenlijk ben ik voor u gekomen."
Er trok een frons over Lieves gezicht waardoor ze plots op Mopsie ging lijken.
“Voor mij?” vroeg haar vader.
Ik knikte.
“En waaraan heb ik die eer te danken?”
“Ik wilde de man ontmoeten die het nieuws kent nog voor het ’s ochtends in de krant verschijnt.”
Haar moeder keek op. Haar liploze mond ontspande. Het verrimpelde gezicht van Lieve kreeg eerst weer haar normale frons terug om nadien in een onontwarbare rimpel te ontaarden toen ze schuddebuikend begon te lachen. Haar vader trok een stoel bij en ging zitten.
“Wel, wel,” zei hij, “wel, wel. Nooit gedacht dat ik ooit een beroemdheid zou worden.”
Lieve lachte nu nog harder. Ook haar moeder lachte mee.
Het kon me niet schelen dat ze me uitlachten. Ik was het wachten op papa en het alleen zijn in het grote huis dat geen thuis maar een kille kelder was, beu. Het kamerbreed tapijt, de dik gevoerde overgordijnen, het warme dekentje, het lekkers in de snoepkast, de door de huishoudhulp bereide puddinkjes, Bébé en de andere poppen die me gezelschap hielden, de kattebelletjes van papa op het prikbord in de keuken, niets kon tippen aan de warmte tussen haar en haar papa.
En hier stond ik nu. Niet van plan me te laten verjagen door Mopsie of zijn baasjes. Ik zette een stap naar voren en keek naar de sommen op Lieves blad. De oplossing van het eerste vraagstuk was fout. De bewerking van het tweede vraagstuk stond op haar kladblad. Het was een verkeerde bewerking.
“Zal ik je helpen?”
“Nee.” Mijn toenadering werd door haar antwoord als een allesvernietigende bom versplinterd.
“Waarom niet? Mijn sterkste kant zijn letters”, zei haar vader, “en je moeder denkt bij de regel van drie aan de wasvoorschriften.”
Die lange geletterde man stond aan mijn kant. Ik lachte naar hem, ik wou hem onmiddellijk al mijn liefde geven.
De waterketel op het vuur kookte. Koffielucht vulde de keuken. Haar vader tilde het deksel van een grote pot op. Toen hij er met een pollepel in roerde en het gele kommetje in zijn hand vulde, vermengde de geur van soep zich met het koffiearoma.
“Ook zin?”
Hij vroeg het aan mij!
“Laat dat kind nu naar huis gaan. Straks gaat haar vader haar nog missen.”
Het klonk als een sneer die zo bedoeld was. Het kwam hard aan. Lieve trad haar moeder bij.
"Buiten de kuisvrouw is er bij haar thuis niemand die op haar wacht."
Mijn ogen prikten. Maar liever nog dan mijn tranen te laten stromen, veranderde ik in een muis.
Haar vaders hand kwam in mijn richting. Hij trok een stoel onder de tafel voor me uit en zette een kommetje soep voor me op tafel. Lieve zuchtte luidruchtig. Haar moeder kletste de soepketel dicht.
“Harry. Eet.” Het klonk als een gebod. “ Straks komt ge nog te laat op uw werk.”
Haar vader knipoogde naar me en samen lepelde we onze soep binnen. Het smaakte.
Lieve ging, net of ik niet naast haar aan de keukentafel zat, verder met het oplossen van haar sommen.
“Zo”, zei haar vader toen er nog enkel groene strepen in zijn gele kom restten, “ dan vertrek ik nu naar mijn werk. Anders liggen er morgen geen kranten in de winkel. Dat zou pas nieuws zijn.”
Hij goot melk bij de dampende koffie in de thermos en draaide de stop er op. De rode rekker knalde tegen zijn vergeelde brooddoos en samen met de thermos verdween hij in zijn boekentas. De metalen slotjes klikten toen hij ze in een keer met beide handen afsloot. Lieve en Benedicte kregen een kus. Ik een aai.
Ik hoorde het portier van de Ford dichtslaan. Zachtjes gromde de motor toen hij achteruit de oprit afreed.
Lieve bleef worstelen met haar vraagstukken maar vertikte het om mijn hulp te vragen. Haar moeder haalde een pakje uit de koelkast. Vaalrood papier plooide open. Twee worsten. Op mijn aanwezigheid was niet gerekend.
“Dan ga ik maar eens,” zei ik. Even meende ik een reactie bij Lieve te bespeuren. Zou ze me toch vragen haar te helpen. Nee. Haar gezicht hulde zich in een diepe frons en vernauwde haar ogen tot spleetjes die vol afgrijzen naar haar blad staarden. Net Mopsie.
Maar waar was die hond? Zijn mand was leeg. Ik keek de keuken rond. De deur naar de gang en living was dicht. De buitendeur stond op een kier.
“Mopsie, is weg.”
Benedicte keek om. Het duurde een eeuwigheid voor Lieve reageerde. En hoe ze reageerde, verwonderde me nog het meest. Ze stond niet op om mee te zoeken. Nee. Ze bleef op haar stoel zitten en begon te janken. Compleet zinloos.
Ik rende naar buiten en kijk daar lag Mopsie, zijn pootjes in de lucht, zijn buikje badend in de late zomerzon. Ik knielde neer en streelde zijn buikje. Onder mijn hand rolde hij heen en weer.
Plots stond Lieve bij de deur.
“Stop daarmee.”
Toen ik de lange afrit naar de straat afliep volgde Mopsie me op de voet.
“Mopsie! Hier!”
Mopsie koos mij boven zijn brullende baasje. Lieve stampte van colère. Haar brullen sloeg over in gejank.
“Mopsiiii!”
Ik kreeg medelijden met haar, tilde Mopsie op en bracht hem terug. Ze rukte hem uit mijn armen. Er volgde geen 'dank je'. Alleen die ogen, kil en leeg. Ze knipperden.
En naast Haar stond haar moeder. Uit het niets mompelde ze een woord. "Ondankbaar nest."
Waarmee ze mij bedoelde.
Inne zit aan de rand van het zwembad. Wanneer ik naast haar plaatsneem, schuift ze van me weg. Ik volg de beweging van haar voeten. Ze trekken cirkels in het water. Al snel trek ik iedere beweging na. In stilte komen we dichter tot elkaar. Zo gaat het altijd.
“Jij ziet die Erik graag, hé mam?"
Ontkennen heeft geen zin.
“Waarom laat je je dan wegjagen? Stop met vluchten en doe iets."
Die woorden heeft ze van mijn vader. Het zijn de juiste woorden op de juiste plaats. Ik zoek haar hand en knijp erin.
Papa wist wat vluchten was. Hij was het verdriet om het verlies van mama nooit te boven gekomen. Enkele uren na mijn geboorte was zij aan een beroerte overleden.
Als alleenstaande vader stortte hij zich op zijn politieke carrière en liet mij als pasgeborene aan de zorg van mijn grootouders over. Ik werd een doorgeefkind. De ene week verbleef ik bij Bonneke en Peter, de volgende week bij Bomma en Bompa. Ik werd zoals het nu met een mooie term genoemd wordt, opgevoed in co-ouderschap. Specifiek in mijn geval, in co-grootouderschap.
Mijn wil groeide echter zo sterk uit dat Bonneke ondanks haar liefde en zorgzaamheid, geen manier meer vond om me te doen luisteren.
Bomma en Bompa namen mij definitief in huis. Mijn aanwezigheid verzachtte de afwezigheid van mijn mama, hun overleden dochter.
Zondag was papa’s dag. ’s Nachts sliep ik op mijn zondagkamertje bij hem in het grote huis. Maandagochtend bracht hij me naar school en daar pikte Bomma me na schooltijd weer op en bleef ik voor de rest van de week bij haar en Bompa.
Het noodlot beëindigde mijn mooie leven. In één maand tijd verloor Bomma haar zus Stien en Bompa. Op een ochtend lag hij koud naast haar in bed.
Bompa, tante Stien en mama. De doden transformeerden mijn mollige Bomma tot een magere weergave van haarzelf. Ze gleed weg in een andere wereld. Depressie na depressie volgden elkaar op. Jaren later liet ook haar geheugen het afweten.
Zo kwam ik in de zomer van de eerste maanlanding in het grote huis bij papa wonen. Wij waren veroordeeld tot elkaar. Papa moest het met mij stellen en ik met hem. Ik miste Bomma. Haar knuffels, haar verhalen, haar begrip, haar strenge maar consequente aanpak. Haar ritueel na schooltijd. De tas chocolademelk en daarnaast één koekje. Iedere dag opnieuw mijn vraag, mag ik nog eentje? En iedere dag haar zelfde antwoord: tuurlijk, op één been kan je niet staan.
Direct twee koekjes naast mijn tas leggen was eenvoudiger geweest. En toch lag er steeds maar één. Het ritueel hoorde bij het moment van de dag. Het ritueel van thuiskomen.
Toen papa hoorde van mijn bezoek aan Lieve, spoorde hij me aan om dit na schooltijd te blijven doen.
“Die mensen willen je graag helpen. Je moet niet altijd vluchten wanneer het even tegen zit.”
Blijkbaar was Benedicte bij papa langsgekomen om mijn opvang met hem te bespreken. Natuurlijk pas nadat ze de voordelen van mijn verblijf bij haar in huis had ingezien. Papa zijn politieke carrière kon haar gestolen worden. Hij behoorde tot het linkse nest waar zij als christenmens niets mee te maken wilde hebben. Het was haar enkel om de roddels te doen. Door de weetjes die ze over papa bij mij kon lospeuteren, kreeg ze aanzien bij de vrouwen in de buurt.
En het was haar taak als christenmens om zich om een moederloos kind te bekommeren. Maar wel tegen betaling.
Iedere avond na schooltijd reed ik met Lieve mee naar huis. Na het uitlepelen van mijn kommetje soep mocht ik de rest van de avonden bij hen doorbrengen. Wanneer papa niet voor bedtijd thuiskwam, werd voor mij op Lieves kamer het logeerbed uitgeklapt.
Naast de bezoldiging die ze al van papa ontving, verwachtte Benedicte een tegenprestatie. Uit dankbaarheid voor wat ze voor me deed, moest ik mijn eigen mama doodzwijgen. Niet dat ze het met zoveel woorden zei. In ieder gesprek waar ik met één woord naar mama verwees, en die momenten waren voor mij hartverwarmend, bracht Benedicte het gesprek onmiddellijk op een ander onderwerp. De waarheid over mama's dood werd door haar een leugen genoemd. Mijn mama had papa verlaten voor een andere man.
Die roddel hoorde ik voor het eerst van Sylvie De Groot. Het speelde in op mijn verlangen mama ooit terug te zien. En verschafte mij een vrijbrief om mijn verlangen met een eigen verhaal in te kleuren. Mama leefde aan het andere eind van de wereld en papa stond haar niet toe om mij te bezoeken. Ze had er zelf voor gekozen om hem te verlaten en mij in de steek gelaten.
Mijn verhaal leverde mij een unieke status op. Ik was kind van gescheiden ouders met een moeder in het buitenland. Zeldzaam voor die tijd.
In ruil voor de rol die ze in mijn leven ging spelen, eiste Benedicte dat ik haar 'moeke' noemde. Ze kon nooit de mama zijn die ik in mijn fantasie creëerde. Ik kon geen genegenheid voor haar opbrengen. Het woord 'moeke' kwam enkel over mijn lippen wanneer ik er mijn voordeel mee kon doen. Mijn tegenwerking paste precies bij de inhoud van de titel die zij mij al van bij onze eerste ontmoeting had toebedeeld, 'ondankbaar nest'.
De aanwezigheid van twee kunstige duikers bij het zwembad, weerhoudt Inne om met me terug naar ons appartement te keren.
Terwijl ik mijn kleren in de kast hang en de rommel opruim, denk ik aan Erik. Ik hoop dat hij het blijven waard is. Want in hoeverre is hij nog de man die ik mij herinner? Wie ik ooit was, daar rest nog bitter weinig van.
Ik neem mezelf voor om niets te plannen noch te forceren en te aanvaarden wat er op mijn pad komt.
Wanneer ik voor het avondeten beneden in het restaurant van het hotel onze tafel aangewezen krijg, heb ik al meteen spijt van mijn beslissing. Het voor ons gereserveerde tafeltje staat in een hoek geprangd. Met minder dan een halve meter tussenruimte tussen hun tafel en de onze.
Zij neemt meteen het woord.
“Het eten is hier lekker."
Ik kijk naar haar bord. Het staat van haar af geschoven. Er is nauwelijks van gegeten.
“Daarom komen wij hier ieder jaar terug. Zijn jullie hier al eerder geweest?"
Ik schud mijn hoofd.
De hele tijd kijkt Erik naar zijn bord. Hij knoeit met het voedsel, hij eet niet.
“Eet toch wat,” port Zij hem aan. “Erik is een beetje slapjes vandaag. Is het niet schat?" Over de tafel grijpt ze zijn hand. Zijn vingers krommen en ballen tot een vuist.
Schat. Ja, denk ik, schone schijn. Dit eerste teken van afstand tussen Haar en Erik sterkt me. Meteen open ik al mijn registers en val aan.
“Hoezo slapjes? Vanmorgen voelden wij ons allebei dertig jaar jonger. Is het niet, Erik?"
Mijn woorden ontlokken een glimlach. Schuchter maar het is het begin van de ontdooiing.
Hij prikt een stuk vlees op zijn vork dat direct in zijn mond verdwijnt. De rest van wat er op zijn bord ligt, volgt.
Zij zegt niets meer. De sfeer is gespannen.
Vijfentwintig jaar geleden had ik verkozen te vertrekken. Een leven in de schaduw van Lieve en Erik als koppel, was geen optie. Ik begon aan een wereldreis, zonder doel.
Fysiek was ik van Erik gescheiden maar etherisch bleef hij mijn gezel. Ik zag hem, ik hoorde hem, ik voelde hem, ik overlegde met hem, discussieerde met hem, genoot met hem, was droevig met hem. Hij reisde met me mee. Donker of blond, krullend haar of kaal, dik of dun, blauwe ogen of zwart als kool, groot of klein. Overal ter wereld nam zijn etherische aanwezigheid een fysieke vorm aan. De ontgoocheling achteraf maakte het verdriet dieper. Onverwerkt verdriet is destructief. Het sloopt je lichaam, verscheurt je geest. Ik werd hard en meedogenloos.
Mijn uitgesproken mening hielp me niet echt, mijn agressie nog minder. In Argentinië raakte ik slaags met een man die zich door mij bedrogen voelde. Ik belandde in het ziekenhuis.
Daar eindigde mijn wereldreis. Papa haalde me terug naar huis. Waar ik anders terecht was gekomen, mag God weten. Waarschijnlijk in een gesloten kist, enkele reis naar België.
Vijf jaar had ik papa niet meer gezien. Het weerzien deed ons deugd. Papa knuffelde me!
"We moeten stoppen met vluchten," zei hij.
Hij zette een punt achter zijn politieke carrière en bleef thuis om voor mij te zorgen.
Zijn beslissing om met politiek te stoppen, hief de rem op die hij sinds de dood van mama op zijn gevoelens had gezet. Hij vond de weg om mij over haar te vertellen. Het heelde ons. Ons als individu en onze relatie. Hem over mama horen vertellen, bracht ons samen. We kwamen over ons verdriet heen. Hij, na meer dan dertig jaar over de dood van mama. En ik was Erik kwijt maar ik had mijn altijd afwezige papa gevonden en met hem de rijkdom van een mama die ik nooit had gekend. De wallen onder mijn ogen verdwenen, mijn grauwe huid kreeg kleur, mijn buikje bolde, de wijzer op de weegschaal liep steeds hoger op en mijn altijd steile haar krulde. Als wou het de wereld uitbundig tegemoet treden.
Ik zie Erik naar me knipogen. Na een pintje en het dessert schuift hij voldaan zijn bord naar voren.
“Wat doen we,” vraagt hij zijn beide kinderen, “ een balletje trappen?"
Zijn kinderen kijken hun moeder aan.
“Zo kort na het eten. Erik, dat is niet goed."
Protest in hun ogen maar dochter en zoon zwijgen. Pas wanneer Erik Haar opmerking negeert, durven zij hetzelfde te doen.
“Ik heb gehoord dat jij een bal hebt,” zegt hij tegen Inne. “Zin om mee te doen?"
Ze knikt. Mijn zelfstandige dochter vraagt niet naar de toestemming van haar moeder.
“Tot straks,” zegt Erik.
Ik blijf alleen met Haar, onwennig prutsend aan mijn bestek. Haar terloops gestelde vraag klinkt oppervlakkig maar ze vist naar meer.
“Ben je hier alleen met je dochter?"
Zonder te antwoorden, schuif ik mijn stoel onder tafel.
“An,” roept Ze. Ze staat op en loopt me achterna. “Ik had graag je mening gehoord over een probleempje waar ik hier bij niemand anders mee terecht kan."
Het is een leugen. Raad vragen is haar manier om je aandacht te vangen. En als ze je aandacht niet krijgt, probeert ze het met een cadeautje.
“Heb je zin in gebak? In de bar verkopen ze de beste Javanais ter wereld. Ik trakteer."
Ze pakt me op mijn zwakke plek maar ik bedank.
Uren heb ik naar Haar geluisterd. Uren die ik niet voor mezelf had. Uren waarin Zij mij opeiste.
Strik je slachtoffer met een cadeau waarvoor hij jou eeuwig dankbaar moet zijn en waardoor je hem naar je pijpen kan laten dansen. Dat is het motto van een slangenmens.
De naschoolse opvang bij hen thuis was het lokaas waarmee Benedicte mij in de val lokte. Ik verlangde naar een warm nest met Harry als papa, dus gaf Benedicte mij dat nest cadeau. In ruil eiste zij mijn onvoorwaardelijke liefde.
Niet enkel voor haar maar ook voor haar dochter.
Ik was niet alleen het slachtoffer van Benedicte haar grillen. Lieve leed meer dan ik. Aanvankelijk zag ik enkel het kwaad in Benedicte. Niet in haar dochter. Ik luisterde naar Lieves verhalen en werd erdoor geraakt. Ik bedacht oplossingen voor haar problemen. Mijn advies wist ze altijd wel zo te dirigeren dat ik precies zei wat zij horen wilde of ik precies uitvoerde wat zij in gedachten had.
Ik kreeg complimentjes en cadeautjes en voelde me belangrijk. De consequenties leerde ik achteraf pas kennen.
Ik was haar beste vriendin. Maar dat begrip had voor haar duidelijk een andere waarde dan voor mij. Ik vertelde heel wat over mijn diepste roerselen.
Haar talent om geheimen los te peuteren was veelzijdig. Ik vertrouwde haar, ging als het ware bij haar te biechten. Mijn geheimen waren bij haar veilig, dacht ik. Tot ik ontdekte hoe ze alles aan Benedicte overbriefde.
Tijd ging er overheen. Wanneer het hun voordelig uitkwam, maakten ze er misbruik van en chanteerden me.
Terug in mijn appartementje klap ik de slaapbank in de woonkamer uit. Dit wordt mijn bed voor de komende drie weken.
Ik neem een douche en trek losse kleren aan. Van de stapel boeken die ik meezeulde, neem ik het dikste boek. Al jaren neem ik me voor ze allemaal te lezen. Ooit, als ik met vakantie ga. Zodoende zitten ze allemaal in mijn bagage.
Ik sla het deken open en kruip met "Vergeef mij" van Wally Lamb in bed.
Net heb ik mijn bril opgezet of ik hoor de deur open gaan.
"Zo vroeg al terug," vraag ik zonder om te kijkten. Maar het is Inne niet.
"Stoor ik?"
Ik neem mijn bril af en leg mijn boek opzij. Mijn voeten zoeken mijn slippers.
"Blijf rustig liggen. Ik blijf maar even."
Alsof het de normaalste zaak ter wereld is, komt hij bij me op bed zitten.
"Ik ben blij dat je hier bent." Hij neemt mijn handen in die van hem.
"Angie..."
Grote, warme handen en een naam die ik zo gemist heb. Wanneer hij die naam uitspreekt, zit er een krop in zijn keel. Hij kucht niet eens om zijn ontroering te verdoezelen.
Toen we 'Angie' van de Rolling Stones ontdekten, werd het Eriks koosnaam voor mij. Officieel heette ik Angelina maar iedereen noemde mij An.
Angelina was de naam die mijn moeder voor mij gekozen had. Nog voor ze mij bij die naam had kunnen noemen, was ze doodgegaan.
Erik was niet op de hoogte van die geschiedenis. Door mij Angie te noemen, had hij haar wens min of meer in eer hersteld.
"Niet doen," zeg ik.
"Wat?"
"Hier binnen komen en me overvallen. Ik heb geen zin om..."
Zijn lippen omsluiten de mijne.
"Genieten," zegt hij. "Dat was toch jouw leuze? Genieten van elk moment dat je krijgen kunt." En weg is hij.
Voor Eriks grote verraad met Haar, was genieten voor mij vanzelfsprekend. Nadien werd het een opgave. Door miijn ontgoocheling in hij die mij het meest nabij stond, was ik de eenvoud ervan kwijt gespeeld.
Ik probeer me te herinneren hoe het was om enkel voor lust en plezier te leven. Het lukt me niet.
Uitgerekend hij die mij vijfentwintig jaar geleden door zijn onvoorspelbare zet emotioneel ontwrichtte, komt mij nu doodleuk vertellen dat ik niet moet nadenken maar genieten.
Ik ben woest.
"Dit lap je me geen tweede keer," snauw ik.
"Ook een goede avond, mam."
Languit ploft Inne naast me op de slaapbank neer. Ze beweert niet te weten waar ik het over heb. Het feit dat ze niet achter meer uitleg vist, verraadt haar. Iemand moet Erik de sleutelkaart van ons appartement gegeven hebben. Wie anders dan zij?
Ik treed niet in detail over wat me overkomen is en open de minibar.
"Santé mam, ik ga slapen." Ze staat op en geeft me een kus.
Overal waar ik heen ga, neem ik Johnnie Walker met me mee. Met Johnnie en Wally Lamb kruip ik terug in bed. Mijn gedachten dwalen af. Ik lees maar weet aan het einde van de alinea niet eens meer wat ik gelezen heb. Steeds opnieuw duikt Erik in mijn gedachten op. Mijn woede transformeert in een onstuitbare drang naar seks. Johnnie noch Wally zijn mans genoeg om mijn zelfhulp bij te staan.
Thuis zou ik Jan bellen, mijn WOB-man. Wippen, Ontbijten en Buiten. Ik verlang niet naar meer in onze relatie en Jan neemt daar vrede mee.
Mijn drift houdt me wakker. Omdat Johnnie een loser is leeg ik een tweede glas en een derde.
Soelaas vind ik op het balkon. In het nachtelijke duister is alles stil.
De plastic matras op de ligstoel is kil. Het koelt mijn lichaam. De innerlijke rust daagt op en uiteindelijk overwint de slaap mijn heetste dromen.
(Scroll verder naar beneden)
’s Morgens werd ik wakker in mijn eigen bed. Vaag herinnerde ik me het nachtkusje van papa op mijn wang.
Niemand van de kinderen in de buurt was die nacht getuige geweest van de maanlanding noch van de eerste stap van de mens op de maan. Toch spraken ze er allemaal over.
Als nieuwkomer in de buurt wilde ik indruk maken en vertelde alsof ik het allemaal live had meegemaakt. Ik bezat een levendige fantasie. Met een beetje verbeelding wist ik alle vragen die op me afkwamen te beantwoorden.
Eén iemand hield zich stil en afzijdig. Zij.
"Hij had zijn mooiste schoenen aangetrokken voor de eerste stap op de maan te zetten," zei ik.
"Een astronaut draagt toch een ruimtepak," meende een jongen te weten.
"Ja, met daaronder zijn mooiste schoenen. Hij had een enorme duikersbril op zijn neus en glimlachte toen zijn voet het maanoppervlak raakte."
Er werd afgeteld en iedereen ging zich opnieuw verstoppen.
Zij liep naast me mee. Haar fiets aan de hand.
“Jij hebt helemaal niets gezien”, zei Ze.
Ik keek haar aan. Niets in mij dacht eraan mijn ongelijk toe te geven. Tot ze de krant onder het elastiek op haar bagagedrager uittrok.
Op de voorpagina stond een foto van Neal Armstrong. Volledig onherkenbaar in zijn ruimtepak. Het vizier van zijn helm weerspiegelde de LEM.
De andere kinderen kwamen kijken wat ze bij zich had. Ik voelde geen schaamte om wat ik verteld had. Toch was wat ik zei niet langer belangrijk. Zij werd de nieuwe held.
Met haar foto’s had Ze mijn leugen doorprikt. Daar kon ik mee leven. Wat ik wilde weten, was waarom zij met een krant rondreed. Het leek wel of ze enkel langs was gekomen om iedereen van mijn arrogantie te overtuigen en daarna te verdwijnen. Het spel ging verder maar ik was niet langer welkom.
Op de rand van de stoep wachtte ik tevergeefs op haar terugkeer.
Sylvie De Groot, een al wat ouder meisje, nam het bij de anderen voor me op. Als nieuwelinge in de buurt verdiende ik een tweede kans, ik mocht terug meespelen. Toen hoorde ik wie het meisje met de krant was. Ze heette Lieve. Haar vader werkte als letterzetter bij de krant en kende 's nachts al het nieuws van de volgende dag. Vanmorgen had hij voor haar een extra krant meegebracht. De maanlanding was wereldnieuws.
Ik wilde de man die het nieuws kende nog voor het in de krant verscheen wel eens ontmoeten. Niet lang nadien ontdekte ik waar hij woonde. Op een ochtend trok ik de gordijnen van mijn slaapkamer open en daar stond hij, samen met Haar, in de tuin achter de onze. Met minachting keek ik hoe ze samen een kippenhok in elkaar timmerden. Nadien werd ze door haar vader op haar schommel steeds hoger de lucht ingeduwd. Een steek van jaloezie sneed door mijn hart.
Na de zomervakantie kwam ik bij haar in de klas terecht. Ze was een bizar meisje. Afstandelijk en stug. Haar treurige uitdrukking en rimpelig gezicht benadrukten zorg en kwetsbaarheid. Bovendien sprak ze amper en als ze sprak, mompelde ze zodat je moest vragen om het nog eens te herhalen. Mijn klasgenootjes namen de tijd om naar haar te luisteren. Ze hadden medelijden met het stille, zwijgzame meisje.
Maar het timide meisje bleek een opportunist die haar kwetsbaarheid centraal stelde om de aandacht van de klasgenootjes op te eisen. Allemaal schijn en puur bedrog.
Jaren zouden erover gaan voor ik daar achter kwam.
Net zoals mijn leeftijdgenootjes wilde ik deel uitmaken van de groep. Tijdens de schooluren schikte ik mij naar de algemene norm om haar te behagen. Eigenlijk verachtte ik haar. Verscholen achter het gordijn in mijn slaapkamer sloeg ik de man die het nieuws al kende nog voor het in de krant verscheen, dagen gade. Iedere zondag fietste hij met Haar naar de bakker. Iets waar ik alleen van dromen kon, gebeurde bij haar iedere week.
Op een zondag, na het ontbijt, vertrok het voltallige gezinnetje met hun blauwe Ford. Mama, papa en Zij. Een gezellige familie uitstap. Enkele uren later keerden ze terug. Zij, apetrots. In haar armen, een puppy. Wit met bruine vlekken. Afzichtelijk, vond ik, jaloers omdat ik van papa geen hondje kreeg.
De komst van het bruin gevlekte beestje zette mijn weerstand aan de kant. Na schooltijd bleef ik bij het fietshok treuzelen en volgde haar op enkele meters. Ter hoogte van het benzinestation werd het fietspad breder. Daar ging ik naast haar fietsen.
Het kostte me moeite om me aan haar langzame tempo aan te passen. Om op gelijke hoogte met haar te blijven moest ik bijna surplacen. De hele rit negeerde ze mijn aanwezigheid.
Bij haar thuis stalde ze haar fiets tegen de garage. Door de deur aan de zijkant wandelde ze hun huis binnen.
Ik kroop op de blauwe steen van het muurtje dat hun voortuin van de straat scheidde. Door mijn observaties van de voorbije weken kende ik het werkschema van haar papa. Normaal had hij nog thuis moeten zijn. Ik schudde mijn rekenboek en pennenzak uit mijn boekentas en loste de vraagstukken op die we voor huiswerk gekregen hadden. Net had ik de laatste rekensom opgelost toen de blauwe Ford de oprit naar het huis opreed. Op enkele meters bij me vandaan stopte hij. Het portier ging open. Eerst kwam zijn linkerbeen tevoorschijn, daarna zijn linkerarm. Zijn hand greep boven zijn hoofd naar het dak van de auto en met een zwaai kroop de rest van zijn lange lichaam de auto uit.
“Dag,” zei hij.
“Dag,” zei ik.
“Wacht je op Lieve?”
Ik zweeg.
“Kom,” zei hij en nam me mee binnen.
Zij zat in de keuken met haar rekenboek voor haar op tafel. Ze krabde in haar haar en zuchtte. Haar moeder zat tegenover haar, haar rug naar me gekeerd, groenten schoon te maken. Toen de puppy in zijn mandje naar me gromde, keek Lieve op. “Mopsie, stil.”
Haar blik doodde me. Het was die dodelijke blik waardoor haar moeder naar me omkeek. Mopsie bleef grommen.
“Wat breng jij mee binnen?”
“Dit meisje zat buiten op Lieve te wachten."
“Ja, zal wel." De minachting in haar stem was duidelijk hoorbaar. “Ze is een lelijke opschepper."
“Is dat zo”, vroeg haar vader. Zijn stem klonk nog steeds lief en meelevend.
Ik haalde mijn schouders op. “Eigenlijk ben ik voor u gekomen."
Er trok een frons over Lieves gezicht waardoor ze plots op Mopsie ging lijken.
“Voor mij?” vroeg haar vader.
Ik knikte.
“En waaraan heb ik die eer te danken?”
“Ik wilde de man ontmoeten die het nieuws kent nog voor het ’s ochtends in de krant verschijnt.”
Haar moeder keek op. Haar liploze mond ontspande. Het verrimpelde gezicht van Lieve kreeg eerst weer haar normale frons terug om nadien in een onontwarbare rimpel te ontaarden toen ze schuddebuikend begon te lachen. Haar vader trok een stoel bij en ging zitten.
“Wel, wel,” zei hij, “wel, wel. Nooit gedacht dat ik ooit een beroemdheid zou worden.”
Lieve lachte nu nog harder. Ook haar moeder lachte mee.
Het kon me niet schelen dat ze me uitlachten. Ik was het wachten op papa en het alleen zijn in het grote huis dat geen thuis maar een kille kelder was, beu. Het kamerbreed tapijt, de dik gevoerde overgordijnen, het warme dekentje, het lekkers in de snoepkast, de door de huishoudhulp bereide puddinkjes, Bébé en de andere poppen die me gezelschap hielden, de kattebelletjes van papa op het prikbord in de keuken, niets kon tippen aan de warmte tussen haar en haar papa.
En hier stond ik nu. Niet van plan me te laten verjagen door Mopsie of zijn baasjes. Ik zette een stap naar voren en keek naar de sommen op Lieves blad. De oplossing van het eerste vraagstuk was fout. De bewerking van het tweede vraagstuk stond op haar kladblad. Het was een verkeerde bewerking.
“Zal ik je helpen?”
“Nee.” Mijn toenadering werd door haar antwoord als een allesvernietigende bom versplinterd.
“Waarom niet? Mijn sterkste kant zijn letters”, zei haar vader, “en je moeder denkt bij de regel van drie aan de wasvoorschriften.”
Die lange geletterde man stond aan mijn kant. Ik lachte naar hem, ik wou hem onmiddellijk al mijn liefde geven.
De waterketel op het vuur kookte. Koffielucht vulde de keuken. Haar vader tilde het deksel van een grote pot op. Toen hij er met een pollepel in roerde en het gele kommetje in zijn hand vulde, vermengde de geur van soep zich met het koffiearoma.
“Ook zin?”
Hij vroeg het aan mij!
“Laat dat kind nu naar huis gaan. Straks gaat haar vader haar nog missen.”
Het klonk als een sneer die zo bedoeld was. Het kwam hard aan. Lieve trad haar moeder bij.
"Buiten de kuisvrouw is er bij haar thuis niemand die op haar wacht."
Mijn ogen prikten. Maar liever nog dan mijn tranen te laten stromen, veranderde ik in een muis.
Haar vaders hand kwam in mijn richting. Hij trok een stoel onder de tafel voor me uit en zette een kommetje soep voor me op tafel. Lieve zuchtte luidruchtig. Haar moeder kletste de soepketel dicht.
“Harry. Eet.” Het klonk als een gebod. “ Straks komt ge nog te laat op uw werk.”
Haar vader knipoogde naar me en samen lepelde we onze soep binnen. Het smaakte.
Lieve ging, net of ik niet naast haar aan de keukentafel zat, verder met het oplossen van haar sommen.
“Zo”, zei haar vader toen er nog enkel groene strepen in zijn gele kom restten, “ dan vertrek ik nu naar mijn werk. Anders liggen er morgen geen kranten in de winkel. Dat zou pas nieuws zijn.”
Hij goot melk bij de dampende koffie in de thermos en draaide de stop er op. De rode rekker knalde tegen zijn vergeelde brooddoos en samen met de thermos verdween hij in zijn boekentas. De metalen slotjes klikten toen hij ze in een keer met beide handen afsloot. Lieve en Benedicte kregen een kus. Ik een aai.
Ik hoorde het portier van de Ford dichtslaan. Zachtjes gromde de motor toen hij achteruit de oprit afreed.
Lieve bleef worstelen met haar vraagstukken maar vertikte het om mijn hulp te vragen. Haar moeder haalde een pakje uit de koelkast. Vaalrood papier plooide open. Twee worsten. Op mijn aanwezigheid was niet gerekend.
“Dan ga ik maar eens,” zei ik. Even meende ik een reactie bij Lieve te bespeuren. Zou ze me toch vragen haar te helpen. Nee. Haar gezicht hulde zich in een diepe frons en vernauwde haar ogen tot spleetjes die vol afgrijzen naar haar blad staarden. Net Mopsie.
Maar waar was die hond? Zijn mand was leeg. Ik keek de keuken rond. De deur naar de gang en living was dicht. De buitendeur stond op een kier.
“Mopsie, is weg.”
Benedicte keek om. Het duurde een eeuwigheid voor Lieve reageerde. En hoe ze reageerde, verwonderde me nog het meest. Ze stond niet op om mee te zoeken. Nee. Ze bleef op haar stoel zitten en begon te janken. Compleet zinloos.
Ik rende naar buiten en kijk daar lag Mopsie, zijn pootjes in de lucht, zijn buikje badend in de late zomerzon. Ik knielde neer en streelde zijn buikje. Onder mijn hand rolde hij heen en weer.
Plots stond Lieve bij de deur.
“Stop daarmee.”
Toen ik de lange afrit naar de straat afliep volgde Mopsie me op de voet.
“Mopsie! Hier!”
Mopsie koos mij boven zijn brullende baasje. Lieve stampte van colère. Haar brullen sloeg over in gejank.
“Mopsiiii!”
Ik kreeg medelijden met haar, tilde Mopsie op en bracht hem terug. Ze rukte hem uit mijn armen. Er volgde geen 'dank je'. Alleen die ogen, kil en leeg. Ze knipperden.
En naast Haar stond haar moeder. Uit het niets mompelde ze een woord. "Ondankbaar nest."
Waarmee ze mij bedoelde.
Inne zit aan de rand van het zwembad. Wanneer ik naast haar plaatsneem, schuift ze van me weg. Ik volg de beweging van haar voeten. Ze trekken cirkels in het water. Al snel trek ik iedere beweging na. In stilte komen we dichter tot elkaar. Zo gaat het altijd.
“Jij ziet die Erik graag, hé mam?"
Ontkennen heeft geen zin.
“Waarom laat je je dan wegjagen? Stop met vluchten en doe iets."
Die woorden heeft ze van mijn vader. Het zijn de juiste woorden op de juiste plaats. Ik zoek haar hand en knijp erin.
Papa wist wat vluchten was. Hij was het verdriet om het verlies van mama nooit te boven gekomen. Enkele uren na mijn geboorte was zij aan een beroerte overleden.
Als alleenstaande vader stortte hij zich op zijn politieke carrière en liet mij als pasgeborene aan de zorg van mijn grootouders over. Ik werd een doorgeefkind. De ene week verbleef ik bij Bonneke en Peter, de volgende week bij Bomma en Bompa. Ik werd zoals het nu met een mooie term genoemd wordt, opgevoed in co-ouderschap. Specifiek in mijn geval, in co-grootouderschap.
Mijn wil groeide echter zo sterk uit dat Bonneke ondanks haar liefde en zorgzaamheid, geen manier meer vond om me te doen luisteren.
Bomma en Bompa namen mij definitief in huis. Mijn aanwezigheid verzachtte de afwezigheid van mijn mama, hun overleden dochter.
Zondag was papa’s dag. ’s Nachts sliep ik op mijn zondagkamertje bij hem in het grote huis. Maandagochtend bracht hij me naar school en daar pikte Bomma me na schooltijd weer op en bleef ik voor de rest van de week bij haar en Bompa.
Het noodlot beëindigde mijn mooie leven. In één maand tijd verloor Bomma haar zus Stien en Bompa. Op een ochtend lag hij koud naast haar in bed.
Bompa, tante Stien en mama. De doden transformeerden mijn mollige Bomma tot een magere weergave van haarzelf. Ze gleed weg in een andere wereld. Depressie na depressie volgden elkaar op. Jaren later liet ook haar geheugen het afweten.
Zo kwam ik in de zomer van de eerste maanlanding in het grote huis bij papa wonen. Wij waren veroordeeld tot elkaar. Papa moest het met mij stellen en ik met hem. Ik miste Bomma. Haar knuffels, haar verhalen, haar begrip, haar strenge maar consequente aanpak. Haar ritueel na schooltijd. De tas chocolademelk en daarnaast één koekje. Iedere dag opnieuw mijn vraag, mag ik nog eentje? En iedere dag haar zelfde antwoord: tuurlijk, op één been kan je niet staan.
Direct twee koekjes naast mijn tas leggen was eenvoudiger geweest. En toch lag er steeds maar één. Het ritueel hoorde bij het moment van de dag. Het ritueel van thuiskomen.
Toen papa hoorde van mijn bezoek aan Lieve, spoorde hij me aan om dit na schooltijd te blijven doen.
“Die mensen willen je graag helpen. Je moet niet altijd vluchten wanneer het even tegen zit.”
Blijkbaar was Benedicte bij papa langsgekomen om mijn opvang met hem te bespreken. Natuurlijk pas nadat ze de voordelen van mijn verblijf bij haar in huis had ingezien. Papa zijn politieke carrière kon haar gestolen worden. Hij behoorde tot het linkse nest waar zij als christenmens niets mee te maken wilde hebben. Het was haar enkel om de roddels te doen. Door de weetjes die ze over papa bij mij kon lospeuteren, kreeg ze aanzien bij de vrouwen in de buurt.
En het was haar taak als christenmens om zich om een moederloos kind te bekommeren. Maar wel tegen betaling.
Iedere avond na schooltijd reed ik met Lieve mee naar huis. Na het uitlepelen van mijn kommetje soep mocht ik de rest van de avonden bij hen doorbrengen. Wanneer papa niet voor bedtijd thuiskwam, werd voor mij op Lieves kamer het logeerbed uitgeklapt.
Naast de bezoldiging die ze al van papa ontving, verwachtte Benedicte een tegenprestatie. Uit dankbaarheid voor wat ze voor me deed, moest ik mijn eigen mama doodzwijgen. Niet dat ze het met zoveel woorden zei. In ieder gesprek waar ik met één woord naar mama verwees, en die momenten waren voor mij hartverwarmend, bracht Benedicte het gesprek onmiddellijk op een ander onderwerp. De waarheid over mama's dood werd door haar een leugen genoemd. Mijn mama had papa verlaten voor een andere man.
Die roddel hoorde ik voor het eerst van Sylvie De Groot. Het speelde in op mijn verlangen mama ooit terug te zien. En verschafte mij een vrijbrief om mijn verlangen met een eigen verhaal in te kleuren. Mama leefde aan het andere eind van de wereld en papa stond haar niet toe om mij te bezoeken. Ze had er zelf voor gekozen om hem te verlaten en mij in de steek gelaten.
Mijn verhaal leverde mij een unieke status op. Ik was kind van gescheiden ouders met een moeder in het buitenland. Zeldzaam voor die tijd.
In ruil voor de rol die ze in mijn leven ging spelen, eiste Benedicte dat ik haar 'moeke' noemde. Ze kon nooit de mama zijn die ik in mijn fantasie creëerde. Ik kon geen genegenheid voor haar opbrengen. Het woord 'moeke' kwam enkel over mijn lippen wanneer ik er mijn voordeel mee kon doen. Mijn tegenwerking paste precies bij de inhoud van de titel die zij mij al van bij onze eerste ontmoeting had toebedeeld, 'ondankbaar nest'.
De aanwezigheid van twee kunstige duikers bij het zwembad, weerhoudt Inne om met me terug naar ons appartement te keren.
Terwijl ik mijn kleren in de kast hang en de rommel opruim, denk ik aan Erik. Ik hoop dat hij het blijven waard is. Want in hoeverre is hij nog de man die ik mij herinner? Wie ik ooit was, daar rest nog bitter weinig van.
Ik neem mezelf voor om niets te plannen noch te forceren en te aanvaarden wat er op mijn pad komt.
Wanneer ik voor het avondeten beneden in het restaurant van het hotel onze tafel aangewezen krijg, heb ik al meteen spijt van mijn beslissing. Het voor ons gereserveerde tafeltje staat in een hoek geprangd. Met minder dan een halve meter tussenruimte tussen hun tafel en de onze.
Zij neemt meteen het woord.
“Het eten is hier lekker."
Ik kijk naar haar bord. Het staat van haar af geschoven. Er is nauwelijks van gegeten.
“Daarom komen wij hier ieder jaar terug. Zijn jullie hier al eerder geweest?"
Ik schud mijn hoofd.
De hele tijd kijkt Erik naar zijn bord. Hij knoeit met het voedsel, hij eet niet.
“Eet toch wat,” port Zij hem aan. “Erik is een beetje slapjes vandaag. Is het niet schat?" Over de tafel grijpt ze zijn hand. Zijn vingers krommen en ballen tot een vuist.
Schat. Ja, denk ik, schone schijn. Dit eerste teken van afstand tussen Haar en Erik sterkt me. Meteen open ik al mijn registers en val aan.
“Hoezo slapjes? Vanmorgen voelden wij ons allebei dertig jaar jonger. Is het niet, Erik?"
Mijn woorden ontlokken een glimlach. Schuchter maar het is het begin van de ontdooiing.
Hij prikt een stuk vlees op zijn vork dat direct in zijn mond verdwijnt. De rest van wat er op zijn bord ligt, volgt.
Zij zegt niets meer. De sfeer is gespannen.
Vijfentwintig jaar geleden had ik verkozen te vertrekken. Een leven in de schaduw van Lieve en Erik als koppel, was geen optie. Ik begon aan een wereldreis, zonder doel.
Fysiek was ik van Erik gescheiden maar etherisch bleef hij mijn gezel. Ik zag hem, ik hoorde hem, ik voelde hem, ik overlegde met hem, discussieerde met hem, genoot met hem, was droevig met hem. Hij reisde met me mee. Donker of blond, krullend haar of kaal, dik of dun, blauwe ogen of zwart als kool, groot of klein. Overal ter wereld nam zijn etherische aanwezigheid een fysieke vorm aan. De ontgoocheling achteraf maakte het verdriet dieper. Onverwerkt verdriet is destructief. Het sloopt je lichaam, verscheurt je geest. Ik werd hard en meedogenloos.
Mijn uitgesproken mening hielp me niet echt, mijn agressie nog minder. In Argentinië raakte ik slaags met een man die zich door mij bedrogen voelde. Ik belandde in het ziekenhuis.
Daar eindigde mijn wereldreis. Papa haalde me terug naar huis. Waar ik anders terecht was gekomen, mag God weten. Waarschijnlijk in een gesloten kist, enkele reis naar België.
Vijf jaar had ik papa niet meer gezien. Het weerzien deed ons deugd. Papa knuffelde me!
"We moeten stoppen met vluchten," zei hij.
Hij zette een punt achter zijn politieke carrière en bleef thuis om voor mij te zorgen.
Zijn beslissing om met politiek te stoppen, hief de rem op die hij sinds de dood van mama op zijn gevoelens had gezet. Hij vond de weg om mij over haar te vertellen. Het heelde ons. Ons als individu en onze relatie. Hem over mama horen vertellen, bracht ons samen. We kwamen over ons verdriet heen. Hij, na meer dan dertig jaar over de dood van mama. En ik was Erik kwijt maar ik had mijn altijd afwezige papa gevonden en met hem de rijkdom van een mama die ik nooit had gekend. De wallen onder mijn ogen verdwenen, mijn grauwe huid kreeg kleur, mijn buikje bolde, de wijzer op de weegschaal liep steeds hoger op en mijn altijd steile haar krulde. Als wou het de wereld uitbundig tegemoet treden.
Ik zie Erik naar me knipogen. Na een pintje en het dessert schuift hij voldaan zijn bord naar voren.
“Wat doen we,” vraagt hij zijn beide kinderen, “ een balletje trappen?"
Zijn kinderen kijken hun moeder aan.
“Zo kort na het eten. Erik, dat is niet goed."
Protest in hun ogen maar dochter en zoon zwijgen. Pas wanneer Erik Haar opmerking negeert, durven zij hetzelfde te doen.
“Ik heb gehoord dat jij een bal hebt,” zegt hij tegen Inne. “Zin om mee te doen?"
Ze knikt. Mijn zelfstandige dochter vraagt niet naar de toestemming van haar moeder.
“Tot straks,” zegt Erik.
Ik blijf alleen met Haar, onwennig prutsend aan mijn bestek. Haar terloops gestelde vraag klinkt oppervlakkig maar ze vist naar meer.
“Ben je hier alleen met je dochter?"
Zonder te antwoorden, schuif ik mijn stoel onder tafel.
“An,” roept Ze. Ze staat op en loopt me achterna. “Ik had graag je mening gehoord over een probleempje waar ik hier bij niemand anders mee terecht kan."
Het is een leugen. Raad vragen is haar manier om je aandacht te vangen. En als ze je aandacht niet krijgt, probeert ze het met een cadeautje.
“Heb je zin in gebak? In de bar verkopen ze de beste Javanais ter wereld. Ik trakteer."
Ze pakt me op mijn zwakke plek maar ik bedank.
Uren heb ik naar Haar geluisterd. Uren die ik niet voor mezelf had. Uren waarin Zij mij opeiste.
Strik je slachtoffer met een cadeau waarvoor hij jou eeuwig dankbaar moet zijn en waardoor je hem naar je pijpen kan laten dansen. Dat is het motto van een slangenmens.
De naschoolse opvang bij hen thuis was het lokaas waarmee Benedicte mij in de val lokte. Ik verlangde naar een warm nest met Harry als papa, dus gaf Benedicte mij dat nest cadeau. In ruil eiste zij mijn onvoorwaardelijke liefde.
Niet enkel voor haar maar ook voor haar dochter.
Ik was niet alleen het slachtoffer van Benedicte haar grillen. Lieve leed meer dan ik. Aanvankelijk zag ik enkel het kwaad in Benedicte. Niet in haar dochter. Ik luisterde naar Lieves verhalen en werd erdoor geraakt. Ik bedacht oplossingen voor haar problemen. Mijn advies wist ze altijd wel zo te dirigeren dat ik precies zei wat zij horen wilde of ik precies uitvoerde wat zij in gedachten had.
Ik kreeg complimentjes en cadeautjes en voelde me belangrijk. De consequenties leerde ik achteraf pas kennen.
Ik was haar beste vriendin. Maar dat begrip had voor haar duidelijk een andere waarde dan voor mij. Ik vertelde heel wat over mijn diepste roerselen.
Haar talent om geheimen los te peuteren was veelzijdig. Ik vertrouwde haar, ging als het ware bij haar te biechten. Mijn geheimen waren bij haar veilig, dacht ik. Tot ik ontdekte hoe ze alles aan Benedicte overbriefde.
Tijd ging er overheen. Wanneer het hun voordelig uitkwam, maakten ze er misbruik van en chanteerden me.
Terug in mijn appartementje klap ik de slaapbank in de woonkamer uit. Dit wordt mijn bed voor de komende drie weken.
Ik neem een douche en trek losse kleren aan. Van de stapel boeken die ik meezeulde, neem ik het dikste boek. Al jaren neem ik me voor ze allemaal te lezen. Ooit, als ik met vakantie ga. Zodoende zitten ze allemaal in mijn bagage.
Ik sla het deken open en kruip met "Vergeef mij" van Wally Lamb in bed.
Net heb ik mijn bril opgezet of ik hoor de deur open gaan.
"Zo vroeg al terug," vraag ik zonder om te kijkten. Maar het is Inne niet.
"Stoor ik?"
Ik neem mijn bril af en leg mijn boek opzij. Mijn voeten zoeken mijn slippers.
"Blijf rustig liggen. Ik blijf maar even."
Alsof het de normaalste zaak ter wereld is, komt hij bij me op bed zitten.
"Ik ben blij dat je hier bent." Hij neemt mijn handen in die van hem.
"Angie..."
Grote, warme handen en een naam die ik zo gemist heb. Wanneer hij die naam uitspreekt, zit er een krop in zijn keel. Hij kucht niet eens om zijn ontroering te verdoezelen.
Toen we 'Angie' van de Rolling Stones ontdekten, werd het Eriks koosnaam voor mij. Officieel heette ik Angelina maar iedereen noemde mij An.
Angelina was de naam die mijn moeder voor mij gekozen had. Nog voor ze mij bij die naam had kunnen noemen, was ze doodgegaan.
Erik was niet op de hoogte van die geschiedenis. Door mij Angie te noemen, had hij haar wens min of meer in eer hersteld.
"Niet doen," zeg ik.
"Wat?"
"Hier binnen komen en me overvallen. Ik heb geen zin om..."
Zijn lippen omsluiten de mijne.
"Genieten," zegt hij. "Dat was toch jouw leuze? Genieten van elk moment dat je krijgen kunt." En weg is hij.
Voor Eriks grote verraad met Haar, was genieten voor mij vanzelfsprekend. Nadien werd het een opgave. Door miijn ontgoocheling in hij die mij het meest nabij stond, was ik de eenvoud ervan kwijt gespeeld.
Ik probeer me te herinneren hoe het was om enkel voor lust en plezier te leven. Het lukt me niet.
Uitgerekend hij die mij vijfentwintig jaar geleden door zijn onvoorspelbare zet emotioneel ontwrichtte, komt mij nu doodleuk vertellen dat ik niet moet nadenken maar genieten.
Ik ben woest.
"Dit lap je me geen tweede keer," snauw ik.
"Ook een goede avond, mam."
Languit ploft Inne naast me op de slaapbank neer. Ze beweert niet te weten waar ik het over heb. Het feit dat ze niet achter meer uitleg vist, verraadt haar. Iemand moet Erik de sleutelkaart van ons appartement gegeven hebben. Wie anders dan zij?
Ik treed niet in detail over wat me overkomen is en open de minibar.
"Santé mam, ik ga slapen." Ze staat op en geeft me een kus.
Overal waar ik heen ga, neem ik Johnnie Walker met me mee. Met Johnnie en Wally Lamb kruip ik terug in bed. Mijn gedachten dwalen af. Ik lees maar weet aan het einde van de alinea niet eens meer wat ik gelezen heb. Steeds opnieuw duikt Erik in mijn gedachten op. Mijn woede transformeert in een onstuitbare drang naar seks. Johnnie noch Wally zijn mans genoeg om mijn zelfhulp bij te staan.
Thuis zou ik Jan bellen, mijn WOB-man. Wippen, Ontbijten en Buiten. Ik verlang niet naar meer in onze relatie en Jan neemt daar vrede mee.
Mijn drift houdt me wakker. Omdat Johnnie een loser is leeg ik een tweede glas en een derde.
Soelaas vind ik op het balkon. In het nachtelijke duister is alles stil.
De plastic matras op de ligstoel is kil. Het koelt mijn lichaam. De innerlijke rust daagt op en uiteindelijk overwint de slaap mijn heetste dromen.
(Scroll verder naar beneden)
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.