"Dit is het perfecte huwelijk," zegt ze.
“Mam, waarom lig je hier te slapen?”
Meteen bij het ontwaken, voel ik het al. Dit wordt een klotedag. Zo één waarvan ik wens dat hij meteen in de volgende dag zou overgaan. In de hoop dat morgen beter wordt dan vandaag.
Ik voel me misselijk. In mijn nek ligt een onontwarbaar kluwen van opgezette aders. Tandpijn trekt van mijn kiezen naar mijn sinussen, mijn neus zit dicht. Het daglicht is ondraaglijk, mijn oog staat op ontploffen. Een knoert van een migraine huist in de rechterhelft van mijn hoofd.
Lusteloos blijf ik op de rand van de ligstoel zitten. Migraine is mijn Saturnus. Het is de rem die mij verplicht te rusten en onberedeneerd handelen voorkomt. Het dwingt me te bezinnen en plannen te laten bezinken. Het druist volledig in tegen mijn impulsieve aard. Ik haat het. Pas achteraf, wanneer de nieuwe weg betere perspectieven biedt, kan ik een vorm van blijdschap toelaten en mijn lichaam de migraine vergeven.
“Inne, geef je me mijn zonnebril even?”
Mijn hese stem, mijn passief gedrag en de vraag naar mijn zonnebril zijn voor Inne herkenbaar genoeg om te weten wat er met me aan de hand is.
Ik geef haar carte blanche om de ochtend door te brengen zoals zij verkiest. Dankbaar om dit aanbod helpt ze mij in haar bed. De gordijnen in de slaapkamer verduisteren beter dan die in de woonkamer. Ze dekt me toe en geeft me een kus. Voor ze vertrekt komt ze nog even langs.
“Hier mam, neem die maar.”
Ze geeft me twee pijnstillers en een glas water. De omgekeerde wereld voltrekt zich voor, ja, voor de hoeveelste keer al in haar jonge leven? De dochter die voor haar moeder zorgt.
Vanaf haar geboorte had ik haar willen waarschuwen: ik weet niet hoe het moet om moeder te zijn. Daarom noemde ik mezelf nooit, mama, moeke, mami of soortgelijke.
Kom maar bij An. An zal je troosten. Kijk eens wat An voor je meegebracht heeft. Heb je pijn, An zal er een kusje op geven. Mijn omgeving interpreteerde het als vrije opvoeding. Het leek meer beredeneerd dan het was. Gewoon het gevolg van mijn gevoel als moeder te falen. Ik liet hen in hun wijsheid.
Toen Inne zeven was, bleek ze wijzer dan al mijn vrienden. Na een ruzie met een vriendinnetje van haar, trachtte ik haar te sussen. “Vertel het me maar, ik ben toch je beste vriendin.” Haar antwoord was luid en duidelijk, “Nee, jij bent mijn mama."
Hoe ik er ook voor pleitte me bij mijn voornaam te blijven noemen. Vanaf die dag werd ik ‘mama’.
Sinds ze zich oud genoeg waant om zonder mijn moederlijke zorgen door het leven te gaan, noemt ze mij ‘mam’.
Iets voor elf uur forceer ik mezelf het bed uit. De twee tabletjes Nurofen hebben hun best gedaan. Ik voel me nog moe maar de misselijkheid is verdwenen en ik heb zelfs zin in een licht ontbijt.
Op mijn vraag brengt de ober me twee sneetjes brood en confituur.
Wat ik wil drinken?
Water.
Geen koffie?
Oh nee.
Thee?
Nee.
Chocolademelk?
Ik wuif met mijn hand. Het voorstel alleen al maakt me misselijk. Water. Gewoon water.
Dan pas merk ik het. Ons tafeltje staat tegen hun tafel aangeschoven. De ober weet van niets.
Was het idee van Haar? Ik hoor het Haar al tegen Inne zeggen: "schuif je tafeltje maar dicht bij het onze. Samen ontbijten is zoveel gezelliger."
De ober wil me helpen om mijn tafeltje terug op zijn oorspronkelijke plaats te schuiven. Dankbaar ga ik op zijn voorstel in maar bedenk dan dat het wel eens een idee van Inne was en niet van Haar.
“Laar maar. Het is oké.”
Zoals ik had verwacht zit mijn dochter, de waterrat, in het zwembad.
“Gaat het weer een beetje met je?” vraagt ze.
“Het lukt wel. Wat denk je ervan om samen een korte wandeling te maken. Het zal me goed doen.”
Ik zie haar snoet vertrekken en weet meteen dat ze niet zal meegaan. Ze heeft meer oog voor de twee knappe duikers van gisteren.
“Dat is Matt en zijn broer Otis. Keicoole gasten, mam."
Beide broers duiken synchroon het water in. Ik schat hun leeftijd en vind hen net iets te oud voor Inne. Maar het is vakantie en ik wil haar dag niet verpesten.
Achter het hotel volg ik de bosweg tot ik bij de Ourthe uitkom. Bij de oever stijgt een pad de heuvel op. Ondanks het restant migraine besluit ik het te beklimmen. Het pad is steiler dan verwacht. Ik voel mijn spieren werken en dat is heerlijk. In mijn hoofd neemt de migraine aan en af. Blijven klimmen, moedig ik mezelf aan en jaag het bloed door mijn aders. Zo kan ik de migraine kwijtspelen. Of hij slaat duizendvoudig terug. Het is dus een gok maar ik heb geluk. Hoe hoger ik klim, hoe vrijer het in mijn hoofd wordt. De pijn blijft knagen maar houdt zich koest.
Waar de gordel loofbomen overgaat in naaldwoud vernauwt het pad tot een smalle richel. Ik verlaat het en stap door de losse bladerlaag naar een oude eik. Zijn ontblote wortel biedt me een rustplaats.
Hoog boven zijn kruin, onzichtbaar voor mijn oog, krijst een roofvogel. In het dal zie ik de blinkende ader van de rivier, stroomafwaarts drinken koeien, een visser werpt er zijn lijn uit.
Terwijl ik over het landschap uitkijk, verplaatst het zonnevlekje, dat door een gaatje in het bladerdek op mijn knie schijnt, zich naar mijn hand. Later, ik moet in slaap gevallen zijn, heeft het een plaatsje op mijn voorhoofd veroverd. Precies daar waar vanmorgen die verdomde migraine zat. Mijn hoofd is weer vrij van pijn. Dit is alvast één stoorzender minder. Meteen dringt Zij, van wie ik de naam nog steeds niet noemen kan, weer in mijn gedachten naar voren.
Het introvert, gekwetste meisje kon in een luipaard veranderen en aanvallen. Geluidloos, onverwacht en haast onzichtbaar. Indien je zelf geen getuige was geweest, geloofde je niet dat zij tot zulke waanzinnige daden in staat was. Je pleitte haar vrij van alle schuld. Nee, je verdacht haar zelfs niet.
Het eerste voorval waar ik aan terugdenk is met Marie. Sportief buitenbeetje van onze klas. Gymnastiek was niet Haar ding. Enkele weken voor het einde van het schooljaar had Marie om Haar onhandig gestuntel, gelachen.
Haar altijd neergeslagen ogen moeten even verongelijkt hebben opgekeken. Niet voor lang. Geen seconde. Maar ik herkende die tic nog niet. Het betekende: Revanche.
De weerwraak volgde nooit onmiddellijk. Zij sloeg pas toe wanneer iedereen de oorspronkelijke aanleiding vergeten was.
Bij Marie gebeurde die genoegdoening tijdens het schoolfeest. Traditie wilde dat we als zesdeklassers in onze witte communiekleren verschenen.
Terwijl we onze ritmische dans klassikaal uitvoerde, hingen onze jurken in de kleedkamer. Onze schoenen zoals het hoorde, netjes op de plank boven de kleedhaakjes.
Na afloop van onze dans verliet Iedereen, behalve Marie de dansvloer. Zij had de eer om met een solo-act het schoolfeest af te sluiten. Leerlingen, leerkrachten, directie, ouders, ieders aandacht was gericht op Marie.
Ze kreeg een staande ovatie.
Marie straalde. Ze was het zonnetje voor elk van ons. Opgewekt en joviaal.
Van overal klonken haar complimentjes toe.
Het tumult dat we in onze opwinding veroorzaakten stokte plots.
Een inktvlek ontsierde Maries witte jurk. Boven op het rek tussen de schoenen druppelde het laatste beetje inkt uit de gekantelde fles.
Niemand begreep waar die fles vandaan kwam. De voorraad gevulde flessen stond in de gang naast de deur naar de kleedkamer in een kast. Maar hoe was die fles in de kleedkamer beland?
Die avond was Zij opvallend welgezind. De rimpels in haar mopshoofd leken verdwenen. Ze lachte om mijn fratsen en liet Mopsie zelfs toe om de hele avond bij me op schoot te zitten.
Waarom ze zo welgezind was, werd me pas duidelijk toen ze Mopsie van me overnam. Op haar handpalm zat een blauwe schijn. Precies daar waar die bij Juffrouw Elly ook zat nadat ze onze inktpotjes had bijgevuld.
Met de hele klas hadden we op een veilige afstand van de druipende fles toegekeken. Er was maar één mogelijkheid: Zij was de dader.
Ik zweeg.
Ik wilde mijn bevoorrechte positie bij haar thuis niet verliezen.
“Mam, goed dat je terug bent. Mag ik met Matt, Otis en Ulrike naar de film in de stad?”
“Ulrike?”
“Ja. De dochter van Erik, zus van Udo.”
“O, heet ze zo die dochter. Ik wist niet dat jij en die Teef vriendinnen waren.”
“Mam. Doe eens normaal. Tot straks?”
Ik geef haar een kus en weg is ze.
Erik zit in een zetel bij het zwembad. Van zijn eega geen spoor. Ik kan hem negeren en naar mijn kamer gaan. Maar waarom zou ik. Ik weet dat hij mijn gezelschap op prijs stelt.
“Dag Erik."
“Hé Angie. Alles goed?"
Hij wijst naar zijn voorhoofd. Inne is weer eens haar loslippige zelf geweest.
“Zet u,” zegt hij, “het is heerlijk in de zon."
Ik kijk naar de lege zetel naast hem en denk, waarom niet? Het kan me niet schelen waar Zij is. En eerlijk gezegd, ik wil haar reactie zien wanneer Ze ons hier naast elkaar aantreft.
Erik en ik raken elkaar niet aan. Toch de straling tussen onze lichamen heeft de kracht van een neutronenbom. Meteen sta ik weer zo heet als vannacht.
Weet je dat je me geil hebt achter gelaten? Mijn woorden blijven geluidloos maar Erik kreunt zachtjes.
“Erik! Word wakker. Onze auto staat niet meer op de parking."
“De kinderen zijn er mee naar de film. Je was er toch zelf bij toen Ulrike het kwam vragen."
“En jij hebt haar toestemming gegeven om met onze auto te gaan?"
“Liever met onze eigen auto dan met wildvreemde jongens mee te rijden. Zo heb jij het zelf gezegd."
“Toch niet hier, in de Ardennen. Met al die bochten in de weg."
“Wie heeft ons naar hier gereden? En wie rijdt ons al twee dagen overal naartoe? Ulrike. Toch?"
“Toen waren wij er bij. Nu is ze alleen."
“Luister Lieve, indien mijn beslissing je niet aanstaat, blijf er dan de volgende keer bij en zeg wat je te zeggen hebt."
“Jij had nee moeten zeggen."
Wanhopig steekt Erik zijn handen in de lucht. “Neem een voorbeeld aan An. Zij vertrouwt Ulrike genoeg om haar dochter met Ulrike mee te laten rijden en ze kent haar niet eens."
“Ulrike kan je vertrouwen. Zij neemt haar verantwoordelijkheid. Ze rijdt uiterst voorzichtig. Wees maar gerust,” sust Ze me.
“Waar maak jij je dan zorgen over?” vraag ik.
Achter haar rug schudt Erik wanhopig zijn hoofd.
“Heb je zin om samen met ons aan tafel te gaan?"
Zijn vraag klinkt als een noodkreet.
Indien Zij het mij gevraagd had, had ik geweigerd. Op Eriks aanbod ga ik met plezier in.
Gek hoe gewoontes zelfs na jaren in onbruik, overeind blijven. In onze driehoeksrelatie, wanneer Erik en ik enkel interesse voor elkaar hadden, veranderde het zwijgzame meisje in een kakelende kip.
Ook nu kakelt ze als een kip zonder kop. Het onderwerp ontgaat me.
Ze eet amper. Het voorgerecht en het hoofdgerecht worden praktisch onaangeroerd afgeruimd. Bij het opdienen van het dessert schuift ze haar stoel dichter bij de tafel. Het met frambozencoulis overgoten vanille ijs lijkt voor haar de uitgelezen drug tot het bereiken van het Nirwana. Ze haalt diep adem en snuift eraan. "Dit is het perfecte huwelijk," zegt ze. Uit haar mond klinkt het pathetisch.
Ik bied haar mijn perfecte huwelijk aan.
Ze lacht onzeker.
Mijn aanbod is helemaal niet cynisch bedoeld. Het koude ijs kan de migraine terug opwekken.
“Toe neem het. Anders heeft niemand er iets aan."
Erik tast naar zijn hoofd en steekt vragend zijn duim op. Dat hij de simpele reden van mijn handeling meteen begrijpt, maakt duidelijk hoe nauw wij nog steeds met elkaar verbonden zijn. De tussenliggende jaren hebben daar niets aan veranderd.
(Scroll verder naar beneden voor het beluisteren van Trixie Whitley - "Breathe you in my dreams")
Meteen bij het ontwaken, voel ik het al. Dit wordt een klotedag. Zo één waarvan ik wens dat hij meteen in de volgende dag zou overgaan. In de hoop dat morgen beter wordt dan vandaag.
Ik voel me misselijk. In mijn nek ligt een onontwarbaar kluwen van opgezette aders. Tandpijn trekt van mijn kiezen naar mijn sinussen, mijn neus zit dicht. Het daglicht is ondraaglijk, mijn oog staat op ontploffen. Een knoert van een migraine huist in de rechterhelft van mijn hoofd.
Lusteloos blijf ik op de rand van de ligstoel zitten. Migraine is mijn Saturnus. Het is de rem die mij verplicht te rusten en onberedeneerd handelen voorkomt. Het dwingt me te bezinnen en plannen te laten bezinken. Het druist volledig in tegen mijn impulsieve aard. Ik haat het. Pas achteraf, wanneer de nieuwe weg betere perspectieven biedt, kan ik een vorm van blijdschap toelaten en mijn lichaam de migraine vergeven.
“Inne, geef je me mijn zonnebril even?”
Mijn hese stem, mijn passief gedrag en de vraag naar mijn zonnebril zijn voor Inne herkenbaar genoeg om te weten wat er met me aan de hand is.
Ik geef haar carte blanche om de ochtend door te brengen zoals zij verkiest. Dankbaar om dit aanbod helpt ze mij in haar bed. De gordijnen in de slaapkamer verduisteren beter dan die in de woonkamer. Ze dekt me toe en geeft me een kus. Voor ze vertrekt komt ze nog even langs.
“Hier mam, neem die maar.”
Ze geeft me twee pijnstillers en een glas water. De omgekeerde wereld voltrekt zich voor, ja, voor de hoeveelste keer al in haar jonge leven? De dochter die voor haar moeder zorgt.
Vanaf haar geboorte had ik haar willen waarschuwen: ik weet niet hoe het moet om moeder te zijn. Daarom noemde ik mezelf nooit, mama, moeke, mami of soortgelijke.
Kom maar bij An. An zal je troosten. Kijk eens wat An voor je meegebracht heeft. Heb je pijn, An zal er een kusje op geven. Mijn omgeving interpreteerde het als vrije opvoeding. Het leek meer beredeneerd dan het was. Gewoon het gevolg van mijn gevoel als moeder te falen. Ik liet hen in hun wijsheid.
Toen Inne zeven was, bleek ze wijzer dan al mijn vrienden. Na een ruzie met een vriendinnetje van haar, trachtte ik haar te sussen. “Vertel het me maar, ik ben toch je beste vriendin.” Haar antwoord was luid en duidelijk, “Nee, jij bent mijn mama."
Hoe ik er ook voor pleitte me bij mijn voornaam te blijven noemen. Vanaf die dag werd ik ‘mama’.
Sinds ze zich oud genoeg waant om zonder mijn moederlijke zorgen door het leven te gaan, noemt ze mij ‘mam’.
Iets voor elf uur forceer ik mezelf het bed uit. De twee tabletjes Nurofen hebben hun best gedaan. Ik voel me nog moe maar de misselijkheid is verdwenen en ik heb zelfs zin in een licht ontbijt.
Op mijn vraag brengt de ober me twee sneetjes brood en confituur.
Wat ik wil drinken?
Water.
Geen koffie?
Oh nee.
Thee?
Nee.
Chocolademelk?
Ik wuif met mijn hand. Het voorstel alleen al maakt me misselijk. Water. Gewoon water.
Dan pas merk ik het. Ons tafeltje staat tegen hun tafel aangeschoven. De ober weet van niets.
Was het idee van Haar? Ik hoor het Haar al tegen Inne zeggen: "schuif je tafeltje maar dicht bij het onze. Samen ontbijten is zoveel gezelliger."
De ober wil me helpen om mijn tafeltje terug op zijn oorspronkelijke plaats te schuiven. Dankbaar ga ik op zijn voorstel in maar bedenk dan dat het wel eens een idee van Inne was en niet van Haar.
“Laar maar. Het is oké.”
Zoals ik had verwacht zit mijn dochter, de waterrat, in het zwembad.
“Gaat het weer een beetje met je?” vraagt ze.
“Het lukt wel. Wat denk je ervan om samen een korte wandeling te maken. Het zal me goed doen.”
Ik zie haar snoet vertrekken en weet meteen dat ze niet zal meegaan. Ze heeft meer oog voor de twee knappe duikers van gisteren.
“Dat is Matt en zijn broer Otis. Keicoole gasten, mam."
Beide broers duiken synchroon het water in. Ik schat hun leeftijd en vind hen net iets te oud voor Inne. Maar het is vakantie en ik wil haar dag niet verpesten.
Achter het hotel volg ik de bosweg tot ik bij de Ourthe uitkom. Bij de oever stijgt een pad de heuvel op. Ondanks het restant migraine besluit ik het te beklimmen. Het pad is steiler dan verwacht. Ik voel mijn spieren werken en dat is heerlijk. In mijn hoofd neemt de migraine aan en af. Blijven klimmen, moedig ik mezelf aan en jaag het bloed door mijn aders. Zo kan ik de migraine kwijtspelen. Of hij slaat duizendvoudig terug. Het is dus een gok maar ik heb geluk. Hoe hoger ik klim, hoe vrijer het in mijn hoofd wordt. De pijn blijft knagen maar houdt zich koest.
Waar de gordel loofbomen overgaat in naaldwoud vernauwt het pad tot een smalle richel. Ik verlaat het en stap door de losse bladerlaag naar een oude eik. Zijn ontblote wortel biedt me een rustplaats.
Hoog boven zijn kruin, onzichtbaar voor mijn oog, krijst een roofvogel. In het dal zie ik de blinkende ader van de rivier, stroomafwaarts drinken koeien, een visser werpt er zijn lijn uit.
Terwijl ik over het landschap uitkijk, verplaatst het zonnevlekje, dat door een gaatje in het bladerdek op mijn knie schijnt, zich naar mijn hand. Later, ik moet in slaap gevallen zijn, heeft het een plaatsje op mijn voorhoofd veroverd. Precies daar waar vanmorgen die verdomde migraine zat. Mijn hoofd is weer vrij van pijn. Dit is alvast één stoorzender minder. Meteen dringt Zij, van wie ik de naam nog steeds niet noemen kan, weer in mijn gedachten naar voren.
Het introvert, gekwetste meisje kon in een luipaard veranderen en aanvallen. Geluidloos, onverwacht en haast onzichtbaar. Indien je zelf geen getuige was geweest, geloofde je niet dat zij tot zulke waanzinnige daden in staat was. Je pleitte haar vrij van alle schuld. Nee, je verdacht haar zelfs niet.
Het eerste voorval waar ik aan terugdenk is met Marie. Sportief buitenbeetje van onze klas. Gymnastiek was niet Haar ding. Enkele weken voor het einde van het schooljaar had Marie om Haar onhandig gestuntel, gelachen.
Haar altijd neergeslagen ogen moeten even verongelijkt hebben opgekeken. Niet voor lang. Geen seconde. Maar ik herkende die tic nog niet. Het betekende: Revanche.
De weerwraak volgde nooit onmiddellijk. Zij sloeg pas toe wanneer iedereen de oorspronkelijke aanleiding vergeten was.
Bij Marie gebeurde die genoegdoening tijdens het schoolfeest. Traditie wilde dat we als zesdeklassers in onze witte communiekleren verschenen.
Terwijl we onze ritmische dans klassikaal uitvoerde, hingen onze jurken in de kleedkamer. Onze schoenen zoals het hoorde, netjes op de plank boven de kleedhaakjes.
Na afloop van onze dans verliet Iedereen, behalve Marie de dansvloer. Zij had de eer om met een solo-act het schoolfeest af te sluiten. Leerlingen, leerkrachten, directie, ouders, ieders aandacht was gericht op Marie.
Ze kreeg een staande ovatie.
Marie straalde. Ze was het zonnetje voor elk van ons. Opgewekt en joviaal.
Van overal klonken haar complimentjes toe.
Het tumult dat we in onze opwinding veroorzaakten stokte plots.
Een inktvlek ontsierde Maries witte jurk. Boven op het rek tussen de schoenen druppelde het laatste beetje inkt uit de gekantelde fles.
Niemand begreep waar die fles vandaan kwam. De voorraad gevulde flessen stond in de gang naast de deur naar de kleedkamer in een kast. Maar hoe was die fles in de kleedkamer beland?
Die avond was Zij opvallend welgezind. De rimpels in haar mopshoofd leken verdwenen. Ze lachte om mijn fratsen en liet Mopsie zelfs toe om de hele avond bij me op schoot te zitten.
Waarom ze zo welgezind was, werd me pas duidelijk toen ze Mopsie van me overnam. Op haar handpalm zat een blauwe schijn. Precies daar waar die bij Juffrouw Elly ook zat nadat ze onze inktpotjes had bijgevuld.
Met de hele klas hadden we op een veilige afstand van de druipende fles toegekeken. Er was maar één mogelijkheid: Zij was de dader.
Ik zweeg.
Ik wilde mijn bevoorrechte positie bij haar thuis niet verliezen.
“Mam, goed dat je terug bent. Mag ik met Matt, Otis en Ulrike naar de film in de stad?”
“Ulrike?”
“Ja. De dochter van Erik, zus van Udo.”
“O, heet ze zo die dochter. Ik wist niet dat jij en die Teef vriendinnen waren.”
“Mam. Doe eens normaal. Tot straks?”
Ik geef haar een kus en weg is ze.
Erik zit in een zetel bij het zwembad. Van zijn eega geen spoor. Ik kan hem negeren en naar mijn kamer gaan. Maar waarom zou ik. Ik weet dat hij mijn gezelschap op prijs stelt.
“Dag Erik."
“Hé Angie. Alles goed?"
Hij wijst naar zijn voorhoofd. Inne is weer eens haar loslippige zelf geweest.
“Zet u,” zegt hij, “het is heerlijk in de zon."
Ik kijk naar de lege zetel naast hem en denk, waarom niet? Het kan me niet schelen waar Zij is. En eerlijk gezegd, ik wil haar reactie zien wanneer Ze ons hier naast elkaar aantreft.
Erik en ik raken elkaar niet aan. Toch de straling tussen onze lichamen heeft de kracht van een neutronenbom. Meteen sta ik weer zo heet als vannacht.
Weet je dat je me geil hebt achter gelaten? Mijn woorden blijven geluidloos maar Erik kreunt zachtjes.
“Erik! Word wakker. Onze auto staat niet meer op de parking."
“De kinderen zijn er mee naar de film. Je was er toch zelf bij toen Ulrike het kwam vragen."
“En jij hebt haar toestemming gegeven om met onze auto te gaan?"
“Liever met onze eigen auto dan met wildvreemde jongens mee te rijden. Zo heb jij het zelf gezegd."
“Toch niet hier, in de Ardennen. Met al die bochten in de weg."
“Wie heeft ons naar hier gereden? En wie rijdt ons al twee dagen overal naartoe? Ulrike. Toch?"
“Toen waren wij er bij. Nu is ze alleen."
“Luister Lieve, indien mijn beslissing je niet aanstaat, blijf er dan de volgende keer bij en zeg wat je te zeggen hebt."
“Jij had nee moeten zeggen."
Wanhopig steekt Erik zijn handen in de lucht. “Neem een voorbeeld aan An. Zij vertrouwt Ulrike genoeg om haar dochter met Ulrike mee te laten rijden en ze kent haar niet eens."
“Ulrike kan je vertrouwen. Zij neemt haar verantwoordelijkheid. Ze rijdt uiterst voorzichtig. Wees maar gerust,” sust Ze me.
“Waar maak jij je dan zorgen over?” vraag ik.
Achter haar rug schudt Erik wanhopig zijn hoofd.
“Heb je zin om samen met ons aan tafel te gaan?"
Zijn vraag klinkt als een noodkreet.
Indien Zij het mij gevraagd had, had ik geweigerd. Op Eriks aanbod ga ik met plezier in.
Gek hoe gewoontes zelfs na jaren in onbruik, overeind blijven. In onze driehoeksrelatie, wanneer Erik en ik enkel interesse voor elkaar hadden, veranderde het zwijgzame meisje in een kakelende kip.
Ook nu kakelt ze als een kip zonder kop. Het onderwerp ontgaat me.
Ze eet amper. Het voorgerecht en het hoofdgerecht worden praktisch onaangeroerd afgeruimd. Bij het opdienen van het dessert schuift ze haar stoel dichter bij de tafel. Het met frambozencoulis overgoten vanille ijs lijkt voor haar de uitgelezen drug tot het bereiken van het Nirwana. Ze haalt diep adem en snuift eraan. "Dit is het perfecte huwelijk," zegt ze. Uit haar mond klinkt het pathetisch.
Ik bied haar mijn perfecte huwelijk aan.
Ze lacht onzeker.
Mijn aanbod is helemaal niet cynisch bedoeld. Het koude ijs kan de migraine terug opwekken.
“Toe neem het. Anders heeft niemand er iets aan."
Erik tast naar zijn hoofd en steekt vragend zijn duim op. Dat hij de simpele reden van mijn handeling meteen begrijpt, maakt duidelijk hoe nauw wij nog steeds met elkaar verbonden zijn. De tussenliggende jaren hebben daar niets aan veranderd.
(Scroll verder naar beneden voor het beluisteren van Trixie Whitley - "Breathe you in my dreams")
Wil je naar het volgende hoofdstuk? Klik op de rechtse foto. Terug naar het overzicht, klik op de linkse foto.