De waarheid geeft me ademruimte
Mijn inzicht van gisterenavond zorgt ervoor dat ik mijn wereld niet langer opsplitst in fragmenten. Door me te beperken tot de details miste ik de juiste invalshoek.
Ik begin het gezelschap van Matt aan de ontbijttafel te waarderen. Mijn kleine gezinnetje uitgebreid zien met een man, wekt een vrolijkheid in me op waar ik tot nu toe niet van wist dat ik die in me had. Er worden tussen Inne en mij meer woorden van waarde gesproken. Matt ontlokt ons reacties die onder ons tweetjes nooit ter sprake zouden komen. Mijn gevoel voor humor bloeit open, grapjes waar Inne ook om lachen kan.
Hoe jaloers ik aanvankelijk op hun verstandhouding was, zo open sta ik nu voor wat er tussen hen groeit. Ze is nog mijn kleine meisje maar evengoed een openbloeiende vrouw. Zij verdient een zorgeloze jeugd. Niet de zorg en last waarmee ik haar opzadel.
Mijn inzicht komt niets te vroeg. Puber zijn is hard. Ze heeft haar energie broodnodig om de verwarring en twijfels die zullen toeslaan te duiden. Wanneer ik mijn eigen zorgen ter hand neem, houd ik vast nog tijd over om haar daarin bij te staan.
Zie hen schitteren. Mijn dochter en haar vriend. Nog geen haar in de boter die hun relatie bekladt. Zij nog in de overtuiging dat haar relatie met Matt alle stormen omzeilen kan.
Ik wil het luisterend oor zijn wanneer de harde realiteit toeslaat. Zonder irritatie over tijdverlies of in te halen werk.
Ik ben er klaar voor om haar haar eigen leven te gunnen. Met tegenslagen, pijn en verdriet. Ik zal er zijn om haar te steunen wanneer het tegenzit.
"Als mama weer niet van plan is te verhuizen," hoor ik Inne zeggen.
"Eén keertje misschien nog."
Ze kijkt me ongelovig aan. "En dan nooit meer?"
"Wat als we het huis van Opa opknappen en daarheen verhuizen."
"In de buurt van Ulrike." Ze klapt in haar handen en wipt op haar stoel. Haar opwinding slaat om en met een bedenkelijk gezicht vraagt ze:
"Jij wilde daar toch nooit naar terug. Waarom nu wel? Toch niet om dichter bij Erik te zijn?"
"Omdat de tijd rijp is," zeg ik.
Wanneer ik opsta en achter de lege stoelen aan de tafel van de familie Wellens doorschuif, stel ik me de vraag of hun afwezigheid aan de ontbijttafel de laatste dagen, een jaarlijks terugkerend verschijnsel is. Misschien houdt het wel verband met de aanwezigheid van Benedicte en Harry in deze periode van hun verblijf.
Wanneer ik er bij de ober naar vraag, hebben ze voor de eerste keer in twintig jaar hun vol pension voor deze laatste week opgezegd.
Jammer. Meer nog dan Erik mis ik Harry. Met het vooruitzicht naar hun buurt te verhuizen, hoop ik erin te slagen hem thuis te ontvangen. Even snel tussendoor of wat langer wanneer het hem past.
De lucht is bewolkt maar de warmte die door de openslaande deur de lounge instroomt, lokt me naar buiten. Ondertussen heb ik achterhaald welke auto op de parking van Harry is. Nog steeds een Ford. Donkerblauw. Nummerplaat JM 418. Daardoor heb ik hem gevonden. Al van zolang ik Harry ken, hoort die nummerplaat bij hem. De Ford staat al enkele dagen twee plaatsen verder links van mijn wagen geparkeerd.
De auto van Erik en Lieve is in de laatste dagen ook niet meer van plaats veranderd. Buiten het bezoek van Ulrike aan Inne heb ik van Eriks familie niemand meer ontmoet. Ulrike heeft me al duidelijk laten merken hoe vreselijk ze het vindt wanneer ik haar met vragen bestook waar zij zelf geen antwoord op heeft. Het gekke is, hoe minder ik me afvraag hoe het nu met Erik gaat, hoe rustiger ik word. Mijn vakantie begint eindelijk op vakantie te lijken.
Even alles laten liggen en wandelen gaan, zou heerlijk zijn. Maar ik heb slechts een prototype van wat de flyer worden moet op mijn laptop staan. De tijd dringt om een definitief ontwerp naar Jan door te mailen. Ik maak van de nood een deugd en installeer mezelf op het terras.
Wanneer de zon door de wolken breekt, verblindt de lichtinval mijn zicht op het scherm. Zelfs nadat ik de lichtsterkte bijstel, kost het me moeite om te zien wat er staat. Ik kan me beter binnen terugtrekken. Met de juiste impuls heb ik voor hetzelfde resultaat, de helft minder tijd en inspanning nodig.
In de ban van het gepuzzel lever ik mijn beste werk. Vakkundige kneepjes wellen spontaan in me naar boven en dragen bij tot een opmaak die ik voordien niet in mijn vingers leek te hebben.
Wanneer ik de badkamer in wandel om een plasje te doen en mezelf in de spiegel zie, geniet ik van de glimlach op mijn gezicht. Verrast door mijn eigen ontspannen blik stap ik dichterbij. Mijn mondhoeken krullen. De lelijke heksenfrons waar Inne zich aan ergerde is verdwenen. Het kruisje om mijn hals ontlokt een brede glimlach. Marie-Andree vergeleek mijn manier van fotograferen met bidden. Zij duidde mij op de mogelijkheid die het fotograferen mij biedt om mijn kijk op de wereld te veranderen. Zelf zag ik het slechts als een passie die uitgroeide tot mijn beroep. Een passie die me in de loop der jaren behoedde te verdwalen in de doolhof die mijn leven was.
Marie-Andree maar ook Harry hebben mijn kijk op mezelf gewijzigd. Ik merk hoe fotograferen los komt van mijn nood aan een drug om het leven te hanteren. Ik durf te kijken voorbij de details naar het grote geheel. Het durven aanschouwen maakt me rustiger, wijzer, bevordert mijn vakmanschap en intuïtie.
Ik bekijk wat de flyer geworden is. Alle nodige informatie staat vermeld, contactgegevens en data van de cursussen in het najaar en het komende jaar. De foto's ogen mooi en spreken voor zich. Alles is klaar om naar Jan door te mailen.
Ik stel een mail op. Puur zakelijk. Wanneer ik op de verzendknop drukken wil, realiseer ik hoe egoïstisch ik denk. Door de brief zakelijk te houden, laat ik Jan in het ongewisse omtrent mijn keuze. Waarom durf ik niet eerlijk te zijn? Jan verdient een stand van zake.
“Liefste Jan,”
Het begin staat er al. Nu nog de rest. Liefste. Meen ik het? Natuurlijk meen ik het. Dus,
“Liefste Jan,
Hoe vertel ik jou hoe stuurloos mijn bootje nog steeds tussen twee havens ronddobbert. De waarheid over mijn abortus kwam aan het licht nog voor ik zelf, Erik op de hoogte brengen kon.
Moet ik je vertellen hoe emotioneel hij daarop reageerde, hoe emotioneel ik daarop reageerde. Hoe diep we wegzonken in ons eigen verdriet, niet in staat om naar elkaar te luisteren of begrip voor mekaar op te brengen. Alles is gezegd maar onze woorden hadden enkel een vernietigende kracht. Afgedreven zijn we.
Mijlenver van elkaar. Ik hier en hij, God weet waar.
Daardoor blijft de streng die mij met hem verbindt, een verward kluwen. Wat overblijft is wachten. Wachten tot Erik die schokkende waarheid een plaats geven kan en we in kalmte met elkaar kunnen praten.
Vroeger zou ik er vandoor zijn gegaan. Die tijd is voorbij. Ik wil komaf maken met mijn verleden en de gevolgen van alles wat ik al zolang ontken en ontwijk, aanvaarden.
Verder kom ik niet.
Ik wil mezelf geen nodeloze druk opleggen waaruit niets zinnig voortspruiten zou. Dus sla ik de brief op en beloof mezelf er straks verder aan te werken.
Ik trek mijn wandelschoenen aan en stap naar mijn lievelingsplekje aan de voet van de oude eik.
Op het pad langs de oever wandelt een man. Net ver genoeg voor me uit om zijn aanwezigheid niet als storend te ervaren. Wanneer hij een bocht in de weg rondt is hij telkens even uit mijn zicht verdwenen. Zijn wandeltempo is trager dan het mijne. Na iedere bocht die ik rond, kom ik steeds dichterbij. Bij een zijweggetje twijfel ik om het in te slaan. Maar ik wil naar de oude eik en die ligt die kant op waar het heertje ook naartoe stapt. Ik doe nog een poging om mijn wandeltred te vertragen maar dit werkt zo tegennatuurlijk. Ik moet voluit kunnen gaan. Meteen zet ik er vaart in.
Wanneer ik het heertje na de volgende bocht terug in mijn vizier krijg, staat hij stil. Zijn gsm aan zijn oor. Hij klikt hem toe en steekt hem in zijn broekzak. Nog blijft hij staan. Zijn aandacht wordt getrokken door iets bij het water. Voorzichtig zet hij enkele stappen dichterbij. Zijn schouders naar voren, kromme rug, de handen in de zakken van zijn jas, lichtjes door zijn knieën gebogen. Die vermoeide houding maakt hem ouder dan hij is. Daarom had ik hem niet meteen herkend.
Ik steek mijn arm door de zijne. Hij legt zijn hand op mijn hand. Ik rust mijn hoofd op zijn schouder en samen kijken we over het water uit.
Blauwe vlinders of zijn het libellen zweven van de ene drijvende wierenmassa naar de andere. Een parade van schoonheid. Sierlijk licht. Blauw van een nooit eerder geziene intensiteit. Feeëriek. Een lichtvoetig schouwspel.
Samen met de vlinders verplaatsen wij ons verder stroomopwaarts. Vanop het bruggetje hebben we een betere kijk op het glamoureuze spektakel.
"Ieder jaar zijn ze hier weer. Slechts één dag en dan zijn ze weg," zegt Harry.
Snel en dartel verplaatsen ze zich verder van ons weg maar van onder het bruggetje komen er steeds weer nieuwe bij. Net of ze ergens langs de oever uit hun cocon breken en voor het eerst uitvliegen. Maar volgens Harry zijn ze hier om te sterven.
"De cirkel is rond."
De associatie met Boudewijn de Groot zijn liedje 'verdronken vlinder', is er onverwacht snel.
"Om te leven dacht ik je zou een vlinder moeten zijn. Om te vliegen heel ver weg van alle leven alle pijn."
"Maar ik heb niet langer hinder van jaloersheid op een vlinder want zelfs vlinders moeten sterven laat ik niet mijn vreugd bederven..." zingt Harry met me mee.
"Hoeveel keer hebben Lieve en ik dit liedje niet bij jullie in de huiskamer meegezongen. Honderd keer?"
"Honderdduizend keer." De glimlach ontspant zijn gelaat. Zijn vingers trillen op de leuning van de brug. De ene hand brengt de andere tot bedaren.
"Weet je wat die vlinders me leren? Mijn tijd te nemen om te kijken naar de schoonheid die voor me ligt. Ik hoef het niet te zoeken in kerken of tempels. Hier wandelen en overweldigd worden door hun verschijning dat stemt me gelukkig. Niet het bidden in bedompte kerken in de hoop dat de zaligmakende geest over me nederdalen zal. Mijn tuintje thuis. Zaaien en oogsten, de knoppen in de lente zien ontluiken, bloesems zien groeien tot rijp fruit en daar op mijn bordje 's middags van genieten, dat is zaligmakend.
Door ons verstand wijken we af van die schoonheid die voor het rapen ligt. Altijd maar denken hoe het moet, analyseren, oplossingen bedenken tot we er hoofdpijn van krijgen. Tuinieren om de grootste en dikste prei, alles forceren en liefst zoveel mogelijk. Tijd en inspanning moeten renderen.
Weet je wat ik bij Hare Krishna geleerd heb? Mezelf niet op te delen in verstand en gevoelens. Begrijp je?"
"Jouw verhaal over mama heeft het mogelijk gemaakt om die kloof bij mezelf te zien."
"Ongedwongen open staan voor wat komen gaat," zegt hij.
"Door mama voor me menselijk te maken, heb je het gat in mijn buik van pijn en gemis, gedicht. Ik zie het leven niet langer als een wedstrijd die ik verliezen kan. Ik ben bereid te balanceren op het dunne koord, als het moet te vallen en opnieuw te proberen."
Hij knikt, "we mogen niet bang zijn te verdwalen."
"Ik ben nog wel bang."
"Zonder te verdwalen kunnen we niets nieuws ontdekken, zou ik het leven van Lieve zin blijven geven. Ik wil niet langer oordelen over haar leven of haar veroordelen. Daar is ze zelf verantwoordelijk voor. Verdwalen dwingt me om mijn problemen los te laten, zo niet verga ik van schuld."
"Mijn schuldgevoel tegenover Erik maakte me tot een harteloze tante. Zonder ontzag of mededogen. Nu mijn schuldgevoel wegebt, vraag ik me af of ik me daar niet schuldig over moet voelen."
"Je vraagt het je af maar je voelt je niet schuldig."
"Nee."
"Waarom het moeilijker maken dan het is. Gedane zaken nemen geen keer. Hij weet het nu."
"Misschien vind ik zelf wel dat ik een straf verdien?"
"Zou je dit schouwspel dan cadeau gekregen hebben?"
Hij legt zijn arm om mijn schouder.
"Ik weet niet hoe het met Erik en mij verder moet. Sinds mijn bekentenis heb ik niets meer van hem gehoord. Eerlijk Harry, toen ik hem hier tegenkwam wou ik hem terug. Maar het vertrouwen tussen mij en hem is gebroken. En is dat niet de basis om verder te kunnen? Wat overblijft is respect."
"Daar zou ik al heel tevreden mee zijn."
"Maar als je meer kon krijgen, zou je voor meer gaan."
"Zonder twijfel."
Harry's hand glijdt van mijn rug langzaam terug naar de leuning van de brug. Hij buigt er verder overheen alsof hij de blauwe vlinders van heel nabij volgen wil. Stil en aandachtig kijk ik met hem mee. De voorbij fladderende parade dunt langzaam uit.
"Weet je hoe gelukkig je moet zijn dat je hier vandaag bij aanwezig was. Een duizendste luk om dit mee te maken. Vandaag ben ik een tevreden man.
Laat die buitenaardse familie van mij maar hun eigen gang gaan. Ulrike muist er tussenuit. Lieve en Benedicte jutten elkaar op en Udo likt hun wonden. Teveel zorgen waar ik niets aan veranderen kan."
"En Erik?"
"Erik gaat zijn eigen weg. Jouw schuldgevoel verandert daar niets aan."
"Weet je Harry, je hebt gelijk."
"Weet je nu hoe het verder moet met Erik?"
"Ja."
"Goed."
"Wil je het niet weten?"
"Ik vertrouw je."
Ik neem zijn arm en leg hem in de mijne.
"Oh ja," zegt hij, " ik ben blij om je terug in onze buurt te mogen verwelkomen."
Vragend kijk ik hem aan.
"Berichtje van Ulrike, net voor jij eraan kwam," verklaart hij.
"Natuurlijk, Inne. Ze was zo opgetogen toen ik het haar vanmorgen vertelde."
De aanwezigheid en woorden van Harry hebben een wonder verricht. Zonder schuldgevoel en zonder schaamte om de afwezigheid van die schuld, kan ik mijn beslissing nemen. De weg ligt voor me open. Zoals de vlinders, recht op hun doel af. Zonder vragen die me nog langer kwellen. Met wie ik door het leven moet, lag al zolang voor de hand. Alleen ik zag het niet.
Met zachte hand wist jij die verdomde beerput van me beetje bij beetje open te wrikken. Stil en omzichtig kreeg jij voor mekaar waar niemand voordien ooit in slaagde. Niet alleen omdat ik het niet toeliet maar vooral omdat niemand mij met zoveel vertrouwen vervulde als jij.
Het kan geen toeval zijn dat ik net nu Erik ontmoette. Erik, de liefde van mijn leven. Tot voor kort. Tot ik voor mezelf toegaf hoe onmisbaar jij voor me bent. Ik ben bevoorrecht met een vriend als jij. Waar haal jij de kracht en het geduld vandaan om mij te verdragen. Enkel liefde kan wrok doden. En dat heb jij bij mij voor mekaar gekregen.
Je gunde me de vrijheid die ik nodig had en dwong me niet tot een keuze. Want in deze zaak was er geen keuze. Het was een afwikkeling van een proces, noodzakelijk om in mijn leven de juiste weg in te slaan.
Aan het begin van dit schrijven dobberde mijn bootje nog stuurloos rond tussen twee havens. Wel nu ben ik thuisgekomen.
Ik heb jouw aanwezigheid in mijn leven te lang als vanzelfsprekend beschouwd en jouw inbreng niet naar waarde geschat.
Maar mijn ogen werden geopend en nu wil ik je bedanken om de steun die je al zolang voor me bent. Onvoorwaardelijk heb jij me altijd bijgestaan, ondanks mijn halsstarrige, eigenzinnige, chagrijnige, egoïstische zelf. In stilte leed je maar je liet me begaan.
Jou komt toe wat je verdient. Mijn opgeruimde zelf zegt, JA. Ja op jouw vraag Jan, die je niet durfde te stellen. JA, ik wil met jou verder in dit leven. Niet langer af en toe maar volledig. Ik wil er voor jou zijn zoals jij er altijd voor mij geweest bent. Dit kunnen schrijven komt voort uit een diepe rust. Een rust waar jij de impuls van was en die ik met jou delen wil.
Ik hoef niet te herlezen wat ik geschreven heb. Ik weet precies wat er staat en van wat er staat is geen woord gelogen. Alles klopt. Ik druk de verzendknop in en ben opgelucht. De waarheid geeft me ademruimte.
Ik begin het gezelschap van Matt aan de ontbijttafel te waarderen. Mijn kleine gezinnetje uitgebreid zien met een man, wekt een vrolijkheid in me op waar ik tot nu toe niet van wist dat ik die in me had. Er worden tussen Inne en mij meer woorden van waarde gesproken. Matt ontlokt ons reacties die onder ons tweetjes nooit ter sprake zouden komen. Mijn gevoel voor humor bloeit open, grapjes waar Inne ook om lachen kan.
Hoe jaloers ik aanvankelijk op hun verstandhouding was, zo open sta ik nu voor wat er tussen hen groeit. Ze is nog mijn kleine meisje maar evengoed een openbloeiende vrouw. Zij verdient een zorgeloze jeugd. Niet de zorg en last waarmee ik haar opzadel.
Mijn inzicht komt niets te vroeg. Puber zijn is hard. Ze heeft haar energie broodnodig om de verwarring en twijfels die zullen toeslaan te duiden. Wanneer ik mijn eigen zorgen ter hand neem, houd ik vast nog tijd over om haar daarin bij te staan.
Zie hen schitteren. Mijn dochter en haar vriend. Nog geen haar in de boter die hun relatie bekladt. Zij nog in de overtuiging dat haar relatie met Matt alle stormen omzeilen kan.
Ik wil het luisterend oor zijn wanneer de harde realiteit toeslaat. Zonder irritatie over tijdverlies of in te halen werk.
Ik ben er klaar voor om haar haar eigen leven te gunnen. Met tegenslagen, pijn en verdriet. Ik zal er zijn om haar te steunen wanneer het tegenzit.
"Als mama weer niet van plan is te verhuizen," hoor ik Inne zeggen.
"Eén keertje misschien nog."
Ze kijkt me ongelovig aan. "En dan nooit meer?"
"Wat als we het huis van Opa opknappen en daarheen verhuizen."
"In de buurt van Ulrike." Ze klapt in haar handen en wipt op haar stoel. Haar opwinding slaat om en met een bedenkelijk gezicht vraagt ze:
"Jij wilde daar toch nooit naar terug. Waarom nu wel? Toch niet om dichter bij Erik te zijn?"
"Omdat de tijd rijp is," zeg ik.
Wanneer ik opsta en achter de lege stoelen aan de tafel van de familie Wellens doorschuif, stel ik me de vraag of hun afwezigheid aan de ontbijttafel de laatste dagen, een jaarlijks terugkerend verschijnsel is. Misschien houdt het wel verband met de aanwezigheid van Benedicte en Harry in deze periode van hun verblijf.
Wanneer ik er bij de ober naar vraag, hebben ze voor de eerste keer in twintig jaar hun vol pension voor deze laatste week opgezegd.
Jammer. Meer nog dan Erik mis ik Harry. Met het vooruitzicht naar hun buurt te verhuizen, hoop ik erin te slagen hem thuis te ontvangen. Even snel tussendoor of wat langer wanneer het hem past.
De lucht is bewolkt maar de warmte die door de openslaande deur de lounge instroomt, lokt me naar buiten. Ondertussen heb ik achterhaald welke auto op de parking van Harry is. Nog steeds een Ford. Donkerblauw. Nummerplaat JM 418. Daardoor heb ik hem gevonden. Al van zolang ik Harry ken, hoort die nummerplaat bij hem. De Ford staat al enkele dagen twee plaatsen verder links van mijn wagen geparkeerd.
De auto van Erik en Lieve is in de laatste dagen ook niet meer van plaats veranderd. Buiten het bezoek van Ulrike aan Inne heb ik van Eriks familie niemand meer ontmoet. Ulrike heeft me al duidelijk laten merken hoe vreselijk ze het vindt wanneer ik haar met vragen bestook waar zij zelf geen antwoord op heeft. Het gekke is, hoe minder ik me afvraag hoe het nu met Erik gaat, hoe rustiger ik word. Mijn vakantie begint eindelijk op vakantie te lijken.
Even alles laten liggen en wandelen gaan, zou heerlijk zijn. Maar ik heb slechts een prototype van wat de flyer worden moet op mijn laptop staan. De tijd dringt om een definitief ontwerp naar Jan door te mailen. Ik maak van de nood een deugd en installeer mezelf op het terras.
Wanneer de zon door de wolken breekt, verblindt de lichtinval mijn zicht op het scherm. Zelfs nadat ik de lichtsterkte bijstel, kost het me moeite om te zien wat er staat. Ik kan me beter binnen terugtrekken. Met de juiste impuls heb ik voor hetzelfde resultaat, de helft minder tijd en inspanning nodig.
In de ban van het gepuzzel lever ik mijn beste werk. Vakkundige kneepjes wellen spontaan in me naar boven en dragen bij tot een opmaak die ik voordien niet in mijn vingers leek te hebben.
Wanneer ik de badkamer in wandel om een plasje te doen en mezelf in de spiegel zie, geniet ik van de glimlach op mijn gezicht. Verrast door mijn eigen ontspannen blik stap ik dichterbij. Mijn mondhoeken krullen. De lelijke heksenfrons waar Inne zich aan ergerde is verdwenen. Het kruisje om mijn hals ontlokt een brede glimlach. Marie-Andree vergeleek mijn manier van fotograferen met bidden. Zij duidde mij op de mogelijkheid die het fotograferen mij biedt om mijn kijk op de wereld te veranderen. Zelf zag ik het slechts als een passie die uitgroeide tot mijn beroep. Een passie die me in de loop der jaren behoedde te verdwalen in de doolhof die mijn leven was.
Marie-Andree maar ook Harry hebben mijn kijk op mezelf gewijzigd. Ik merk hoe fotograferen los komt van mijn nood aan een drug om het leven te hanteren. Ik durf te kijken voorbij de details naar het grote geheel. Het durven aanschouwen maakt me rustiger, wijzer, bevordert mijn vakmanschap en intuïtie.
Ik bekijk wat de flyer geworden is. Alle nodige informatie staat vermeld, contactgegevens en data van de cursussen in het najaar en het komende jaar. De foto's ogen mooi en spreken voor zich. Alles is klaar om naar Jan door te mailen.
Ik stel een mail op. Puur zakelijk. Wanneer ik op de verzendknop drukken wil, realiseer ik hoe egoïstisch ik denk. Door de brief zakelijk te houden, laat ik Jan in het ongewisse omtrent mijn keuze. Waarom durf ik niet eerlijk te zijn? Jan verdient een stand van zake.
“Liefste Jan,”
Het begin staat er al. Nu nog de rest. Liefste. Meen ik het? Natuurlijk meen ik het. Dus,
“Liefste Jan,
Hoe vertel ik jou hoe stuurloos mijn bootje nog steeds tussen twee havens ronddobbert. De waarheid over mijn abortus kwam aan het licht nog voor ik zelf, Erik op de hoogte brengen kon.
Moet ik je vertellen hoe emotioneel hij daarop reageerde, hoe emotioneel ik daarop reageerde. Hoe diep we wegzonken in ons eigen verdriet, niet in staat om naar elkaar te luisteren of begrip voor mekaar op te brengen. Alles is gezegd maar onze woorden hadden enkel een vernietigende kracht. Afgedreven zijn we.
Mijlenver van elkaar. Ik hier en hij, God weet waar.
Daardoor blijft de streng die mij met hem verbindt, een verward kluwen. Wat overblijft is wachten. Wachten tot Erik die schokkende waarheid een plaats geven kan en we in kalmte met elkaar kunnen praten.
Vroeger zou ik er vandoor zijn gegaan. Die tijd is voorbij. Ik wil komaf maken met mijn verleden en de gevolgen van alles wat ik al zolang ontken en ontwijk, aanvaarden.
Verder kom ik niet.
Ik wil mezelf geen nodeloze druk opleggen waaruit niets zinnig voortspruiten zou. Dus sla ik de brief op en beloof mezelf er straks verder aan te werken.
Ik trek mijn wandelschoenen aan en stap naar mijn lievelingsplekje aan de voet van de oude eik.
Op het pad langs de oever wandelt een man. Net ver genoeg voor me uit om zijn aanwezigheid niet als storend te ervaren. Wanneer hij een bocht in de weg rondt is hij telkens even uit mijn zicht verdwenen. Zijn wandeltempo is trager dan het mijne. Na iedere bocht die ik rond, kom ik steeds dichterbij. Bij een zijweggetje twijfel ik om het in te slaan. Maar ik wil naar de oude eik en die ligt die kant op waar het heertje ook naartoe stapt. Ik doe nog een poging om mijn wandeltred te vertragen maar dit werkt zo tegennatuurlijk. Ik moet voluit kunnen gaan. Meteen zet ik er vaart in.
Wanneer ik het heertje na de volgende bocht terug in mijn vizier krijg, staat hij stil. Zijn gsm aan zijn oor. Hij klikt hem toe en steekt hem in zijn broekzak. Nog blijft hij staan. Zijn aandacht wordt getrokken door iets bij het water. Voorzichtig zet hij enkele stappen dichterbij. Zijn schouders naar voren, kromme rug, de handen in de zakken van zijn jas, lichtjes door zijn knieën gebogen. Die vermoeide houding maakt hem ouder dan hij is. Daarom had ik hem niet meteen herkend.
Ik steek mijn arm door de zijne. Hij legt zijn hand op mijn hand. Ik rust mijn hoofd op zijn schouder en samen kijken we over het water uit.
Blauwe vlinders of zijn het libellen zweven van de ene drijvende wierenmassa naar de andere. Een parade van schoonheid. Sierlijk licht. Blauw van een nooit eerder geziene intensiteit. Feeëriek. Een lichtvoetig schouwspel.
Samen met de vlinders verplaatsen wij ons verder stroomopwaarts. Vanop het bruggetje hebben we een betere kijk op het glamoureuze spektakel.
"Ieder jaar zijn ze hier weer. Slechts één dag en dan zijn ze weg," zegt Harry.
Snel en dartel verplaatsen ze zich verder van ons weg maar van onder het bruggetje komen er steeds weer nieuwe bij. Net of ze ergens langs de oever uit hun cocon breken en voor het eerst uitvliegen. Maar volgens Harry zijn ze hier om te sterven.
"De cirkel is rond."
De associatie met Boudewijn de Groot zijn liedje 'verdronken vlinder', is er onverwacht snel.
"Om te leven dacht ik je zou een vlinder moeten zijn. Om te vliegen heel ver weg van alle leven alle pijn."
"Maar ik heb niet langer hinder van jaloersheid op een vlinder want zelfs vlinders moeten sterven laat ik niet mijn vreugd bederven..." zingt Harry met me mee.
"Hoeveel keer hebben Lieve en ik dit liedje niet bij jullie in de huiskamer meegezongen. Honderd keer?"
"Honderdduizend keer." De glimlach ontspant zijn gelaat. Zijn vingers trillen op de leuning van de brug. De ene hand brengt de andere tot bedaren.
"Weet je wat die vlinders me leren? Mijn tijd te nemen om te kijken naar de schoonheid die voor me ligt. Ik hoef het niet te zoeken in kerken of tempels. Hier wandelen en overweldigd worden door hun verschijning dat stemt me gelukkig. Niet het bidden in bedompte kerken in de hoop dat de zaligmakende geest over me nederdalen zal. Mijn tuintje thuis. Zaaien en oogsten, de knoppen in de lente zien ontluiken, bloesems zien groeien tot rijp fruit en daar op mijn bordje 's middags van genieten, dat is zaligmakend.
Door ons verstand wijken we af van die schoonheid die voor het rapen ligt. Altijd maar denken hoe het moet, analyseren, oplossingen bedenken tot we er hoofdpijn van krijgen. Tuinieren om de grootste en dikste prei, alles forceren en liefst zoveel mogelijk. Tijd en inspanning moeten renderen.
Weet je wat ik bij Hare Krishna geleerd heb? Mezelf niet op te delen in verstand en gevoelens. Begrijp je?"
"Jouw verhaal over mama heeft het mogelijk gemaakt om die kloof bij mezelf te zien."
"Ongedwongen open staan voor wat komen gaat," zegt hij.
"Door mama voor me menselijk te maken, heb je het gat in mijn buik van pijn en gemis, gedicht. Ik zie het leven niet langer als een wedstrijd die ik verliezen kan. Ik ben bereid te balanceren op het dunne koord, als het moet te vallen en opnieuw te proberen."
Hij knikt, "we mogen niet bang zijn te verdwalen."
"Ik ben nog wel bang."
"Zonder te verdwalen kunnen we niets nieuws ontdekken, zou ik het leven van Lieve zin blijven geven. Ik wil niet langer oordelen over haar leven of haar veroordelen. Daar is ze zelf verantwoordelijk voor. Verdwalen dwingt me om mijn problemen los te laten, zo niet verga ik van schuld."
"Mijn schuldgevoel tegenover Erik maakte me tot een harteloze tante. Zonder ontzag of mededogen. Nu mijn schuldgevoel wegebt, vraag ik me af of ik me daar niet schuldig over moet voelen."
"Je vraagt het je af maar je voelt je niet schuldig."
"Nee."
"Waarom het moeilijker maken dan het is. Gedane zaken nemen geen keer. Hij weet het nu."
"Misschien vind ik zelf wel dat ik een straf verdien?"
"Zou je dit schouwspel dan cadeau gekregen hebben?"
Hij legt zijn arm om mijn schouder.
"Ik weet niet hoe het met Erik en mij verder moet. Sinds mijn bekentenis heb ik niets meer van hem gehoord. Eerlijk Harry, toen ik hem hier tegenkwam wou ik hem terug. Maar het vertrouwen tussen mij en hem is gebroken. En is dat niet de basis om verder te kunnen? Wat overblijft is respect."
"Daar zou ik al heel tevreden mee zijn."
"Maar als je meer kon krijgen, zou je voor meer gaan."
"Zonder twijfel."
Harry's hand glijdt van mijn rug langzaam terug naar de leuning van de brug. Hij buigt er verder overheen alsof hij de blauwe vlinders van heel nabij volgen wil. Stil en aandachtig kijk ik met hem mee. De voorbij fladderende parade dunt langzaam uit.
"Weet je hoe gelukkig je moet zijn dat je hier vandaag bij aanwezig was. Een duizendste luk om dit mee te maken. Vandaag ben ik een tevreden man.
Laat die buitenaardse familie van mij maar hun eigen gang gaan. Ulrike muist er tussenuit. Lieve en Benedicte jutten elkaar op en Udo likt hun wonden. Teveel zorgen waar ik niets aan veranderen kan."
"En Erik?"
"Erik gaat zijn eigen weg. Jouw schuldgevoel verandert daar niets aan."
"Weet je Harry, je hebt gelijk."
"Weet je nu hoe het verder moet met Erik?"
"Ja."
"Goed."
"Wil je het niet weten?"
"Ik vertrouw je."
Ik neem zijn arm en leg hem in de mijne.
"Oh ja," zegt hij, " ik ben blij om je terug in onze buurt te mogen verwelkomen."
Vragend kijk ik hem aan.
"Berichtje van Ulrike, net voor jij eraan kwam," verklaart hij.
"Natuurlijk, Inne. Ze was zo opgetogen toen ik het haar vanmorgen vertelde."
De aanwezigheid en woorden van Harry hebben een wonder verricht. Zonder schuldgevoel en zonder schaamte om de afwezigheid van die schuld, kan ik mijn beslissing nemen. De weg ligt voor me open. Zoals de vlinders, recht op hun doel af. Zonder vragen die me nog langer kwellen. Met wie ik door het leven moet, lag al zolang voor de hand. Alleen ik zag het niet.
Met zachte hand wist jij die verdomde beerput van me beetje bij beetje open te wrikken. Stil en omzichtig kreeg jij voor mekaar waar niemand voordien ooit in slaagde. Niet alleen omdat ik het niet toeliet maar vooral omdat niemand mij met zoveel vertrouwen vervulde als jij.
Het kan geen toeval zijn dat ik net nu Erik ontmoette. Erik, de liefde van mijn leven. Tot voor kort. Tot ik voor mezelf toegaf hoe onmisbaar jij voor me bent. Ik ben bevoorrecht met een vriend als jij. Waar haal jij de kracht en het geduld vandaan om mij te verdragen. Enkel liefde kan wrok doden. En dat heb jij bij mij voor mekaar gekregen.
Je gunde me de vrijheid die ik nodig had en dwong me niet tot een keuze. Want in deze zaak was er geen keuze. Het was een afwikkeling van een proces, noodzakelijk om in mijn leven de juiste weg in te slaan.
Aan het begin van dit schrijven dobberde mijn bootje nog stuurloos rond tussen twee havens. Wel nu ben ik thuisgekomen.
Ik heb jouw aanwezigheid in mijn leven te lang als vanzelfsprekend beschouwd en jouw inbreng niet naar waarde geschat.
Maar mijn ogen werden geopend en nu wil ik je bedanken om de steun die je al zolang voor me bent. Onvoorwaardelijk heb jij me altijd bijgestaan, ondanks mijn halsstarrige, eigenzinnige, chagrijnige, egoïstische zelf. In stilte leed je maar je liet me begaan.
Jou komt toe wat je verdient. Mijn opgeruimde zelf zegt, JA. Ja op jouw vraag Jan, die je niet durfde te stellen. JA, ik wil met jou verder in dit leven. Niet langer af en toe maar volledig. Ik wil er voor jou zijn zoals jij er altijd voor mij geweest bent. Dit kunnen schrijven komt voort uit een diepe rust. Een rust waar jij de impuls van was en die ik met jou delen wil.
Ik hoef niet te herlezen wat ik geschreven heb. Ik weet precies wat er staat en van wat er staat is geen woord gelogen. Alles klopt. Ik druk de verzendknop in en ben opgelucht. De waarheid geeft me ademruimte.